Rudolf Escher
Ziehier de korte kantteekeningen die ik maakte voor en tijdens het luisteren naar de eerste uitvoering van Escher's Musique pour l'esprit en deuil, gecomponeerd in 1942/43, en Zondagmiddag 19 Jan. gedirigeerd door Eduard van Beinum:
Groot orkest, viervoudige bezetting van hout en koper, plus saxophoons; zeer uitgebreid slagwerk.
Opening met forsch Wilhelmus in Engelschen trant, staande gespeeld en aangehoord.
Men moet zich terugrukken naar de sfeer van Escher. Een bijna ondoenlijke inwendige modulatie maken. Slecht voor het opnemen der compositie.
Muziek begint met vagen, gonzenden, doffen, somberen grondtoon. Uit donkeren chaos ontstaat groeiend geruisch, toenemend geritsel als suizend kletteren van regen, over grauwe vlagen heen ontwikkelt zich fragiele, klagende melodie, met fragmentarische, vertrouwelijke interrupties van hoorns in Mahlersch mineur, in een zijige, zacht-paarse kleur.
Vloeiend geluid wordt van binnen uit geanimeerd tot breede melodische bewegingen, onderbroken, afgewisseld door signalen van trompetten en hoorns, scheuren van gedempte bazuinen, echo's van ver gelui.
Doorbraak van hoogen, sterken, mobielen, klaar-lichtenden, zingenden klank, die langzaam afluwt naar stilte.
Rust en stilte in klokken-toon, zoemende pizzicato's, geroffel van trommen. Nieuwe rhythmische en melodische aanheffen. De deinende cadans evolueert geleidelijk naar rhythme van marsch, hard, strak, sterk, obstinaat, hoe langer hoe solieder, precieser, hypnotiseerender, groen-grijze effenheid, bestraald met brokken van melodie, doorstreept met felle, sonore, kleurige vlekken.
Geregelde stuwing en stijging op onverbreekbaar, obsedeerend vierkwarts marsch-rhythme naar totaal toppunt, onbegrensde vlakte van bruisend rumoer, naar een puissant, poignant, meer en meer exalteerend, met een opperste energie, een oppersten wil doorgezet, volgehouden, verzwelgend, verblindend, formidabel fortissimo. Magnifieke, eindelooze orchestrale davering.
Stort in tot stilte en immobiliteit. Terugkeer naar den aanvang, smeekend, klagend, ruischend, in helderder kleur. Eindigt in mild, zacht-paars accoord.
Duur der zonder wankelen vastbelijnde spanning: twintig minuten. Magistrale behandeling van het orkest en de moderne harmonie. Eenvoudige, lapidaire architectuur. Te weinig en te stereotiepe melodische inventie. Escher heeft een eigen constructieve visie; moet zoeken en vinden een eigen melodie.
Dit zijn voorloopige, momentane impressies. Het is onmogelijk om bij een enkel hooren van onbekende muziek een definitief oordeel te formuleeren over haar intrinsieke deugden, over de hernieuwbaarheid der impulsen welke zij wekt, over de wijze waarop wij ons een volgende maal tegenover die impulsen zullen gedragen, over haar innerlijke draagkracht en duurzaamheid, zelfs over de gebruikte scripturale en instrumentale middelen. Want zoodra muziek geklonken heeft, en reeds terwijl zij klinkt, ontsnappen den waarnemer, die tegelijk moet observeeren en tegelijk moet herinneren, alle positieve, reëele punten van contrôle en vergelijking. Hetgeen hij kan controleeren zijn vliegende, provisorische, meestal approximatieve indrukken, waarvan niets hem bevestiging kan geven. Een muzikale noviteit, goed genoeg om door haar vermoedelijke beteekenis dit raadsel te behelzen, (en zulke noviteiten zijn reeds schaarsch) zou daarom aan 't einde van het concert waarop haar eerste uitvoering plaats vond, herhaald moeten worden voor hen, die een vollediger kennis wenschen van het nieuwe werk.
Ik zou zeer gaarne de compositie van Escher, welke ik representatief acht voor het gansche hedendaagsche muzikale kunnen, aanstonds herhoord hebben, om mij te vergewissen van haar macht.