Een goed werk!
Dezer dagen heb ik uitgerekend, dat een Hollandsch componist, wanneer hij zeer in aanzien staat bij zijn landgenooten, wanneer de dirigenten en de critici hem om een of andere reden niet een al te kwaad hart toedragen en wanneer hij niet te vroeg sterft, bij het einde van zijn leven (dus niet in het begin) en op voorwaarde, dat hij naarstig arbeidt, een inkomen kan bereiken van achthonderd tot duizend gulden per jaar.
In dit welsprekende, uiterst optimistisch geraamde cijfer, zijn alleen begrepen de auteursrechten welke geïnd worden bij de opvoering zijner composities. Het kan natuurlijk gebeuren dat hij een opdracht krijgt van de regeering of van particulieren. Doch dat zijn buitenkansjes, die slechts af en toe uit de lucht vallen, als het lot uit de loterij.
Van het uitgeven zijner muziek heeft hij even weinig te verwachten. Ten eerste, omdat zijn werken, wanneer zij den omvang van een paar pagina's overschrijden, geregeld manuscript blijven, want in een klein land, gelijk het onze, bestaat voor groote composities geen rendeerend debiet, bestaat dus ook geen drukkerij. Ten tweede, omdat hij, wanneer zijn werk gedrukt wordt, bij de gratie Gods (in 't buitenland b.v.), onder de beste omstandigheden maar een prikje incasseert als honorarium, onder gewone omstandigheden geen cent, en onder de meest gebruikelijke er geld bijlegt. Men houde onze uitgevers hierom niet voor uitbuiters. Zij moeten zelf ook leven, en op een zeer beperkt afzetgebied. Met heel den roem onzer orchest-dirigenten is voor de propaganda der Nederlandsche muziek buiten onze grenzen nog zoo goed als niets gedaan.
Op dat jaarlijksche inkomen van acht honderd tot duizend gulden moeten in mindering gebracht worden de kosten voor het maken van het materiaal. Een symphonie, een concerto, een oratorium, is niet enkel een lijvig foliant dat men partituur noemt, en dat door den componist zelf geschreven wordt. Ze zijn eveneens de talrijke bladen, welke men voor een uitvoering op de lessenaars plaatst, de partijen, die uit de partituur gecopieerd worden door een specialist. Dit ‘materiaal’ weegt kilo's en kilo's. Het vergt een arbeid van twee tot drie maanden, en de kosten voor een gemiddelde symphonie, die ongeveer een half uur duurt, beloopen tusschen de twee- en driehonderd gulden, welke voor den componist verloren gaan, wanneer ze niet in den vorm van ‘materiaal-huur’ bij volgende opvoeringen vergoed worden. Maar zulke volgende opvoeringen zijn altijd wisselvallig. Er is succes voor noodig, een lang leven, en een niet al te kwaad hart bij dirigenten en critici.
Uit deze berekening blijkt duidelijk welk een sociale paria in Nederland de componist gebleven is. Zelfs als hij beroemd wordt onder zijn medeburgers, beoefent hij nog een waar hondenbaantje. Om een groot werk op touw te zetten moet hij fortuin bezitten, of zich totaal door den waanzin der muzen laten bevangen. Het eerste is zeldzaam. Neem het hem niet kwalijk wanneer hij 't tweede soms vermijdt uit zelfbehoud, uit sympathie voor de zijnen. Trek dan de consequenties, welke een dergelijke toestand noodzakelijkerwijze meesleept voor onze Muziek.
Een deel van deze euvels zal in de naaste toekomst verholpen worden door de Stichting Nederlandsche Muziekbelangen. Dit instituut is een sectie van het Bureau voor Muziekauteursrecht (de Buma), en werd opgericht in 1935. Tijdens de jaren toen de orkestdirecties zich weinig bekommerden om nationale kunst, (en dit verbeterde niet noemenswaardig) organiseerde de Stichting onder den naam Maneto (manifestatie van Nederlandsche Toonkunst) concerten van uitsluitend Hollandsche werken, waaraan gevestigde en rijk ondersteunde instellingen geen moeite en geen geld wilden besteden. Voor de opvoering van Nederlandsche composities keerde de Stichting premies uit aan reeds van regeerings- en gemeente-wege gesubsidieerde ondernemingen als het Concertgebouw, het Rotterdamsch Philharmonisch Orchest, waaruit ten overvloede blijkt welk een precair, behoeftig leven onze scheppende kunst gedwongen is te leiden. De Stichting stelde een tweejaarlijksche prijs in voor een Nederlandsche compositie. Zij hernieuwde de collectie Hollandsche muziek van het Rotterdamsch orchest, toen deze vernietigd was door het bombardement. Al die interventies, welke voorkomen uit intelligente bezorgdheid voor onze kunst en uit een realistischen kijk op de hachelijkheid harer levensvoorwaarden, worden gefinancierd met het kas-overschot waarover de Buma aan 't eind van elk boekjaar beschikken kan, omdat een aantal geïnde auteursrechten wegens ontstentenis der belanghebbenden niet uitbetaalbaar is.
De Stichting heeft eveneens een bibliotheek opgericht welke onder de leiding van Marius Flothuis sinds enkele maanden een opmerkelijke uitbreiding ondergaan heeft. Wanneer de plannen, waarop deze nieuwe organisatie gebaseerd is, verwezenlijkt kunnen worden, zal de Bibliotheek der Stichting Nederlandsche Muziekbelangen over eenigen tijd fungeeren als documentatiecentrum, waar ieder geïnteresseerde, 't zij dirigent, 't zij musicoloog, onze geheele moderne toonkunst niet alleen lezen kan, doch door toevoeging eener discotheek, ook de mogelijkheid zal vinden om haar te hooren.
De Bibliotheek echter wenscht nog meer te zijn voor de Hollandsche muziek dan een neutraal en improductief museum, of mausoleum, van verzamelde werken. Zij wil den componist, die haar een manuscript toevertrouwt, dat uitvoerbaar is en een uitvoering verdient, ontheffen van elken kommer over het ‘materiaal’, dat voortaan op kosten der Stichting wordt uitgeschreven en onderhouden. Geen enkel recht heeft hij daarvoor af te staan. Zelfs de opbrengst der uitverhuring van het materiaal, dat gratis voor hem vervaardigd en beheerd wordt, blijft zijn eigendom. De Stichting stelt hem geen andere conditie dan dat hij de artistieke waarde van het werk waaraan zij dezen steun verleent, onderwerpt aan de goedkeuring harer bibliotheek-commissie.
Het schijnt mij dat een voor onze muziek zoo nuttige en onmisbare werkzaamheid op de ruimste bekendheid mag aanspraak maken. Ik vrees dat het kas-overschot der Buma de kosten niet altijd zal kunnen dekken. En het directste middel om de toekomst te verzekeren van een uitnemend initiatief is een beroep op de aandacht en de medewerking van alle Nederlanders die zong dragen voor onze Muziek.