Dirigenten
Het systeem der onderlinge uitwisseling van beroemde dirigenten, zooals dat tegenwoordig door het Concertgebouw wordt toegepast, komt waarschijnlijk een beetje duurder uit dan bij de geheel rationeele exploitatie eener instelling toelaatbaar is, maar zooals Charles Munch en de Hollandsche adviseurs die zijn programma's samenstellen, hun taak opvatten, valt er tegen een systeem, dat gelijk alle dingen goed en slecht kan worden aangewend, van een artistiek standpunt tenminste niets aan te merken.
Zulk een uitwisseling is profijtelijk voor Munch, die hier in Amsterdam binnen twee weken meer zuiver-muzikaals kan uitrichten dan gedurende vier maanden te Parijs, waar alle orchesten, karig gesubsidieerd (dat der Radio uitgezonderd) op de recette leven, van de recette elke repetitie bekostigen (dus bezuinigen) en van de recette de keuze der te spelen werken (of ze een talrijk orchest vorderen en supplementaire instrumenten; of ze attractief genoeg zijn om een zaal te vullen) moet laten afhangen.
Zulk een uitwisseling is ook profijtelijk voor ons orchest dat onder een vasten dirigent gevaar loopt te verstarren in een uniformen stijl, te verslappen in een brillante maar monotone routine, en langzaam aan gesloten te raken voor een spontane belichaming van den geest der muziek. Het lijkt mij raadzaam, dat ons orchest, zoo lang vereenzijdigd door den despotischen stok van Mengelberg, dit voordeel van vreemde dirigenten helder en zakelijk inziet, dat ons orchest elken buitenlandschen leider met den meesten goeden wil, de meeste onbevangenheid en bereidvaardigheid, en zoo weinig sceptisch mogelijk tegemoet treedt. Ik begrijp uitstekend dat orchest-spelers in hun binnenste een dirigent-virtuoos, wiens overbodige groote en kleine foefjes, berekend op het publiek, zij zonder twijfel nog beter doorzien dan ik, geneigd zijn als een circus-vertooning en als een symptoom van decadentie te beschouwen. Dat kunnen die trucs gauw worden. Ik geloof zelfs, als ons orchest een menigte indicaties van handen, armen, romp en beenen zijner woelige tijdelijke leiders strikt, stipt, letterlijk had opgevolgd, dat wij een zonderlingen, een sensationeelen en absurden heksen-sabbath zouden hebben bijgewoond. Tegenover al dat onverantwoordelijk gebaar, die schreeuwende disproportie tusschen middel en doel, oorzaak en gevolg, al dat noodeloos gegesticuleer in de ruimte, wordt de functie van den orchest-speler, die de muziek respecteert en zichzelf, zeer lastig. Een zekere graad van apathie, van onverroerbaarheid is bij hyper-gepassionneerde, quasi-bezetene dirigent-virtuozen absoluut noodzakelijk, want anders verzeilden wij in fantastische, tragi-comische parodieën. De apathie echter, in beginsel gewenscht, onontbeerlijk, moet niet verheven worden tot stelregel. Wij vallen dan in 't andere uiterste, waar niets meer gebeurt of te weinig. Zij moet gedoseerd worden met inzicht. Bij elken dirigent-virtuoos is er iets te nemen en iets te laten. Het scheen me toe dat onder Charles
Munch onze strijkers de grens, tot welke zij zich wilden laten meesleepen, te eng getrokken hadden. Zij reageerden niet genoeg, te traag. Zij zouden erbij gewonnen hebben wanneer zij de passie, welke Munch drijft, onbekrompener hadden weergegeven. Het peil van actie, vibratie, bewogenheid, dat men kan aanvaarden, was hier niet benaderd.
Die uitwisselingen van dirigenten zijn ook voor ons, hoorders, profijtelijk. Wij ervaren met verrassing, met verwondering, die soms reeds verrukking is, hoe de muziek, van nature fluïde en vormeloos zoodra zij klinkt, hoewel gevangen in dwingende teekens, ons verschijnen kan als steeds verschillende indrukken en ontroeringen. Een geringe wijziging slechts in de accentuatie, een dier honderden denkbare nuances in een klank, in een rhythme waarvoor geen noteering bestaat, en het bekende wordt plotseling onbekend, het oude nieuw. Wanneer de componist eerlijk is met zichzelf zal hij deze verscheidenheid der expressie niet hekelen als ontrouw aan zijn tekst, want bij dagelijksche ondervinding weet hij, hoe dikwijls hij componeerende varieert in een tempo, in zijn visie op den klank, een tikje harder, een tikje weeker, dan weer wat lichter of dan weer wat donkerder, hoe hij zich bij wijlen afvraagt of een crescendo en een decrescendo in hun effect eigenlijk niet hetzelfde zijn. Er is geen muziek welke een schriftelijke, streng nauwkeurige interpretatie verdraagt. Er is ook geen muziek die niet een aantal mogelijkheden van vertolking bevat. Geen enkele vertolking kan gelden als wet. Maar elke vertolking is geldig en juist, mits zij niet fundamenteel van het gemiddelde afwijkt, en mits zij door een innerlijken impuls gericht wordt. Zoo gaf Munch in de Haydn-variaties een Franschen Brahms, textueel dezelfde dien wij kennen sinds lang, maar als voorstelling van klank en beweging van klank in diametrale oppositie met wat wij gewoon zijn. Alleen reeds de manier waarop hij het thema door de houtblazers deed intoneeren en gevleugeld, zacht en zwevend in de lucht plaatste, was zijn reis naar Amsterdam waard. Wegens de onbelangrijkheid van Brahms' psychisch gehalte en de beperktheid zijner gezichtshoeken, valt het stuk niet te redden, en enorme pogingen om eruit te halen wat er niet in zit moesten mislukken. Maar 't werd nieuw. Ik kreeg dezelfde sensatie bij den Tombeau
de Couperin van Ravel. Gelijk Munch daar de houtblazers deed koeren en kirren, klokken en gorgelen als een troep fabelachtige, zonnige woudvogels, dat staat niet in den tekst, men hoorde het misschien nooit en nergens, maar 't was bovenmate boeiend. Aan dergelijke zeer exact gerealiseerde bedoelingen zag ik ook dat Munch, ondanks den schijn, meer is dan een virtuoos, meer dan een meester over het instrumentale ensemble: een artiest die zich wellicht minder zou hebben in te spannen wanneer hij vlugger gevolgd werd.
De uitwisseling van dirigenten zal ten slotte nuttig kunnen zijn wanneer de programmamakers van het Concertgebouw eischen dat die fameuze buitenlandsche leiders, naast de gebruikelijke parade-stukken, eveneens nieuwe of onbekende werken uit het land hunner herkomst medebrengen naar ons. Ik zeg eischen, omdat niet allen op dit gebied even ondernemend en meegaand zullen blijken als Charles Munch. En wij moeten ditzelfde vergen van onze eigen dirigenten. Op elk hunner buitenlandsche concerten behoort de Nederlandsche muziek gerepresenteerd te zijn met minstens één werk. Ik sla de tweede symphonie van Elsa Barraine en de symphonie voor strijk-orchest van Arthur Honegger, welke Munch hier geïntroduceerd heeft, niet zeer hoog aan, en ik zal een volgende keer motiveeren waarom. Het is dus geen bijzonder compliment jegens de Nederlandsche muziek, wanneer ik mij overtuigd verklaar dat wij in onze moderne muzikale productie werken kunnen vertoonen welke stellig even goed zijn als beide genoemde symphonieën. Maar ik kan dit verzekeren met volstrekte gerustheid en ik zie geen enkele reden die Franschen, Engelschen, Amerikanen, Finnen, Zwitsers of wie dan ook, met grond zouden kunnen aanvoeren tegen een muziek, welke in elk geval gelijkwaardig is aan die welke zij zelf exporteeren. Het succes mag in deze aangelegenheid door onze dirigenten nimmer als maatstaf gesteld worden. Het is best mogelijk dat wij aanvankelijk een aantal fiasco's zullen boeken, want door de fout van den meest illusteren onzer orchestleiders (Willem Mengelberg) hebben wij als componisten, in 't buitenland niet het geringste prestige. Het is onze zaak nu of wij dezen handicap laten voortbestaan. Dat prestige zal gewonnen en bevestigd moeten worden. Ik vermoed dat wij hiervoor het noodige minimum durf, volharding en zelfvertrouwen bezitten. Als wij deze eigenschappen missen dan behooren wij ze te verwerven.