Bruno Walter - Een pianiste - Quartet van Hindemith - Manuel de Falla
Onder de vele componisten, die ik een orkest zag dirigeeren en die zeer uiteenliepen van temperament, zooals Pierné, d'Indy, Ravel, Debussy, Diepenbrock, Strauss, Mahler, Reger, Strawinsky, en nog enkele anderen, ontmoette ik er geen, die zijn gebaar niet bepaalde tot het strikt noodzakelijke en het eenvoudigste. Zelfs Mahler, die op de repetities dirigeerde als een ware demon, als een dansende Kobold, een springende vuur-geest, een derwisch, werd op de uitvoering een bijna onbeweeglijk beeld, dat leidde met de oogen, doch dat de mimiek van handen, armen, romp en beenen reduceerde tot het onmisbare en onvermijdelijke. Uit de eenstemmigheid waarmee de componisten het dirigeeren opvatten, heb ik allengs de conclusie getrokken dat hun methode door hen gewenscht wordt, dat zij haar zouden eischen wanneer zij konden, en dat zij haar terecht wenschen, wijl hun dirigeeren zonder pantomine voldoende doeltreffend is en vèrreweg het meest bevorderlijk voor een juiste weergave en een ongestoorde ontvangenis der muziek.
Onder alle hedendaagsche dirigenten die niet componeeren, of die het componeeren lieten varen, houdt Bruno Walter zich het strengst aan de norm welke unaniem door de componisten gesteld wordt. Hij is nooit de Solist, naar wien de aandacht convergeert, rondom wien de klank zich concentreert. Hij is nooit de mimicus, die meent den zin der muziek te moeten verduidelijken, te verlevendigen, aan 't verstand te brengen door toevoeging van een gebarenspel dat dikwijls dubieus schijnt, dat een symphonie nimmer vraagt, en dat vloekt met haar essens van gestaltelooze energie.
Te midden eener reeds meer dan vijf en twintig jaar oude mode van opzichtige gesticulatie, van sierlijke of potsierlijke hansworsterij, welke bestudeerd wordt voor een spiegel en terwijl een gramophoon de compositie afdraait, welke desnoods kan passen bij de muziek, doch welke aan de muziek eigendunkelijk wordt toegevoegd, waardoor de klinkende materie zelve echter zelden of nooit beïnvloed wordt, te midden van dat algemeene, ijdele, overbodige, dikwijls paskwillige vertoon bleef Bruno Walter de sobere, de zuivere, de zaakkundige, en de magistrale Tacticus.
Weliswaar heb ik Strauss de Jupiter-symphonie van Mozart zien dirigeeren met tienmaal minder gebaar en toch mededeelzamer, overtuigender, zegevierender dan ik haar nu hoorde onder Walter. Maar als Walters overdadige activiteit hier den geluidsstroom bezwaarde en belemmerde, zij kwam ten minste voort uit het rhythme en de melodie van Mozart. En mij dunkt dat Diepenbrock, die met zoo geraffineerd gevoel en intellect den cadans eener zingende phrase wist te beluisteren en wist te regelen, tevreden zou zijn geweest over de intonaties en de accenten welke Bruno Walter legde in zijn Lied der Spinnerin en Der Abend.
Ik houd deze kleine dingen voor ware meesterstukjes, onovertrefbaar van vorm en van expressie. Ik daag iedereen uit om mij in de heele buitenlandsche muziek twee liederen aan te wijzen, welke tot in hun geringste details even gaaf of gaver, met even simpele, even wonderlijke tonen, een zeer edele opwelling gerealiseerd hebben van het menschelijk gemoed. Deze liederen werden niet uitgevoerd sinds 1910 en men kan naar deze verwaarloozing de zorgzaamheid waardeeren welke de leiders onzer muziek besteed hebben aan onze nationale schatten. Bruno Walter kende ze dus niet. Nog minder dan ik. Toevallig, en zonder dat hij het vermoeden kon, zag ik Walter met deze liederen bezig op een repetitie van het orchest. Dat is de beste gelegenheid om snel en accuraat de muzikale intelligentie te kennen van een dirigent. Uit de wijze waarop hij zich het probleem stelt. Uit wat hij zoekt en vinden wil in de noten eener partituur. Uit de wijze waarop hij het gevondene verwerkelijkt in het orchest-spel. Ik werd getroffen door Walter. Ik werd verrukt door Walter. Zonder dat hij erop verdacht was kon ik mij vergewissen welk een eminent musicus hij is. Hoe direct en instinctief hij deze noten-teekens, voor hem vreemd, gelezen en begrepen had in hun wezen, in hun uitdrukking. Onze journalisten hebben dit niet vermeldenswaardig geacht. Ik wel. Sommigen hebben in hun beschouwingen over Walter den naam Diepenbrock niet eens geciteerd. Het is een zonderlinge manier om van het goede dat wij bezitten of verkrijgen te getuigen. Het zal een juister inzicht bewijzen in de behartiging onzer muziek wanneer deze negatieve houding verandert. En spoedig, hoop ik.
In de Vierde van Mahler riep Bruno Walter vele vroegere herinneringen op. Ik dacht aan de verzen van Baudelaire: Nous avons dit souvent d'impérissables choses...... Je sais l'art d'évoquer les minutes heureuses...... Bruno Walter verstaat de kunst om gelukkige minuten levend te herroepen uit den vervliegenden tijd.