De ontvoering uit het Serail
Wat kan men méér verlangen van een voorstelling dan dat zij de warme herinnering achterlaat van iets buitengewoons, iets geniaals, iets wonderbaarlijks? En dat men er verstomd over staat, dat zulke eenvoudige muziek, die al anderhalve eeuw oud is, nog zooveel tinteling, vonkeling, knettering, schittering, bruising uitzendt! Alsof zij gemaakt werd van de edelste champagne.
Er waren bij deze première van ‘De ontvoering uit het Serail’ vier van de groote passages, waar een schoonheid naar ons toekwam, welke onvergetelijk
blijft. De aria van Constantia uit het tweede bedrijf, het quartet van Constantia en Belmonte, Blondje en Pedrillo, dat deze acte sluit, het duo van Constantia en Belmonte uit het derde bedrijf, en de finale. Te midden der scherts en der kluchtigheden wordt Mozart daar plotseling subliem, en aangedreven door zulk een verliefde, lyrische opvlamming, dat men zichzelve nauwelijks gelooven kan bij het hooren eener dergelijke muziek. Viermaal tien minuten, waar het geluk van in melodie te veranderen wordt geschonken. Zijn er veel avonden dat men deze verrukking zoo gemakkelijk en onweerstaanbaar ondervindt?
Het doet er dan weinig toe of hier en daar een toon, een tempo te betwijfelen valt. Weg met alle critiek voor die minuten! Louise de Vries (Constantia), pas hersteld van een ziekte, was niet volmaakt in 't begin, maar langzamerhand kreeg zij haar geheele beheersching over een stem die eerst weifelde.
Justus Bonn had misschien meer wisseling in Belmonte kunnen leggen. Zijn tenor echter klonk welluidend, sensitief en 't is ontzaglijk moeilijk om Mozart goed te zingen en te spelen. Het Blondje van Berthe Lowey kwinkeleerde, huppelde, melodisch, amusant en animeerend als een levend achttiende-eeuwsch plaatje. Jan Voogt gaf een vlotten, genoeglijken Pedrillo en het verheugde hemzelf waarschijnlijk 't meest dat het tweede couplet zijner serenade vocaal beter uitviel dan het eerste. Voor Osmin heeft de bas van Otto Couperus eigenlijk niet het volume, maar zijn burleske rol was zoo voortreffelijk uitgewerkt, dat hij met de holheid van een paar lage noten welke hij mist, nog een komisch effect wist te bereiken. En gaarne had ik de orchest-leiding van Willem van Otterloo een beetje leniger gewild, zwevender, speelscher, luchtiger, nerveuzer, prikkelender, en zijn violen een tikje minder schraal of schriel. Doch dat kan gebeuren over een week, als de geest der Ontvoering allen dieper in 't bloed zit.
Het is bewonderenswaardig dat de N.O. dezen zeldzamen Mozart op haar repertoire neemt. In de décors, het scenische en het choreographische verrichtte zij een hernieuwing waarvan de sierlijkheid en het vernuft voor den eersten keer in de geschiedenis onzer Opera behooren tot het domein van mijn collega voor tooneel.
Nog een andere opmerkelijke en onwaardeerbare innovatie was de tekst. Voor de eerste maal bij de vertolking van een buitenlandsch meesterstuk vereenigden muziek en Nederlandsche poëzie zich in de vertaling van Jan Engelman. Hij bewees, dat Duitsche verzen overgebracht kunnen worden in 't Hollandsch, en niet alleen zonder schade maar met winst. Dit vroeg een dichter. Hij is er. Wij hebben in kunstzaken ook een regeering. Zij moet overal eischen, dat Engelman kan doorgaan met het leveren van dit bewijs in verdere meesterstukken.