Een Componist
Wanneer ik terugdenk naar de vier pianostukken van Rudolf Escher, welke hij noemde Arcana Musae Dona, de geheimelijke gaven der muze, dan zie ik in mijn geest iets als een gebouwd geheel, waarvan ik den vorm niet zou kunnen omschrijven, of slechts met de grootste moeite, want herinneringen aan muziek komen uit de ijlste en immaterieelste regionen, maar die ik voel als harmonisch, compact, van een mooie aangename densiteit in zijn heldere en schaduwende vlakken, als een nieuw en boeiend beeld dat zich grifte op mijn innerlijken horizon. Het werk van Escher bestaat voortaan in me, het plantte zich in mij over als een treffende, levende, bekorende, bijna grijpbare realiteit.
Dit is een aanduiding, een bewijs van de echtheid dezer muziek. Rudolf Escher componeerde niet alleen noten en teekens, hij componeerde een persoonlijke, psychische ervaring. Ik kan haar reconstrueeren en herleven als een spannend gebeuren, vanaf de eerste leege octaaf waarmee Arcana Musae Dona opent. Langzaam vult de stilte zich met het zoekend, klagend, rouwend, tragisch, schokkend, pathetisch, vlammend geluid van het prélude! Het kan zich niet voltooien en breekt eensklaps af, als met een knal. De actie wordt voortgezet in een sneeuwwit, zeer tintelend, uiterst stralend, vloeiend, vliedend, zwevend gebied, vol warme koelheid, en eindigt wanneer er voor deze sfeer geen tonen meer bestaan, in het allerhoogste register van het klavier, en op een wijze welke ik nimmer hoorde. Dit is de Toccata. De Chaconna gaat aanvankelijk door in hetzelfde blanke wit, maar langzaam, mijmerend, mediteerend, alsof het bewustzijn schromend naar de aarde wederkeert, en het wit moduleert zich allengs naar zwart. De muziek schrijft een boog, wijd als het uitspansel. Met een stormend gedaver van panisch rumoer brengt de Finale me nogmaals te midden der tragedie van het Prélude, maar andere klanken bruisen op in heroïsche, bevrijdende, overwinnende accenten en cadansen.
Zoo zagen wij Arcana Musae Dona een geordende, aangrijpende handeling worden. De sonoriseering van het epos 1944. Het stuk eischt hier en daar een waarlijk transcendente techniek van den vertolker. Jan Odé had er zich geheel aan gewijd en Escher kon hem dankend de hand reiken na zulke verwezenlijking van een vermetelen droom.