Battista Guarini's 'Il pastor fido' in de Nederlandse dramatische literatuur
(1971)–P.E.L. Verkuyl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 489]
| |
Hoofdstuk XIII
| |
[pagina 490]
| |
De derde - chronologisch de eerste! - bewerking, Rodenburgh's Trouwen Batavier (uitgegeven in 1617), bleek hoogstwaarschijnlijk op een Italiaanse editie van de PF gebaseerd. Het is in velerlei opzicht een curieuze bewerking. De auteur transformeerde daarin de pastorale tragicomedie van Guarini in een gedepastoraliseerd Haags treurblijeinde-spel van Liefde en Min. Hij had slechts oog voor de tragicomische fabula van zijn voorbeeld. Nòch het pastorale, nòch het formeel-exemplarische element, twee essentialia in de ogen van Guarini die met de Aminta wilde emuleren en de pastorale tragicomedie wenste te introduceren, zijn in de Trouwen Batavier gehandhaafd. Nog binnen het tijdperk waarin vertalingen van de PF het licht zagen, valt de publikatie van twee der vier behandelde, met de PF op enigerlei wijze verbonden toneelspelen die besproken werden: Granida (1615) en Leeuwendalers (1647). Hooft's spel, eveneens een tragicomedie van Liefde en Min, bleek slechts een zeer oppervlakkige connectie met de PF te hebben. De ontlening van enkele fragmenten en van een enkel detail aan Guarini's spel staat in dienst van een qua geest anti-pastoraal stuk. Niet omwille van de PF-zèlf, maar omdat deze nu eenmaal een hem goed bekend pastoraal spel was, gebruikte Hooft ze voor zijn Granida; van invloed op zijn spel is eigenlijk geen sprake. - Vondel's Lantspel heeft veel nauwere relaties met de PF. De auteur van Leeuwendalers gebruikt een reeks motieven uit het Italiaanse stuk, maar neemt niet de structuur ervan over; voor de grote lijnen van zijn spel is hij te rade gegaan bij Tasso's Aminta. Hij schrijft met dat al een drama dat - hoe beïnvloed ook door de twee genoemde Italiaanse pastoralen - géén pastorale is in de Italiaanse zin van het woord, maar behoort tot een genre dat Guarini en zijn voorgangers strikt daarvan gescheiden wensten te houden: een fabula rustica, een spel van het land. Het moet opvallend heten dat de vertalingen - die hier te lande slechts tot 1650 werden gemaakt - alle van de hand zijn van auteurs die zich voor zover wij weten, verder nimmer op het gebied van de pastorale dramatique hebben bewogen. Men zou verwacht hebben dat het juist pastorale dramaturgen waren die zich, uitgerust met voldoende kennis van het Italiaans of het Frans, aan een PF-vertaling zetten. Maar het zijn niet een B. FonteynGa naar voetnoot1 of een J.H. KrulGa naar voetnoot2 die dat hebben | |
[pagina 491]
| |
gedaan. Bovendien zijn ook de spelen, die vóór 1650 onder invloed van de PF tot stand zijn gekomen, niet van de hand van pastorale auteurs. Het is dus duidelijk dat de bestaande belangstelling voor de PF niet gezocht moet worden in de kringen van de auteurs van pastoraal toneel uit de eerste helft der eeuw. De oorzaak hiervan lijkt mij gelegen in het feit dat deze schrijvers zich oriënteerden op de Frànse pastorale dramatique. Dit Frans pastoraal toneel nu - ontstaan in de tweede helft van de 16e eeuw en toen aansluitend bij de Italiaanse ontwikkeling die culmineerde in de Aminta en de PFGa naar voetnoot3 - was na het verschijnen van de eerste Parties van H. d'Urfé's Astrée, geheel in de ban van dat boek geraaktGa naar voetnoot4. De PF lag van toen af steeds duidelijker aan de rand van het gebied waar men de inspiratiebronnen voor zijn pastorale spelen zocht. Het spel werd meer en meer beschouwd als een tragicomedie, minder als een pastorale. Want pastoraal werd langzamerhand synoniem met: galant, vol merveilleux, zich afspelend op eigen bodem; en dàt pastorale vond men nu juist niet in de PF. Dit spel las men wel en men bewonderde het, evenwel niet meer als pastorale, maar als ingenieus gebouwde tragedie met blij einde, waarvan de fabula zich in de herderswereld van Arcadië afspeelde, zònder dat men echter dit laatste als kenmerkend voor een pastorale zag of misschien wel kon zien. Ook voor Nederlanders die zich inspireerden op de Franse letteren, lag het wezenlijke van de PF niet in het pastorale vlak waarop Guarini met Tasso's Aminta wedijverde, en evenmin in het oorspronkelijk-pastorale divertissement op klassiek-literair gebied. Het wezenlijke was gelegen in het tragicomisch lot van Mirtillo, in de zedeles die erin besloten lag: trouw wordt beloond, liefde overwint, de liefdeloze wordt bekeerd. Het is dan ook juist deze moraal waarover de vertalers in Nederland spreken als zij méér dan de traditionele beweegredenen voor vertalen en publiceren vermeldenGa naar voetnoot5. Men zou kunnen zeggen: de PF is in Nederland voor de lezers, voor de vertalers en voor de schrijvers van pastoraal toneel vóór 1650 te zeer een ‘pastorale’ tragicomedie om voor de tragicomische pastorale van belang te zijn. Ná 1650 worden - zoals ik reeds opmerkte - nog slechts herdrukken van De Potter's Getrouwen Herder gepubliceerd. Een nieuwe vertaling - uitgezonderd de Zuidnederlandse van Van Engelen, decennia ná de pastorale vogue aldaar, slecht, en blijkbaar weinig succesvol - wordt | |
[pagina 492]
| |
niet meer gemaakt. Wel verschijnen dan de reeds vermelde bewerkingen van Peys en Boon van Engelant alsmede een tweetal toneelstukken dat nauwe relaties heeft met Guarini's spel: de Amarillis van Alewyn en de Adelheide van Hoofman. Deze vier nu kan men wèl pastoraal toneel noemen. Drie ervan dragen op de titelpagina een benaming die in dat opzicht duidelijk genoeg is: Harders- en Harderinnen-spel (Peys), Bosch-Tonneel-Spel (Hoofman; vgl. favola boscareccia als aanduiding van de Aminta) en Harderspel (Boon van Engelant). De titel van het vierde stuk, Amarillis, verwijst op zichzelf ondubbelzinnig naar het pastorale karakter van het spel; dat doen ook een aantal namen van de andere personages, en de functieomschrijving van figuren als Sylvaan, Amarillis, Damon. De genre-aanduiding op de titelpagina noemt het spel echter slechts tragicomedie, en het in het voorwerk opgenomen lofdicht van D. Buysero spreekt van een opera(tekst). Ik meen dat uit de twee voorgaande alinea's geconcludeerd mag worden, dat het zicht òp en de rol van de PF in de Nederlandse literatuur ná 1650 anders is geworden dan in de eerste helft van de eeuw. Immers, wat zien we? Men blijkt van mening dat de PF zoals De Potter die heeft overgezet - en dat is, zoals wij gezien hebben, integraal - geen herdersspel is dat nog op het toneel gebracht kan worden. Wil de Getrouwen Herder speelbaar zijn, dan dient de tekst geadapteerd te worden. Peys, duidelijk een man van het theater en kenner van de klassicistische toneelvoorschriften, is er op uit, de fabula en de personages van het origineel te behouden. Hij snoeit slechts het al te statischdeclamatorische en niet-dramatische weg, en houdt dusdoende een inderdaad goed speelbaar stuk over. De beperking tot het wezenlijkdramatische en de bereikte versnelling van het handelingsverloop hebben echter tot onbedoeld gevolg dat de gebreken van Guarini's spel en personages verscherpt waarneembaar worden. Het lijkt mij niet gewaagd te veronderstellen dat zij er mede toe hebben bij gedragen dat Peys' spel, op zichzelf beschouwd alleszins geslaagd, toch niet succesvol is geweest. Het is zelfs denkbaar dat de enkele opvoeringen en de verbreiding van het tekstboekje de reputatie van de PF verzwakt of tenminste discutabel gesteld hebben. Het lijkt mij plausibel te veronderstellen dat de eerste herdruk van De Potter's volledige tekst, die van Bouman uit 1678, een tegemoetkoming is aan de toegenomen vraag naar Guarini's spel om er beter over te kunnen discussiëren. Boon van Engelant's bezwaren tegen de Getrouwen Herder als pastoraal speeldrama gaan verder dan die van Peys. De vertaler van Aminta verwerpt de structuur van de PF die hij, in tegenstelling tot Guarini zèlf, niet gemengd, maar dubbel achtGa naar voetnoot6; althans, afgaande op zijn han- | |
[pagina 493]
| |
delwijze en zijn betoog over het ‘splitzen’ van de twee ‘gevallen’, moet men het wel zo formuleren. Hier wordt wel bijzonder duidelijk hoe men in zijn tijd het pastorale onverenigbaar achtte met een zo ingewikkelde structuur als die van de PF. Boon's uitgesproken voorkeur voor de enkelvoudige intrige van Aminta wijst in dezelfde richting. En na Smallegange's eerste vertaling uit de vroege jaren van de tweede helft van de 17e eeuwGa naar voetnoot7, is het in de eerste decennia van de 18e eeuw ook juist weer die Aminta en niet de PF die meerdere malenGa naar voetnoot8 vertaald wordt. De bewerkingen van Peys en Boon van Engelant maken duidelijk dat de PF door hen als een pastorale tekst wordt beschouwd die echter bewerkt dient te worden om een pastorale dramatique te zijn. De bewerking is aanvankelijk een besnoeiing, later een ‘verenkelvoudiging’ van de ingewikkelde structuur. In Frankrijk moeten - zoals men weet - na de overwinning van de doctrine classique de tragicomedie en de pastorale wijken voor de pure vormen van tragedie en comedie. De tragicomedie verdwijnt dan van het toneel, de pastorale gaat op in het muziekdrama, de operaGa naar voetnoot9. Alewyn's Amarillis (1693) nu lijkt voor Nederland op een soortgelijke ontwikkelingsgang te wijzen. Want dit eerste spel na 1650 dat duidelijk sporen van PF-invloed vertoont, is een opera-tekst die formeel schijnt aan te sluiten bij Quinault's tekstenGa naar voetnoot10 waarvoor Lully de muziek schreef: de eerste moderne opera's. Men zou kunnen zeggen: Alewyn ‘gebruikt’ voor zijn opera-tekst de PF, omdat dit spel een pastorale is en juist daarom dienstig kon zijn voor een opera-tekst zoals men die in zijn dagen in Frankrijk schreef. Hoofman's Adelheide (1717), een ‘Nederlandse Aminta met PF-invloeden’, getuigt er eveneens van, dat Guarini's spel als een pastorale wordt beschouwd, althans goed kan dienen bij het samenstellen van een pastorale die echter in hoofdzaak toch gebaseerd wordt op de eenvoudiger Aminta. Misschien kan men voorzichtig tot het volgende concluderen: In Nederland is de PF vóór 1650 vooral als een tragicomedie gezien, ná | |
[pagina 494]
| |
1650 als een pastorale tekst die eerst na bewerking op het toneel gebracht kon worden. Die klassicistische kritiek op basis van de doctrine classique, welke kritiek aanvankelijk in FrankrijkGa naar voetnoot11, maar tegen het eind van de eeuw vooral in EngelandGa naar voetnoot12 wordt geformuleerd, zal er wel verantwoordelijk voor moeten worden gesteld dat de PF in de tweede helft van de 17e eeuw als een pastorale werd beschouwd, en daarom zijn bijdrage ging leveren voor de opera-teksten waarin het pastorale de wijk moest nemen op straffe van geheel van het toneel te verdwijnen. Rond 1700 formuleert men dan, zowel in Frankrijk als in Engeland, zijn bezwaren tegen de PF als pastorale. Men doet dat op basis van de mening dat pastorale poëzie de lezers een wijkplaats moet verschaffen waar zij vrij zijn van de ernstige problemen des levensGa naar voetnoot13. Men eist van de pastorale dat zij slechts een gelukkig makende idylle is. Tegen een dergelijke eis is een spel als de PF zeker niet bestand. De maniëristische en barokke ingeniositeit en de diepverscholen wezenlijke zin van Guarini's spel zijn allesbehalve idyllisch te noemen. De Aminta komt daarvoor eerder in aanmerking; in ieder geval heeft het spel van Tasso zijn eenvoudiger structuur en zijn stilistische bescheidenheid (het 'gemis' aan stilistische bravourstukjes) voor op de PF. Hoe dit ook zij, Tasso's spel wint het ook in Nederland van de PF: men vertaalt het en baseert er 'eigen' spelen op, terwijl Guarini's PF uit het gezichtsveld verdwijnt. De enige poging ten onzent om er twee spelen-à-la-Tasso van te maken mislukt vanzelfsprekend. En dan valt het doek voorgoed. De lotgevallen van de PF in de Nederlandse dramatische literatuur van de 17e en 18e eeuw vinden met de mislukte poging van Boon van Engelant hun einde. |
|