Battista Guarini's 'Il pastor fido' in de Nederlandse dramatische literatuur
(1971)–P.E.L. Verkuyl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk V
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele opmerkingen over vertaling en vertalerIn datzelfde jaar 1650 verscheen er nog een andere Nederlandse PF, de vertaling door David de Potter Lz., die ik in het volgende hoofdstuk behandelGa naar voetnoot2. De lezer van deze studie heeft er recht op te weten, waarom ik van deze twee in hetzelfde jaar verschenen Getrouwe Herders, die van Bloemaert het eerst aan de orde stel. Dat gebeurt niet omdat we zouden weten dat Bloemaert's boek eerder in het jaar verscheen. Evenmin omdat de kans het grootst is dat zijn vertaling vóór die van De Potter het licht zag. Wat is namelijk het geval? Op de titel-pagina van het boek uit Utrecht staat o.m.: ‘Op nieuws uyt het Italiaensch vertaelt ende gerijmt’. De eerste mededeling ‘Op nieuws [...] vertaelt’ impliceert dat er vóór 1650 al één of meer vertalingen van de PF tot stand waren gekomen. Wij kennen er inderdaad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een tweetal, die van Vander Eembd en van i.v.d.m.d.h., beide hierboven besprokenGa naar voetnoot3; Bloemaert - zo zal beneden blijken - heeft ze gekend. De tweede mededeling: ‘uyt het Italiaensch’, legt er de nadruk op dat het hier een vertaling betreft die rechtstreeks uit het Italiaans is gemaakt. We weten dat Vander Eembd zijn Den Getrouwen Herder uit het Frans heeft vertaaldGa naar voetnoot4. Uit het boek van i.v.d.m.d.h. is ons nergens gebleken dat deze Den Ghetrouwen Herder via een andere taal tot stand is gekomenGa naar voetnoot5. Het lijkt dus niet onwaarschijnlijk dat Bloemaert met zijn ‘uyt het Italiaensch’ zijn werk nadrukkelijk presenteert als een vertaling die om deze reden de voorkeur verdient boven die van Vander Eembd. Aangezien i.v.d.m.d.h. niet nadrukkelijk heeft (hebben) aangekondigd dat hij (zij) uit het Italiaans vertaalde(n), kon Bloemaert veronderstellen dat ook die overzetting via een intermediair tot stand was gekomen. Ik geloof dan ook dat het ‘Op nieuws’ van Bloemaert niet op ‘uyt het Italiaensch’ moet worden betrokken, dat het niet op een rivaliteit met Den Ghetrouwen Herder duidt. Naar mijn mening heeft ‘Op nieuws’ alléén betrekking op ‘vertaelt’, en laat Bloemaert in het midden of zijn werk al dan niet de eerste vertaling uit het oorspronkelijk is. Men vraagt zich vervolgens af of het ‘ende gerijmt’ dat dan volgt, mede bepaald wordt door het voorafgaande ‘Op nieuws’. Het ontbreken van een komma of /-teken zou in die richting kunnen wijzen. Zou men inderdaad ‘Op nieuws [...] gerijmt’ moeten lezen, dan valt niet aan de conclusie te ontkomen dat Bloemaert, toen hij zijn boek publiceerde, een derde en bovendien berijmde vertaling van de PF kende, en daarmee wilde wedijveren. Immers, zowel Vander Eembd als i.v.d.m.d.h. hadden de PF in proza vertaald, zij het in beide gevallen gelardeerd met een reeks passages in verzen. Na déze vertalingen alléén kan er niet over ‘opnieuws [...] gerijmt’ worden gesproken. Die derde vertaling nu zou die van De Potter - inderdaad een berijmde PF-vertaling - kunnen zijn, mits Bloemaert deze in boek- of manuscriptvorm heeft gekend, of van de (eventueel: op handen zijnde) verschijning op de hoogte was. Zekerheid hieromtrent valt echter niet te verkrijgen. Wij weten niet of de vertalers elkaar gekend hebben, en evenmin of zij iets wisten van elkaars werk aan een PF-vertaling. Uit hun boeken valt op dit punt niets af te leiden, terwijl er ook geen enkele aanwijzing is voor een nauwkeuriger datering dan de vermelding van het jaartal op het titelblad. Het is daarom onmogelijk de prioriteitskwestie op te lossen. Het hierboven gesignaleerde ontbreken van een interpunctieteken achter ‘vertaelt’ op de titelpagina van Bloemaert's boek kan evengoed toeval zijn als opzet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom ik dan tòch Bloemaert's boek het éérst aan de orde stel? De lezer van mijn vorige hoofdstuk zal het al wel vermoed hebben: vanwege de nauwe relatie tussen de vertaling van i.v.d.m.d.h. en die van Bloemaert ‘uyt het Italiaensch’. De aard van die relatie zal in het vervolg van dit hoofdstuk duidelijk worden. Hier volsta ik met de conclusie ten aanzien van de besproken zinsnede van de titelpagina: ‘Op nieuws uyt het Italiaensch vertaelt ende gerijmt’. Ik meen dat ‘Op nieuws’ niet mede op ‘ende gerijmt’ behoeft te worden betrokken, en geloof dat Bloemaert met dit laatste de aandacht heeft willen vestigen op het feit dat zijn werk zich door de versvorm onderscheidt van dat van zijn voorganger(s) i.v.d.m.d.h. en/of Vander Eembd.
Bloemaert's Den Getrouwen Herder presenteert zich als een integrale, rechtstreeks uit het Italiaans berijmde vertaling van de PF. Het lijkt plausibel te veronderstellen dat de auteur ervan ze beschouwde als de eerste van die aard in het Nederlands. Wat heeft, vraagt men zich onwillekeurig af, Bloemaert bewogen, zo kort ná de herdruk van Den Ghetrouwen Herder door i.v.d.m.d.h., zijn werk ter perse te leggen? Is het misschien juist naar aanleiding van de herdruk van die anonieme proza-vertaling, dat hij met de zijne begonnen is? Wilde hij het werk van i.v.d.m.d.h. verbéteren door de PF, een versdrama, in verzen te vertalen? Een nader onderzoek van de tekst van Bloemaert, vergeleken met die van Guarini en met de vertaling van i.v.d.m.d.h., zal ons hopelijk het antwoord op deze vragen verschaffen. Voor ik met dat onderzoek begin, wil ik echter eerst enige informatie over de Utrechtse vertaler geven. Behalve biografische naslagwerken en andere bronnenGa naar voetnoot6, betrek ik daarbij ook het voorwerk van zijn vertaling. Henrick Bloemaert is een van de zonen van de bekende Italianiserende schilder Abraham Bloemaert. Deze leefde en werkte vanaf 1592, toen hij 28 jaar was, in Utrecht. Henrick werd aldaar omstreeks 1601 geboren. Met zijn jongere broers Frederik en Cornelis was hij leerling van zijn vader. Evenals Cornelis verbleef ook hij enige tijd in Rome, waarschijnlijk vóór zijn dertigste jaar. Sinds 1630 bekleedde hij in Utrecht vele malen het ambt van deken van het Lucasgilde. Op Oudejaarsdag 1672 is hij aldaar gestorven; hij werd in de Domkerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begravenGa naar voetnoot7. Zijn schilderijen zijn naar het oordeel der kunsthistorici middelmatig van kwaliteit en weinig origineelGa naar voetnoot8. In Italië heeft Henrick klaarblijkelijk de moedertaal van Guarini zo goed leren beheersen dat hij zich - overigens slechts ‘tot oeffeninge ende onderhoudinge van de Italiaensche Taele ende myn eygen vermaeck’ - ‘over eenige Jaeren vervveckt’ voelde èn in staat bleek gedurende de winteravonden, na zijn schildersdagtaak de PF te vertalen om ledigheid te vermijdenGa naar voetnoot9. In 1670 gaf hij een tweede proeve van zijn vertaalkunst uit het Italiaans in het licht: ‘Hannibal/Den Manhaften Veld-Overste/Triomferende/In de Stadt/Capua./Uyt het Italiaensch vertaelt ende gerijmt/ Door Henr. Bloemaert’. Het gaat hier om L'Annibale in Capua (1661) van de auteur N. Beregan of BerenganiGa naar voetnoot10. Na deze inleidende opmerkingen kunnen we nu overgaan tot het bestuderen van Bloemaert's boek. Allereerst wil ik de Titelpagina - voorzover de tekst ervan nog niet aan de orde is geweest - bespreken, daarna het Voorwerk, om tenslotte alle aandacht te besteden aan de tekst van de vertaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. TitelpaginaNa de letterlijke vertaling van de volledige titel en de genre-aanduiding van Guarini's spel, volgt de naam van de auteur van de PF. We zien dat Guarini een dubbele voornaam toebedeeld krijgt. De Italiaanse vorm van de eerste voornaam wijst erop, dat de uitgave in het Italiaans waaruit Bloemaert vertaalde, óók Gio(vanni) Baptista moet hebben vermeldGa naar voetnoot11. Het was dus zéker niet de Ciotti-editie van 1602 (die welke als de XXe alsmede die welke als de XXVIIe wordt aangekondigd) die werd gebruikt: deze vermeldt immers als naam van de auteur: Battista GuariniGa naar voetnoot12. Wèlke editie dan wel Bloemaert's Vorlage is geweest, blijft vooralsnog een open vraag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. VoorwerkIn de Toe-eygeninge van zijn boek ‘Aen den Wel-gheboren Heere, Heer, Wilhelm Vincent van Wittenhorst, Heere van Wittenhorst en van der Stadt’, herinnert Bloemaert eraan dat de PF - ‘eertijdts in 't Italiaens by den onvveerderlicken [sic] Phenix der Poëten sijner tijdt Baptista Guarini, Ridder, uyt-gegeven, vviens over-aerdighe inventie by yder een ten hooghsten geacht, doch nimmer volpresen is’ - al ‘over lange’ in het Frans werd vertaald en later ook in het Nederlands. Daarna vervolgt hij: ‘Tvvelck my oock over eenige Jaeren vervveckt heeft om oock, als een Byken, uyt so lieffelicken Bloem eenigen Honigh uyt te zuygen, derhalven tot oeffeninge ende onderhoudinge van de Italiaensche Taele ende mijn eygen vermaeck yets van de selve in ons Nederduytsch Rijm over te setten, eyndelick door eenige vrienden aengeport om 't selve vorder by de handt te nemen ende te voltrecken, en in druck de Rijm-lievers mede te delen, [...]’. De mededeling over de Franse vertaling duidt, het ‘over lange’ in aanmerking genomen, wel op de (anonieme) vertaling van Brisset, die door Vander Eembd als basis voor zijn Getrouwen Herder was gebruiktGa naar voetnoot13. Dat onmiddellijk na de Franse vertaling een Nederlandse wordt genoemd, maakt het waarschijnlijk dat Bloemaert op die van Vander Eembd doelt; dat is reeds in mijn Inleiding tot dit hoofdstuk ter sprake gekomen. Over zijn voorganger(s) velt Bloemaert geen oordeel. Het is slechts de kwaliteit van Guarini's ‘over-aerdighe inventie’, zo stelt hij het, die hem ertoe heeft gebracht met zijn vertaalarbeid te beginnen. De voltooiing en uitgave ervan dankt hij aan de bemoediging en aandrang van zijn vrienden - ongetwijfeld (mede) overeenkomstig de traditie van de bescheidenheids-topoi. De lofdichten zijn drie in getal. De trits wordt geopend met een gedicht van de grootste toen levende dichter der Nederlanden, Vondel. In zijn gedicht - in de standaardeditie van Vondel's werken opgenomenGa naar voetnoot14 - geeft Vondel ons informatie over Bloemaert's activiteiten. Niet alleen beoefende deze de schilderkunst, maar ook tokkelde hij de latijnse lier: hij zong ‘liefelick’ als Ovidius. Bloemaert's neo-latijnse lyriek verplichtte, naar Vondel vleiend opmerkt, hem aan de auteur. Van deze ‘zangactiviteit’ is ons, zover ik weet, niets overgeleverd. De connectie Vondel-Bloemaert, die uit dit gedichtje blijkt, heeft J.A. Alberdingk Thym tot zijn fantasie over het ontstaan van de opzet der Leeuwendalers gebrachtGa naar voetnoot15. Bloemaert zou Vondel in verband met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diens Lantspel-in-ontwerp op de PF als voorbeeld voor de intrige hebben gewezen. De Utrechtse schilder-vertaler zou zich dan al vóór 1647 met Guarini's spel onledig hebben gehouden, of dit tenminste goed hebben gekend. Thym's theorie is ongetwijfeld aardig bedacht, maar bij mijn weten nergens op concrete gegevens gefundeerd. Verwey heeft eveneens de mogelijkheid van verband tussen Den Getrouwen Herder en Vondel's Lantspel geopperd, maar in omgekeerde zinGa naar voetnoot16. Hij ziet de twee vertalingen van de PF die in 1650 verschenen, als uitingen van ‘hernieuwde’ belangstelling voor het herdersspel waaraan ‘misschien [...] Vondels Leeuwendalers niet vreemd geweest’ is. Mij lijkt Vondel's lofdichtje niet méér dan een weinig persoonlijk, wellicht op verzoek geschreven huldeblijk voor een dichter wiens activiteiten en naam geredelijk aanleiding gaven tot een gracieus woordspelletje. Het tweede lofdicht is een latijns vers van Abrahamus Bocstadius. De enige levensbijzonderheid die tot nu toe van hem bekend is geworden, betreft zijn ambt. De eigenaar van een exemplaar van Bocstadius' latijnse vertaling van Heinsius' Lof-sanck van Jesus Christus, tekende erin aan dat Bocstadius conrector van de (latijnse) school te Utrecht wasGa naar voetnoot17. Behalve de latijnse, beoefende hij ook de Nederlandse dichtkunst, maar alleen vruchten van de eerste blijken in het licht gegeven te zijnGa naar voetnoot18; ze worden weinig waardevol genoemdGa naar voetnoot19. Het gedicht dat Bloemaert's boek begeleidt en looft, lijkt gebaseerd op diens eigen mededelingen in de Toe-eygeninge: nieuwe gegevens komen er niet in voor. A. Hoogerbeets, J.U.D., de auteur van het laatste lofdicht, geeft in zijn stuntelig sonnet een korte inhoudsweergave van Guarini's ‘Pasto- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raelGa naar voetnoot20 [...] in Italiaensche Tael’. Dat juist hij, die ‘geen ongelukkig beoefenaar der latijnse poëzie’ wordt genoemdGa naar voetnoot21, een Nederlands gedicht bijdroeg, zou als eerbetoon aan de vertaler Bloemaert bedoeld kunnen zijn. Geen der lofdichten geeft ons meer inlichtingen over Bloemaert's PF-vertaling dan we al uit anderen hoofde bezitten. De auteurs van de twee laatstgenoemde zijn blijkbaar Utrechtse vrienden van Bloemaert. Hoewel direct na de lofdichten de ‘Inhoudt’Ga naar voetnoot22 volgt en pas daarna een ‘Aen de Leser’, behandel ik dit laatste onderdeel toch eerst, aangezien de ‘Inhoudt’ in feite tot de tekst van de vertaling behoort en geen eigenlijk onderdeel van het voorwerk is. Bloemaert zegt in Aen de Leser dat hij de PF heeft weergegeven ‘in een Neder-duytsch kleedt, op de Alexandrijnsche Rijm-maet nu ter tijdt meest gewoon, niet volgende de Italiaensche Toneel-stijl van rijme-loose veersen; hoe wel ick weet men in de selve meer vrijheyts heeft, om naecktelijck de zin met woorden uyt te drucken’. Toch heeft hij ‘getracht de woorden ende de zin op 't naeste nae te volgen’. We zien in dit laatste een soortgelijk streven onder woorden gebracht als bij i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot23. Bloemaert heeft het zich evenwel moeilijker gemaakt door zijn keuze van de alexandrijn, in plaats van rijmloze verzen of proza. Intussen, de alexandrijn was op het hoogtepunt der Nederlandse Gouden Eeuw wel de enige versvorm die voor een vertaling-in-verzen van een zo nauw met de tragedie gelieerd werk als de PF in aanmerking kwam. Rijmloze verzen worden hier nog uitdrukkelijk aangeduid als karakteristiek voor de Italiaanse toneelstijl. Behalve over de gekozen versvorm, zegt Bloemaert in zijn tot de lezer gerichte stuk ook het een en ander over de vertaling van Guarini's Prologo. Hij heeft deze, zo zegt hij, vertaald niettegenstaande het feit dat de inhoud ervan voor anderen dan Karel Emanuel van Savoye en Catharina van Oostenrijk c.s. - voor wie Guarini hem schreefGa naar voetnoot24 - niet belangwekkend is, ‘ende nu niet veel tot de saecke schijnt te dienen, oversulcx oock voor desen by den Franschen Oversetter achter-gelaeten ic [lees: is]’. Dat hij de Prologo tòch vertaalt, is ‘om in dese mijne vertalinge niet [= niets] te laeten ontbreecken’. Bij deze verantwoording vallen twee opmerkingen te maken. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eerste betreft Bloemaert's kennis van voorgangers. Hij noemt van de drie Franse vertalers die hem bekend konden zijn als vervaardigers van een integrale PF-vertaling, te weten de anonymus (die wij kennen als Brisset)Ga naar voetnoot25, A. de GiraudGa naar voetnoot26, en Bueil of MaransGa naar voetnoot27, er maar één, en deze niet bij name; hij spreekt immers over ‘den Franschen Oversetter’. Wij mogen aannemen, dat hij daarmee de ‘anonymus Brisset’ bedoelde, wiens vertalingGa naar voetnoot28 ten grondslag ligt aan Vander Eembd's Den Getrouwen Herder. Brisset verantwoordde in zijn Aux Lecteurs de eliminatie van de Prologo uit Guarini's spelGa naar voetnoot29, maar dit voorwoord vindt men niet terug in Vander Eembd's boek, dat Brisset volgt in de weglating van de Proloog. Aangezien nergens blijkt dat Bloemaert de verantwoording van Brisset heeft gekend, lijkt het mij niet te gewaagd ervan uit te gaan dat hij ‘den Franschen Oversetter’ en diens handelwijze ten aanzien van de Prologo alléén kende via Vander Eembd. Mijn tweede opmerking geldt de door Bloemaert nagestreefde volledigheid: ter wille daarvan mocht ook de proloog in zijn vertaling niet ontbreken. Dat is hetzelfde standpunt als zijn onmiddellijke voorganger(s) i.v.d.m.d.h. blijkbaar ook had(den) ingenomen, al geeft (geven) deze geen reden voor het opnemen van Guarini's - voor het Nederlandse publiek zonder meer nauwelijks te begrijpen - Proloog. In zoverre is Bloemaert's volledigheid voor ons land dus niet nieuw. Maar wèl nieuw is, dat zijn weergave van de Prologo de eerste Nederlandse vertaling daarvan in verzen was. Vóór de tekst van het spel opgenomen, maar in wezen niét meer bij het Voorwerk van de uitgave behorend, zijn dan nog de Inhoudt en de lijst van Personagien. Beide komen tot in details overeen met het Argomento en Le persone che parlano van de PF. Ze behoeven dus geen commentaar. Evenals bij Guarini vindt men ook bij Bloemaert onder de lijst der spelers de toneelaanduiding. In Den Getrouwen Herder luidt deze: ‘Het Toneel is in Arcadien’: de nauwkeurige weergave van La scena è in Arcadia. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. De tekst van Bloemaert's Getrouwen herder1. Welke Italiaanse tekst heeft Bloemaert gebruikt?Lezing van Den Getrouwen Herder bevestigt de juistheid van wat in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Aen den Leser’ wordt gezegd: Bloemaert heeft inderdaad de tekst van de PF vanaf de Prologo tot en met de laatste woorden van het Coro aan het slot van Atto V integráál vertaald. De mededeling op de titelpagina dat dit ‘uyt het Italiaensch’ gebeurde, roept echter direct de vraag op: wèlke Italiaanse redactie heeft hij dan gebruikt? Bij het zoeken naar een antwoord vestigen we allereerst onze aandacht op de twee bekende sjibboleth-plaatsenGa naar voetnoot30 uit Guarini's spel, te weten PF IV, 2, 10-11 en PF V, 3, 77. De eerste plaats vertaalt Bloemaert aldus (blz. 119): Uyt-wercking vã de Liefd'komt u in my voor oogẽ,
Van al t'ellendigh en te sonderlingh vermogen.
Daaruit blijkt dat zijn Italiaanse tekst in vers 10 effetto had, in plaats van het door Guarini bedoelde affetto dat men in de editio princeps (van 1589) en in de Ciotti-editie (de XXe) van 1602 vindtGa naar voetnoot31. De vertaling van de tweede plaats luidt (ik geef er de onmiddellijke contekst bij): Nu, heyl'ge Dinaers [sic], voort, wilt langer niet vertoevẽ
Maeckt vyer, ontsteeckt de vlã so veel als 't sal behoevẽ:
Stroyt Mirrh' en Wieroock op en eene damp verweckt
Een lieffelicken roock, die tot den Hemel treckt.
(blz. 179).
Vergelijking met Guarini's verzen PF V, 3, 75-79: Or non s'indugi più. Sacri ministri,
suscitate la fiamma
[77][regelnummer]
con l'odorato e liquido bitume,
e, spargendovi sopra incenso e mirra,
traetene vapor che 'n alto ascendaGa naar voetnoot32.
leert dat vers 77 ontbreekt. De Italiaanse tekst die Bloemaert gebruikte, stemde in dit fragment dus overeen met de Ciotti-editie van 1602. Brisset, en dus ook Vander Eembd, geven vers 77 wèl weer. Al heeft Bloemaert, zoals ik verondersteld heb, Vander Eembd's tekst gekènd, gebruikt heeft hij hem hier dus niet. Bloemaert's Italiaanse Vorlage sloot dus enerzijds aan bij de definitieve Ciotti-editie (de XXe) van 1602, maar week anderzijds daarvan af (effetto in plaats van affetto). Het is daarom waarschijnlijk dat hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een herdruk van de Ciotti-editie heeft gebruikt, die (door drukfouten?) in kleinigheden afweek van de uitgave uit 1602. Deze conclusie nu is merkwaardigerwijs precies gelijk aan die waartoe ik gekomen ben bij het onderzoek naar de Vorlage van i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot33 Dat wil zeggen, dat het niet onwaarschijnlijk is, dat Bloemaert en i.v.d.m.d.h. PF-teksten hebben gebruikt die als twee druppels water op elkaar geleken. En men is onwillekeurig geneigd zich af te vragen of Bloemaert niet slechts een PF-tekst heeft gebruikt die in alle opzichten gelijk was aan die van i.v.d.m.d.h., maar of hij niet hetzelfde exemplaar van Guarini's tekst als basis voor zijn vertaling voor zich had liggen. Heeft er misschien contact bestaan tussen de auteur(s) van Den Ghetrouwen Herder uit 1638 (1646) en Bloemaert, de auteur van Den Getrouwen Herder uit 1650? Het lijkt de moeite van een onderzoek waard. Voor dat onderzoek kunnen wij het best uitgaan van de vraag: Heeft Bloemaert de tekst van i.v.d.m.d.h. niet alleen gekend, maar ook gebruikt? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Heeft Bloemaert de tekst van I.V.D.M.D.H. gebruikt?Laten we allereerst kijken naar de hierboven in Bloemaert's vertaling reeds geciteerde sjibboleth-plaatsen. In zijn vertaling van PF IV, 2, 10 gebruikt(-en) i.v.d.m.d.h. op blz. 216 de uitdrukking: uyt-werckinghe van de liefde voor het Italiaanse effetto. PF V, 3, 75-79 verta(a)lt(-en) hij (zij) in proza aldus: Datmen nu niet meer en vertoeve: Heylighe Dienaers verweckt de vlamme, maeckt vyer, ende daerop stroyende wieroock ende mirrhe treckt daer uyt eenen damp die naar om hoghe stygheGa naar voetnoot34 In beide gevallen is de overeenkomst in terminologie tussen i.v.d.m.d.h. en Bloemaert te opvallend om toevallig te kunnen zijn. Hoogstwaarschijnlijk had de laatste, toen hij aan zijn vertaling werkte, het boek van i.v.d.m.d.h., - in welke van de twee drukken valt niet te zeggenGa naar voetnoot35 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- op zijn tafel liggen, en gebruikte hij het bij de formulering van zijn tekst. Zekerheid omtrent zijn gebruik-maken van de tekst van i.v.d.m.d.h. krijgt men bij de vergelijking van plaatsen, waar i.v.d.m.d.h. een foutieve vertaling ge(e)ft(-ven), met de corresponderende plaatsen bij Bloemaert. Ik hoef hier niet al deze passages in extenso af te drukken, aangezien naar mijn mening een klein aantal ervan reeds het afdoende bewijs levert. Ik bespreek er dus slechts enkele. Om te beginnen de weergave van PF IV, 1, 1. We hebben in het voorgaande hoofdstuk op blz. 246 gezien hoe i.v.d.m.d.h. het Italiaanse varco (= doorgang) niet he(e)ft(-bben) vertaald maar een kleine wijziging in de tekst aangebracht door Corisca te laten spreken over haar pogingen Amarilli ‘aen den dans’ te brengen. En wat vinden we in Bloemaert's boek op blz. 117 als vertaling van PF IV, 1, 1-2? 'k Was flus met hert en sin so yverigh genegen
Eer ick dees slechte DoosGa naar voetnoot36 heb aen den dans gekregenGa naar voetnoot37,
Bloemaert blijkt dus evenmin varco (juist) te vertalen, en gebruikt precies hetzelfde woord, praktisch dezelfde uitdrukking als i.v.d.m.d.h. Verder commentaar lijkt overbodig. Zou men deze plaats nog niet overtuigend genoeg vinden, dan vergelijke men: a. PF III, 5, 180Ga naar voetnoot38 met de vertaling van i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot39, en met die van BloemaertGa naar voetnoot40: De twee laatsten geven ‘ouders’, resp. ‘Ouders’, voor het Italiaanse parenti (= bloedverwanten). b. PF IV, 2, 167Ga naar voetnoot41 met de tekst van i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot42 en Bloemaert's weer-gaveGa naar voetnoot43: rote (= wendingen) wordt weergegeven met resp. ‘tanden’ en ‘tanden’. Ook de verduidelijkende toevoegingen van i.v.d.m.d.h. spreken in dit verband klare taal: men vindt ze bij Bloemaert terug, getuige de volgende plaatsen: c. Aan de vertaling van PF I, 1, 219Ga naar voetnoot44 voegde(n) i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot45 bij de naam Onfale eigener beweging toe: ‘sijn vriendinne’. Bloemaert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijft op deze plaatsGa naar voetnoot46, wel niet meer eigener beweging: (Omphale) ‘sijn lief’. d. Schrijft (-ven) i.v.d.m.d.h. ná de weergave van PF I, 4, 201Ga naar voetnoot47: per soverchio desio tutta si strugge (= kwijnt weg door overmatig verlangen - het gaat over het met een roos vergeleken jonge meisje dat van liefdesverlangen wegkwijnt) verduidelijkend ‘als de Snee’Ga naar voetnoot48, dan volgt Bloemaert diens (hun) voetsporen als hij aan de vertaling van diezelfde PF-regel toevoegt: ‘gelijck de Sneeu’Ga naar voetnoot49. e. Tenslotte: i.v.d.m.d.h. verduidelijkte(n) Guarini's altamente confittaGa naar voetnoot50, (= diep vastgehecht - Linco spreekt hier over de pijl in een wond) door aan zijn vertaling toe te voegen ‘in 't lijf’Ga naar voetnoot51. Bloemaert concretiseert terzelfder plaatseGa naar voetnoot52 met de verhelderende toevoeging ‘in 't vleesch’.
Nu we de zekerheid hebben dat Bloemaert de tekst van i.v.d.m.d.h. gebruikt heeft, rijst vanzelfsprekend de vraag, in hoeverre van Den Getrouwen Herder nog gezegd kan worden dat deze ‘Op nieuws uyt het Italiaensch vertaelt’ is. Men kan deze vraag ook aldus formuleren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Heeft Bloemaert eigenlijk wel van een Italiaanse tekst gebruik gemaakt?Het antwoord kan kort zijn: Bloemaert heeft ongetwijfeld ook een Italiaanse tekst voor zich gehad. Immers er valt een reeks van plaatsen aan te halen, waaruit blijkt dat de Utrechtse schilder-vertaler de voor hem liggende en door hem voortdurend geraadpleegde Nederlandse tekst verbeterd heeft, telkens wanneer hij daarin een fout ontdekte. Een paar voorbeelden: In PF II, 4, 30Ga naar voetnoot53 las (-zen) i.v.d.m.d.h. voor het Italiaanse buccia (= schors, schil) blijkbaar buco (= hol); althans, hij (zij) vertaalde(n) het woord met ‘hol’Ga naar voetnoot54. Bloemaert schrijft voor buccia het Nederlandse ‘dop’, dat in dit verband de bedoeling van Guarini goed weergeeftGa naar voetnoot55. De vertaler(s) van 1638 wijzigde(n) in PF II, 6, 58 vitaGa naar voetnoot56 (= leven) in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘herte’Ga naar voetnoot57. Bloemaert herstelt het oorspronkelijke woord als hij ‘[uw eygen] leven’Ga naar voetnoot58 schrijft. Een derde en laatste voorbeeld: We hebben gezien dat i.v.d.m.d.h. in PF II, 6, 145 poeti weergaf(-ven) met ‘Liefhebers [sic]’Ga naar voetnoot59. Bloemaert heeft het weer over ‘Rijmers’Ga naar voetnoot60. Alleen al uit deze drie plaatsen blijkt dat Bloemaert bij zijn vertalen van de PF conscientieus te werk is gegaan. Waar hij bij zijn voorganger(s), wiens(/r) tekst hij klaarblijkelijk voortdurend raadpleegde, fouten ontdekte, zorgde hij ervoor dat die niet ook in zijn eigen tekst verschenen. Waar hij meende dat i.v.d.m.d.h. terecht iets ter verduidelijking had(-den) toegevoegd of gewijzigd, handhaafde hij diens (hun) redactie. Dat handhaven van een wijziging kan aardig worden geïllustreerd aan de twee volgende plaatsen: i.v.d.m.d.h. vertaalde(n) in PF III, 9, 35 troncoGa naar voetnoot61 met ‘hevel’Ga naar voetnoot62 (= hefboom), en maakte(n) het geheel daardoor aanschouwelijkerGa naar voetnoot63. Bloemaert geeft dit tronco eveneens weer met de naam van het werktuig dat de tronk in handen van de Satyr wordt: ‘hever’Ga naar voetnoot64 (i.p.v. hevel). De coturni uit PF II, 6, 23Ga naar voetnoot65 verving(en) i.v.d.m.d.h. door ‘Liedt-boeck’Ga naar voetnoot66. Ook Bloemaert schrijft ‘['t] Liedt-boeck’Ga naar voetnoot67. Het staat dus vast dat Bloemaert behalve Den Ghetrouwen Herder van i.v.d.m.d.h. ook een (diens, hun?) Italiaanse tekst heeft gebruikt. De volgende vraag luidt dan: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Hòè heeft Bloemaert de tekst van zijn onmiddellijke voorganger(s) gebruikt?Ter beantwoording van deze vraag druk ik hieronder een fragment uit beide vertalingen af. Ik heb ter vergelijking een passage gekozen die door i.v.d.m.d.h. alléén in proza is vertaald, zodat er geen rekening behoeft te worden gehouden met eventuele invloed van de vertaling-in-verzen op Bloemaert. Duidelijkheidshalve druk ik dit proza van i.v.d.m.d.h. zó af, dat de regels zoveel mogelijk overeenkomen met die van Bloemaert. Verder heb ik in de tekst van i.v.d.m.d.h. de afwijkingen van het Italiaans origineel gecursiveerd, in die van Bloemaert de verschillen met i.v.d.m.d.h. Het gaat hier om PF IV, 1, 1-25, die bij Guarini als volgt luiden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GuariniGa naar voetnoot68: Tanto in condur la semplicetta al varco
ebbi pur dianzi il cor fisso e la mente,
che di pensar non mi sovvenne mai
de la mia cara chioma, che rapita
[5][regelnummer]
m'ha quel brutto villano, e com'io possa
ricoverarla. Oh quanto mi fu grave
d'avermi a riscattar con sì gran prezzo
e con sì caro pegno! Ma fu forza
uscir di man de l'indiscreta bestia,
[10][regelnummer]
che, quantunque egli sia più d'un coniglio
pusillanimo assai, m'avria potuto
far nondimeno mille oltraggi e mille
fiere vergogne. Io l'ho schernito sempre,
e fin che sangue ha ne le vene avuto,
[15][regelnummer]
come sansuga l'ho succhiato. Or duolsi
che più non l'ami, e di dolersi avrebbe
giusta cagion, se mai l'avessi amato.
Amar cosa inamabile non puossi.
Com'erba che fu dianzi, a chi la colse
[20][regelnummer]
per uso salutifero, sì cara,
poi che'l succo n'è tratto, inutil resta
e come cosa fracida s'abbore,
così costui: poi che spremuto ho quanto
era di buono in lui, che far ne debbo,
[25][regelnummer]
se non gettarne il fracidume al ciacco?
Bij i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot69 wordt dit: Ick was flus soo seer besich met hert ende sinnen,
om dat slechthooft aenden dans te brengẽ,
dat my noyt int ghedacht is ghekomen
van mijn lieve haeyr-vlechten:
[5][regelnummer]
vande welcke my dien leelijcken reeckel berooft heeft.
of hoe ickt sal aenleggen om aende selve wederom te geraecken.
Och hoe swaar vielt my dat ick my moest vry koopen
tot soo grooten prijs, ende met verlies van een soo weerden pandt!
maer ick was ghenootsaeckt t'ontvvorstelen
[10][regelnummer]
uytte handen van dien onbeleefden beest.
Want al ist saecke dat hy veel kleinhertigher is als een Konijn,
hy had my evenwel duysent overlasten, ende duysent schandelijcke beschaemtheden konnen aendoen.
Ick hebbe hem altoos uyt-ghelacchen,
ende gelijck eenen EchelGa naar voetnoot70, soo langh hy bloedt heeft gehadt
[15][regelnummer]
in de aderen, hebbe ick hem uyt-ghesoghen;
nu smertet hem dat ick hem niet meer en beminne,
ende hy souw wel gerechte oorsaecke hebben van smerte,
waert saecke dat ick hem oyt bemint hadde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer een dingen te beminnen dat niet beminnelijck en is, kan qualijck gheschieden.
[20][regelnummer]
Ghelijck een Kruydt dat te vooren seer aenghenaem was aenden ghenen die 't pluckte,
ten insichte van sijn ghesont ghebruyck, naer dat het sap daer uyt is ghetrocken,
'tgundt daer over blijft is onnut, ende men heefter een walginge af,
als van een dingen dat verrot is
Bij BloemaertGa naar voetnoot71: 'k Was flus met hert en sin so yverigh genegen
Eer ick dees slechte DoosGa naar voetnoot72 heb aen den dans gekregen,
Dat ick vergeten hadt en niet en dacht voorwaer
Dat ick verloren heb de vlechten van mijn hayr,
[5][regelnummer]
Die my dien vuylen guyt, dien Reeckel heeft ontnomẽ,
Wat raedt is nu voor my om die weer te bekomen:
Hoe swaerlick most ick my vry-koopen uyt zijn handt,
Hoe duyr en met verlies van een so waerden pandt!
Ick mostet lijck-wel doen, ick most dien dans ontsluypẽ,
[10][regelnummer]
Ick most de handen van dien Buffel toch ontkruypen;
Hoe wel hy sy so bloo, jae meer als een Conijn,
Nochtans kon hy veel schants en quelling doen aẽ mijn.
Ick heb altijt te recht den spot met hem gedreven,
En als een Eegel oock, so lang der bloedt gebleven
[15][regelnummer]
In all' zijn ad'ren was, ick 't wel uyt-suygen kon,
Nu smert het hem, dat ick mijn Liefd' hem niet en gon:
Het sou oock reden sijn, dat hy't hem ging beklagen,
Indien ick immermeer hem Liefd' had' toe-gedragen:
‘Dat men beminnen sou en kan niet wel geschien,
[20][regelnummer]
‘Daer men niet soets of liefs ter Werelt in kan sien.
Gelijck een Cruydt, het geen vermaeck'lick is te pluckẽ
Om tot genesens-nut het sap daer uyt te drucken,
Als men 't sap heeft, de rest is niet met allen waerdt
En als vuyl en verrot wel haest een walging baert;
We kunnen rustig vaststellen dat Bloemaert hier uitgaat van de Nederlandse tekst. Hij berijmt deze, en werpt, getuige de hierboven op blz. 298-299 aangehaalde verbeteringen - ook in deze passus vindt men een plaats waar Bloemaert dichter bij Guarini's tekst komt dan i.v.d.m.d.h.: Guarini r. 10 sia, i.v.d.m.d.h. r. 11 ‘is’, Bloemaert r. 11 ‘sy’ - geregeld een blik op de Italiaanse tekst om eventuele onjuistheden te corrigeren. Ondanks Bloemaert's intentie een zowel verbeterde als berijmde vertaling te maken, moet men constateren dat de tekst van i.v.d.m.d.h. toch telkens iets dichter bij het Italiaans staat dan de zijne. Dit moge blijken uit de volgende gevallen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Strikt genomen geldt de hierboven geformuleerde conclusie omtrent Bloemaert's manier van werken alleen voor het geciteerde fragment. Zoals blijken zal uit de citaten die ik in het vervolg van dit hoofdstuk nog zal geven, kan men echter ook elders in zijn boek de geschetste werkwijze constateren. Waar men Den Getrouwen Herder ook opslaat, telkens kan men vaststellen dat Bloemaert eigenlijk slechts, zorgvuldig controlerend of I.V.D.M.D.H. juist had(den) vertaald, diens (hun) nauw bij Guarini's tekst aansluitende prozavertaling op rijm gebracht heeft. Dat berijmen noodzaakte hem echter nog al eens tot een wat minder nauwkeurige aansluiting bij Guarini dan hij in het proza vond. Al weten we nu dus hoe Bloemaert werkte, ten aanzien van de vragen waarvoor wij ons hierboven (blz. 296, aan het slot van IV, 1) gesteld zagen, zijn wij daarmee niet verder gekomen. Het blijft een open vraag, of er contact heeft bestaan tussen i.v.d.m.d.h. en Bloemaert, en of de eerste(n) op de hoogte was(-ren) van de berijmende bewerking van zijn (/hun) werk door de laatste. Hetzelfde geldt voor het probleem van Vondel's lofdicht op Bloemaert, dat in mijn vorige hoofdstuk ter sprake is gekomenGa naar voetnoot73. Hoe intrigerend dit alles ook is, uit de gegevens die ons ter beschikking staan valt daaromtrent niets naders af te leiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Enkele details uit Bloemaert's tekstNu Bloemaert's werkwijze ons bekend is, wordt het zinvol in het onderzoek van diens tekst ‘en détail’ ook het werk van i.v.d.m.d.h. in te schakelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Heeft Bloemaert alleen het proza van I.V.D.M.D.H. berijmd?De eerste vraag die zich voordoet, luidt: Heeft Bloemaert alléén het proza van i.v.d.m.d.h. berijmd, en de berijmde gedeelten onveranderd overgenomen? Of heeft hij zich beide ten nutte gemaakt voor een ‘eigen’ tekst? Reeds een enkel voorbeeld laat zien dat hij behalve het proza ook - zij het in geringe(re) mate - de berijmingen uit i.v.d.m.d.h. gebruikt heeft. In mijn vorige hoofdstuk heb ik een fragment van de rei bij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blindemannetjesspel geciteerd in de originele tekst en in de berijmde vertaling van Bloemaert's voorganger(s)Ga naar voetnoot74. Men vergelijke daarmee wat de Utrechtse schilder-vertaler ervan maaktGa naar voetnoot75: ‘O! Liefde, dat ghy blindt soud sijn,
‘Ey, dat geloof is niet in mijn,
‘Maer wel dat ghy sijn hert verblindt,
‘Die aen u sijn geloove bindt;
[5][regelnummer]
‘En so gy immers weynigh siet,
‘Betrouwt men u te meerder niet:
Ofgy dan blindt of niet en sijdt,
Vergeefs ist dat gy my bestrijdt.
En om dan beter u t'ontgaen,
[10][regelnummer]
So wijck' ick verder uyt de baen;
Want alhoe weynigh dat gy siet,
Selfs Argus en sach scherper niet.
So blindt gy my bedrogen hebt,
En hebt my in uw Net geschept;
[15][regelnummer]
Nu ick los ben, geloofd' ick weer,
Te sotter waer ick des te meer.
Gaet vry dan henen oock terstondt
En spreeckt met ander so gy kondt,
Gy sult toch maecken nimmermeer,
[20][regelnummer]
Dat ick u sal betrouwen weer.
Ick sie 't gevaar is al te groodt;
Met u te spelen is de Doodt.
De proza-vertaling van i.v.d.m.d.h. volgt hier het Italiaans op de voet. Bloemaert is dan ook - terecht - van dat proza uitgegaan. Maar tegelijkertijd neemt hij, lichtelijk wijzigend, de slotregel van de berijmde vertaling over. De strofevorm kan hij zowel aan i.v.d.m.d.h. als aan Guarini hebben ontleend, al wordt bij de laatste de strofe niet typografisch aangeduid; daartegenover staat dat Bloemaert een ander rijmschema heeft dan de eerste. Waar het proza van Den Ghetrouwen Herder uit 1638 minder juist is - namelijk in de weergave van ecco m'allargo (= zie ik [de kring van dansende meisjes] maak mijzelf wijder) met ‘soo wijcke ick aen d'een zijde’ - wijzigt Bloemaert dit, kennelijk met de berijmde tekst van zijn voorganger(s) als gids (de berijming van i.v.d.m.d.h. luidt ‘Gae ick wijcken uyt het pat’, r. 12 van het citaat op blz. 282) en schrijft ‘So wijck' ick verder uyt de baen’Ga naar voetnoot76 (r. 10). De andere afwijkingen van Bloemaert blijken alle rimae of metri causa te kunnen worden verklaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Heeft Bloemaert fouten gemaakt?Een tweede vraag die zich bij de bestudering van de tekst van Den Getrouwen Herder aandient, is: Heeft Bloemaert fouten gemaakt? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierboven hebben we al gezien dat hij enkele foutieve vertalingen van i.v.d.m.d.h. heeft overgenomen, maar er ook verscheidene verbeterd heeftGa naar voetnoot77. Blijkt uit het eerste dat Bloemaert niet onfeilbaar is, we kunnen ook op andere plaatsen constateren dat in zijn werkkamer evenzeer als in die van ieder ander fouten worden gemaakt. Enkele plaatsen mogen hiervan het bewijs leveren. Wat Ergasto in PF II, 15b-16a over Corisca mededeelt: dat zij E di persona/anzi grande che noGa naar voetnoot78 (= van statuur eerder groot dan klein is) wordt bij Bloemaert in zijn tegendeel verkeerd. Hij zegt immers dat ‘De suster van Ormijn [= Corisca], niet lang van [sic] haere Jaeren,/Blij-geestich van gelaet etc.’Ga naar voetnoot79 is. In het verhaal over de kus-wedstrijd, dat Mirtillo in PF II, 1 aan Ergasto verteltGa naar voetnoot80, komt een passage voor waarin de eerste zegt: toen Amarilli en ik elkaar kusten, voelde ik [226][regelnummer]
.............. de l'amorosa pecchia
la spina pungentissima soave
passarmi il cor, che forse
mi fu renduto allora
[230][regelnummer]
per poterlo ferireGa naar voetnoot81.
hetgeen, zo letterlijk mogelijk vertaald, betekent: mij het hart doorboord worden door de allerscherpste angel van de verliefde bij, (het hart) dat mij wellicht toen teruggegeven werd om verwond te kunnen worden (nl. door de ‘angel’ van de kus). Bloemaert betrekt het relativum che ten onrechte op de bij. Hij schrijft: Van den steeck-angel van so soeten By gegeven,
Die oock misschien daerom my toegesonden wert,
Om dat ick wederom haer treffen sou in 'thertGa naar voetnoot82.
Daarbij ziet hij over het hoofd dat lo uit Guarini's r. 230 op niets anders dan op il cor uit r. 228 kan slaan, en dat renduto impliceert dat iets wordt teruggegevenGa naar voetnoot83. De moeilijkheid van de tekst schuilt in ferire | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(r. 230) dat hier in passieve zin is gebruikt, terwijl het normaliter een actief, transitief werkwoord is. Zoals uit deze voorbeelden blijkt, gaat het in het algemeen om kleine onvolkomenheden bij de vertaling van een lastige tekst. Slechts een enkele keer is de vergissing die Bloemaert begaat, van ernstiger aard. Zo spreekt Amarilli, als zij in PF III, 7 de grot ingaat - waarin zij verwacht en hoopt Silvio op het plegen van ontrouw te zullen betrappenGa naar voetnoot84 - niet alleen tot zichzelf, maar óók tot Venus. Zij vraagt de Godin behendig en snel il pastorello a cui la fede ho data [.]Ga naar voetnoot85
de grot binnen te voeren. Zij doelt hier op Silvio, aan wie zij haar trouwbelofte heeft gegeven zonder hem lief te hebben. Door zijn ontrouw zal zij - dat staat de wet van Arcadië toe - van hem vrij komen....voor Mirtillo; dat althans heeft Corisca haar voorgespiegeld. Bloemaert vertaalt het geciteerde vers echter met Dien Herder, dien ick wil mijn echte Trouw besteden:Ga naar voetnoot86
Een dergelijke omschrijving kan alleen maar op Mirtillo slaan; en die verwacht Amarilli daar juist in het geheel niet!
De verduidelijkende toevoegingen, de vernederlandsingen en de verklarende, veraanschouwelijkende wijzigingen van i.v.d.m.d.h. neemt Bloemaert praktisch alle overGa naar voetnoot87. Daarentegen vindt men bij hem de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merkwaardigheden in taal en spelling, die ik hierboven (blz. 269-271) in de tekst van i.v.d.m.d.h. heb aangewezen, niet terug - evenmin als de daar gesignaleerde curiositeiten. Ter afsluiting van dit gedeelte, nog één opmerking. Tot de verbeteringen, die Bloemaert in zijn bewerking van de tekst van i.v.d.m.d.h. aanbrengt, behoort óók de vertaling van de ‘astronomische’ passage uit PF II, 1, 312-313, die bij zijn voorganger(s) tot onzin geworden wasGa naar voetnoot88. De Utrechter geeft ze wel bekort, maar juist weer: [...] van die tijt, dat d'Mey was aengevangen,
Tot in de Winter-maent [...]Ga naar voetnoot89
Samenvattend kan men zeggen dat Bloemaert met wisselend succes het proza van zijn voorganger(s) verbeterd heeft, toen hij diens (hun) tekst, mede met behulp van de berijmde gedeelten, in alexandrijnen ging omzetten - en daarbij ter controle een Italiaanse PF-editie gebruikte. Op deze wijze vertaalde hij inderdaad min of meer ‘op nieuws uyt het Italiaensch’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Proeve van Bloemaert's tekstTer afsluiting van de bestudering van Bloemaert's werkwijze wil ik nog een fragment afdrukken uit de weergave van een Rei. Ik heb daartoe het begin van de Gouden-Eeuw-reiGa naar voetnoot90 gekozen, waarvan men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Italiaanse tekst hierboven op blz. 275-276, noot 75) geciteerd vindt. Bij onze Utrechtse vertaler luidt dit begin: [1][regelnummer]
O! Guld' Euwe [sic], schoone tijdt
Als de Menschen onbenijdt
Op die jonge kinder-wijse
Mellik hadden tot haer spijse
[5][regelnummer]
In de weyden, in het gras,
En het Bosch de wiege was:
Als het Vee haer lieve jongen
Door geen vrese noch bedwongen,
Maer vresamigh en gerust
[10][regelnummer]
Konde voeden tot haer lust;
En noch niemant leet verwachte
Van het Stael, noch oock en dachte
Om beschadight oyt te sijn
Van vergift of boos fenijn.
[15][regelnummer]
Geen verkeert of bruyn gedacht
Hadt noch immermeer getracht
Met een nevel t'overtrecken
Of met duysterheyt te decken
't Helder Sonnen-aengesicht
[20][regelnummer]
Van het eeuwigh Sonnen-licht:
Maer nu siet men dat de Reden,
Die de woonsteê gaet bekleden
In de wolcken van ons' breyn,
[25][regelnummer]
Sluyt den Hemel toe alleynGa naar voetnoot91.
Ook deze rei blijkt ‘vertaald’ te zijn naar de proza-tekst van i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot92. Dat Bloemaert zich de berijmde tekst van i.v.d.m.d.h.Ga naar voetnoot93 eveneens ten nutte heeft gemaakt, is merkbaar aan de verbetering van de proza-vertaling bij vs. 11 uit Guarini's tekst. In de PF leest men: Or la ragion, che verna
[11][regelnummer]
tra le nubi del senso, ha chiuso il cieloGa naar voetnoot94,
i.v.d.m.d.h.'s proza geeft voor tra ‘onder’. De berijmer uit 1638 schrijft, naar mijn mening juister, ‘in’. Tra kan men immers letterlijk vertalen met ‘tussen’, ‘te midden van’; daar komt, als het over wolken gaat, ‘in’ dichter bij dan ‘onder’, dat ook ‘beneden’ kan betekenenGa naar voetnoot95. Bloemaert geeft in zijn regel 23 dit tra eveneens weer met ‘In’. Voor het overige vindt men alle afwijkingen van Guarini's tekst, die in het proza van i.v.d.m.d.h. voorkomen. ook in het bovenstaande fragment van Bloemaert terug. Bovendien heeft deze, klaarblijkelijk omwille van het gekozen rijmschema, voortdurend uitgebreid. De lengte van zijn rei is dan ook bijna het dubbele van die bij Guarini. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door dit alles komt zijn rei ver af te staan van het compact geformuleerde koor uit de Italiaanse PF. Er bestaat tevens, naar mijn mening, een zekere discrepantie tussen de versbeweging van zijn trocheïsche viervoeters en de ernstige inhoud: de gehele passage klinkt ons - althans mij - wat te luchtig in de oren. Ook Bloemaert heeft geen pogingen in het werk gesteld de technische virtuositeit van Guarini te benaderen, laat staan te evenaren of te overtreffen. Zijn rijmschema is zo simpel mogelijk gehouden, en van enige regelmaat in strofebouw blijkt geen sprake: nu eens vormen 10 regels een strofe, dan weer 14, en eenmaal 6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Samenvatting en conclusieNa dit alles kunnen wij overgaan tot een samenvatting van onze bevindingen. De vertaling, die Bloemaert in 1650 uitgeeft, blijkt niet méér te zijn dan een berijming van de tekst van Den Ghetrouwen Herder door i.v.d.m.d.h. Hij heeft, voor zover dat in zijn vermogen lag, de tekst van de anonymus(-i) willen verbeteren, en is daarin op verschillende plaatsen ook wel geslaagd, al heeft zijn werkwijze niet tot een aanmerkelijk betere Nederlandse tekst van Guarini's spel geleid. Dit geringe resultaat moet aan verschillende factoren worden toegeschreven. Allereerst kan worden opgemerkt dat de tekst van Bloemaert's voorbeeld weinig ernstige fouten vertoonde. Bovendien maakte hij zèlf ook nu en dan een fout, overigens eveneens zelden een ernstige. Belangrijker is dat het dichterlijk vermogen van de Utrechtse schilder-auteur geenszins indrukwekkend blijkt te zijn. Hij kon ongetwijfeld een leesbare alexandrijn schrijven, maar zijn pen blijkt toch niet tot méér in staat dan tot een berijmde weergave van de prozatekst: lezing van de enkele citaten die ik hierboven heb weergegeven, lijkt mij op dit punt voldoende overtuigend. Van de berijmde passages uit i.v.d.m.d.h. heeft Bloemaert voor de zin van zijn tekst profijt getrokken, maar tot een poëtischer prestatie dan zijn rijmende voorganger(s) komt hij niet. Dit oordeel geldt zowel voor lyrische tekstpassages en voor de Rey van Nimphen, die op blz. 303 hierboven staat afgedrukt, als voor de Reien, tussen de Bedrijven, getuige de op blz. 307 geciteerde inzet van Rey IV. Bloemaert's Den Getrouwen Herder brengt derhalve, in vergelijking met zijn voorgangers Vander Eembd en i.v.d.m.d.h., slechts in één enkel opzicht iets nieuws: de Nederlandse PF is hier ook een drama in verzen. Van werkelijke winst ten opzichte van de integrale en tekstgetrouwe vertaling van i.v.d.m.d.h. is nauwelijks sprake. Het behoeft wel geen betoog dat de verdiensten van Bloemaert in feite minimaal zijn: hij moge theoretisch dan al in staat geweest zijn zelfstandig uit het Italiaans te vertalen, in de praktijk heeft hij zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- zonder dit openlijk te erkennen, of er op enigerlei wijze op te zinspelen - beperkt tot een weergave op rijm van de tekst van i.v.d.m.d.h. Aangezien deze in 1646 herdrukt is, mag met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verondersteld worden dat Bloemaert na die herdruk aan het werk is getogen. Zijn vertaling kwam dus hoogstwaarschijnlijk tot stand tussen 1646 en het jaar van verschijnen, 1650. Er zijn geen aanwijzingen dat Bloemaert de tekst van De Potter's vertaling van de PF, die eveneens in 1650 het licht zag, heeft gekend. Of de een van de ander wist dat hij aan een weergave van Guarini's spel werkte en voornemens was deze te publiceren - zodat er van rivaliteit sprake kan zijn geweest - valt niet uit te maken; daarvoor weten wij te weinig van beider levensbijzonderheden af. Het doet er ook weinig toe. Veel interessanter is de vraag of, anders dan de vertaling van Bloemaert, die van De Potter wèl een wezenlijke vooruitgang in de ‘verduytsching’ van de PF betekent. Het antwoord daarop moet het volgende hoofdstuk ons brengen. |
|