Battista Guarini's 'Il pastor fido' in de Nederlandse dramatische literatuur
(1971)–P.E.L. Verkuyl– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||
Hoofdstux IV
| |||||||||||||||||
II. VoorwerkDe niet-ondertekende Toe-eygen-brief is gericht Aen de Ed. Eer- en Achtbare Ionck-vrouwe Ionckvrouw Maria Bommer. Het epistel is in | |||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||
twee alinea's verdeeld. De eerste stelt vast dat het hoogste doel van de mens is, het eerlijke en het genoeglijke met het nuttige te combineren. In de tweede alinea wordt deze stelling als het ware toegespitst op het onderhavige werk. Onze ‘Herts-tochten’, zo zegt de auteur, vinden baat bij stichtelijk vermaak. Het is zó dat, soms tegen wil en dank, de ‘alder-grootste Wijsheydts Lief-hebbers, de Dicht-Meesters oft Poeten, Vaders der Wijsheydt’ een bekering tot deugd en deugdzaamheid tot stand brengen. Dit is vooral het geval bij ‘zoodanighe Dicht-Meesters, die aen geen verhael, als by gheval, gebonden zijnde, al haer oordeel, sinn ende witt daer toe aenspannen, om de Deucht op 't cierlijxte, ende d'ondeucht op 't hatelijxste ten toone [te] stellen’. Onder dezen munt boven oude en moderne dichters uit ‘dẽ onwaerdeerlijcken Guarini, insonderheyt in zijn bly-eyndẽde Treur-Spel, door hem den Getrouwen Herder by genaemt; soo Eer, soo Deuchd, soo Sinn-rijck ende door de verscheydenheydt van de Afbeeldsels aldaer voor-gestelt, soo aengenaam’ dat dit spel onovertroffen is. De vertaler heeft het ‘uyt sijn [= Guarini's] Tale in onse Neder-duytsche over geset’. Dit heeft hij gedaan in zijn ‘somtijts ledigen tijdt’. De enkele citaten, hier afgedrukt, maken de bedoeling van de vertaler volledig duidelijk. Guarini's spel, geboren uit de fantasie van de auteurGa naar voetnoot2, is volgens hem een bij uitstek moralistisch stuk waarin de deugd mooi, en de ondeugd lelijk afgeschilderd wordt, in een overvloed van ‘Afbeeldsels’.
Aen de Leser is het tweede en laatste stuk van het voorwerk. Ook dit proza blijkt van de hand van de vertaler, die nu wèl ondertekent: i.v.d.m.d.h. Zijn vertaling, zo schrijft hij, is een natuurlijk gevolg van de vreugde die hij aan de PF beleefd heeft. Het genoegen en de vreugde in het hart moeten zich immers uiten, want ‘geen ghenoechte volkomen en kan ghereeckent worden, ten sy by de mededeelinghe ende openbaringhe’ - ofwel: gedeelde vreugd is de énige vreugd. De vertaling blijkt bedoeld voor drieërlei soort publiek. Allereerst worden genoemd degenen die het Italiaans niet beheersen. De tweede categorie wordt gevormd door hen die Guarini's moedertaal wel kennen, maar ‘evenwel de Nederlandtsche in grootachtinghe houden’. De derde groep, die de vertaler op het oog heeft, bestaat uit ‘de begheerighe tot het Italiaensch’. Hun wil hij ‘eenen vruchtelijcken middel’ in handen geven, waarmee ‘sy boven de meenichvuldighe nutticheden die haer sullen voorkomen, de gheseyde spraecke met vermaeck gesamentlyck mogen leerẽ; als wesende het voor-schrift in woorden ende sinnen volkomentlijck oft immers soo veel mogelijck naer- | |||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||
ghevolght met soo suyveren ende onvermenghden Tale’, dat de Nederlandse taal een volwaardig uitdrukkingsmiddel blijkt. Het feit dat i.v.d.m.d.h. zich bewust richt tot hen die, zonder het Italiaans passief te beheersen, kennis willen nemen van Guarini's spel, wijst op een instelling, waarbij de auteur er naar streeft hun dat spel in zijn gehéél te doen kennen. We mogen dus verwachten dat ons hier een integrale vertaling wordt geboden. Het zal zaak zijn na te gaan of dit inderdaad het geval is. Belangrijker is in het verband van deze studie wellicht het laatste gegeven: de nevenbedoeling van de vertaler. Hij zegt immers een tekst te willen leveren die zo letterlijk mogelijk aansluit bij die van Guarini; want zó kan uit de Nederlandse tekst, mits men de moeite neemt er de oorspronkelijke Italiaanse naast te leggen, de taal van het origineel geleerd worden. Om een of andere reden is i.v.d.m.d.h. niet zo ver gegaan als gebeurd is in sommige edities van de PF-vertaling van de Fransman Brisset, waar naast de vertaling óók Guarini's tekst is afgedruktGa naar voetnoot3. De Nederlandse vertaler rekent er op dat men een Italiaanse PF naast Den Ghetrouwen Herder wil, en gemakkelijk kàn, leggen. Uit de laatste woorden van bovenstaande weergave van het Aen de Leser kan men tenslotte opmaken dat i.v.d.m.d.h. tot een milieu behoort waarin de opbouw van het Nederlands tot volwaardige taal als een opdracht werd gezien waaraan actief moest worden meegewerkt. Eén feit bleef nog onvermeld: i.v.d.m.d.h. noemt in Aen de Leser de auteur van het Italiaanse origineel ‘Ridder Iohan Baptist Guarini’. De auteur van de PF noemt zich in werkelijkheid echter slechts: Battista Guarini. Antoine de Giraud, de tweede Fransman die een volledige vertaling van de PF maakte, geeft op het titelblad van zijn weergave in verzen van Guarini's spel aan: Le Pasteur fidelle, tragicomedie pastoralle de J.B. Guarini, traduit par Ant. de Giraud lyonnais, Paris, ... (1623)Ga naar voetnoot4. Noch de belangrijke definitieve Ciotti-editie van PF uit 1602Ga naar voetnoot5, noch - afgezien van Giraud's boek - enige andere mij bekende integrale vertaling van Guarini's spel vóór 1638 geeft de auteur ervan een dubbele voornaam. Vulde i.v.d.m.d.h. die op eigen initiatief aan? Vertoonde ook zijn Italiaanse voorbeeld de dubbele voornaam? Of kende hij Giraud's vertaling? Bij ons verder onderzoek houden we deze laatste vraag in gedachten. | |||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||
Zowel in de Toe-eygen-brief als in het Aen de Leser spreekt i.v.d.m.d.h. in dier voege over de tekst en zijn voorbeeld, dat men ternauwernood beseft dat het hier gaat over een voor opvoering bestemd toneelstuk. Alleen de uitspraak over het ‘gesamentlyck mogen leerẽ’ zou in de richting van een opvoering kunnen wijzen, maar kan evengoed, zo niet beter, duiden op een gezamenlijk lezen van de tekst. Wel staat op de titelpagina de aanduiding ‘bly-eyndende Treur-spel’, en wordt deze term één keer gebruikt in het epistel aan Maria Bommer; maar voor de dramatische aspecten van de tekst wordt nergens aandacht gevraagd. Trouwens, een Nederlander die met behulp van i.v.d.m.d.h.'s vertaling Italiaans wilde leren, zal dit ongetwijfeld al lezende hebben moeten doen. En datzelfde geldt voor hen, die ervaren wilden hoe geschikt het Nederlands reeds was voor de weergave van een tekst uit een volwaardige taal als het Italiaans. Kortom: i.v.d.m.d.h. lijkt primair lezers op het oog te hebben gehad, géén toeschouwers.
Omtrent de vertaler blijkt uit het Voorwerk dat hij Den Ghetrouwen Herder in zijn vrije tijd heeft gemaakt, en dat hij uit een milieu stamt waar men belang hecht aan de volwaardigheid van het Nederlands. Daarmee heeft i.v.d.m.d.h. nog geenszins zijn identiteit prijs gegeven. In eerste instantie openen zich voor de lezer van de vertaling twee wegen waarlangs hij misschien vorderen kan bij een poging tot identificatie van de vertaler. In diens boek worden namelijk twee andere personen met name ‘genoemd’; met hen heeft hij klaarblijkelijk connecties gehad; via hen valt i.v.d.m.d.h. wellicht te ‘herkennen’. Die twee personen zijn: de Ionckvrouw Maria Bommer, en de drukker Dirck Maire. Mijn pogingen om Maria Bommer scherper in het gezichtsveld te krijgen, zijn mislukt. Uit het feit dat het boek dat haar werd toegeeigend, in Den Haag het licht zag, mag misschien geconcludeerd worden dat zij daar woonde, of er bekenden had. In het Haagse Gemeente-Archief vindt men in de Doop-, Trouw- en Begrafenisklappers wèl enkele leden van een familie Bommer vermeld, maar slechts uit het begin van de 18e eeuw. Ook een onderzoek naar gegevens over de drukker en/of zijn familieleden, zowel in het Gemeente-Archief, als in de jaargangen van Die HagheGa naar voetnoot6, en de bekende naslagwerkenGa naar voetnoot7, leverde niets op. Vanzelfsprekend waren beide, klaarblijkelijk doodlopende wegen, overbodige omwegen geweest, indien Van Doorninck's bekende boekGa naar voetnoot8, | |||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||
of de bijgewerkte editie ervan door De KempenaerGa naar voetnoot9, uitsluitsel omtrent de initialenreeks gegeven had. Geen van beide evenwel biedt aanknopingspunten voor een identificatie. Lange tijd heeft het erop geleken dat de vertaler zich met blijvend succes voor mij verborgen zou weten te houdenGa naar voetnoot10. Maar op verrassende wijze heeft zich, naar mijn mening, een mogelijkheid voorgedaan, misschien alsnog tot een identificatie te komen. Dat gebeurde tijdens de bestudering van een derde Nederlandse vertaling van de PF, die in het volgende hoofdstuk uitvoerig ter sprake zal komen. Hier moet ik echter reeds enkele resultaten van die studie - uiteraard zonder de bewijsstukken, die ter bestemder plaatse ter tafel zullen worden gebracht - mededelen, om mijn hypothese begrijpelijk te maken. In dit verband moeten als de twee belangrijkste resultaten van mijn volgende hoofdstuk genoemd worden: a. De vertaler van Den Getrouwen HerderGa naar voetnoot11, een nieuwe overzetting van de PF, in 1650 te Utrecht verschenen, Bloemaert, heeft zich beperkt tot berijming van i.v.d.m.d.h.'s Den Ghetrouwen Herder; b. Hij heeft ter controle van de juistheid van zijn grondtekst een (of: de?) zelfde Italiaanse editie(s) van de PF geraadpleegd als i.v.d.m.d.h. gebruikt had. Op grond van deze twee gegevens lijkt het niet onwaarschijnlijk dat Bloemaert Den Ghetrouwen Herder met medeweten van i.v.d.m.d.h. berijmd heeft. Bloemaert 's berijming nu prijkt met een lofdicht van VondelGa naar voetnoot12 als eerste van een drietal drempeldichten direct na de Toe-eygeninge. In dat lofdicht rept Vondel met geen woord over Bloemaert's gebruik van i.v.d.m.d.h.'s tekst; hij suggereert dat Bloemaert rechtstreeks uit het Italiaans vertaald heeft. Het lijkt niet goed denkbaar dat Vondel, die voor zijn | |||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||
Leeuwendalers Guarini's spel heeft benutGa naar voetnoot13, de anonieme Den Ghetrouwen Herder niet zou hebben gekend, te meer omdat dit boek in 1646 werd herdrukt. Heeft hij dan niet gezien dat Bloemaert slechts i.v.d.m.d.h. berijmt? Of heeft hij, hoewel hij ervan op de hoogte was, er slechts over gezwegen, omdat de vermelding van Bloemaert's handelwijze in een lofdicht voor die ‘vertaler’ niet paste? Deed hij dit in overleg met i.v.d.m.d.h.? Het lijkt, met deze vragen in gedachten, niet onmogelijk dat er een betrekking heeft bestaan tussen Vondel en i.v.d.m.d.h. Wanneer men nu onder de kennissen van Vondel op zoek gaat naar auteurs, die zich met vertalen bezighielden, dan ziet men tot zijn verrassing Vondel in zijn De Vertaeler aen alle Nederlanders, dat voorafgaat aan zijn Hvigh de Groots Iosef of Sofompaneas uit eind 1635Ga naar voetnoot14, spreken over ‘Secretaris Daniël Mostert en Joan Victorijn, beide Reghtsgeleerden’ die hem bij zijn vertaalarbeid ‘rustigh’ de hand boden. J. Victorijn en D. Mostert: j(i)Ga naar voetnoot15v.d.m.! Zijn misschien deze twee de vervaardigers van de prozatekst van Den Ghetrouwen Herder uit 1638? Mostert, secretaris van Amsterdam, schreef enige treurspelen, veel kleiner literair werk en de Nederduytse Secretaris oft Zendbriefschryver, een handleiding voor ambtelijke correspondentie. Hij stierf in 1646, waarschijnlijk 56 jaar oudGa naar voetnoot16. Zowel Mostert als Victorijn worden ook elders in Vondel's werk genoemdGa naar voetnoot17. Victorijn was een rechtsgeleerde en literatuurminnaar, van wie men mag veronderstellen dat hij, studerende in Leiden, college heeft gelopen bij de graecus en neo-latinist Daniël Heinsius. Joseph in Egypten van 1640 wordt door Vondel aan hem opgedragen. Vóór 21 juli 1646 | |||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||
moet hij gestorven zijnGa naar voetnoot18. Beide mannen zijn uiteraard vertrouwd geweest met het Latijn. Kennis van het Italiaans lijkt bij geen van beiden uitgesloten, integendeelGa naar voetnoot19. En moet het louter toeval heten dat de initialen van de naam van Daniël Heinsius, vermoedelijk Vechter's leermeester, de resterende letters van de reeks i.v.d.m.d.h. vormen? Daniël Heinsius, dichter, óók van Nederlandse verzenGa naar voetnoot20. De tekst van i.v.d.m.d.h.'s vertaling bestaat overwegend uit proza, maar bevat ook berijmde gedeelten. Heeft Heinsius misschien deze berijmde gedeelten voor zijn rekening genomen bij het tot stand komen van Den Ghetrouwen Herder?Ga naar voetnoot21 Zo ja, dan moet hier wel gesproken worden van ouderdomswerk: toen de eerste druk van i.v.d.m.d.h.'s vertaling verscheen, was Heinsius immers reeds 58 jaar, en was er van hem in ruim 20 jaar geen Nederlandse poëzie meer verschenenGa naar voetnoot22. In die tijd ook was hij verwikkeld in de vermaarde geleerdentwist die rondom zijn Herodes Infanticida was ontbrandGa naar voetnoot23. Bedenkt men dit, en daarbij dat Heinsius dan wel een zeer bescheiden taak op zich zou hebben genomen, dan is men geneigd toch eerder aan toeval te denken dan aan een werkelijke samenhang tussen Heinsius' initialen en de laatste twee letters van de reeks die de ondertekening vormen van het Aen de Leser in Den Ghetrouwen Herder. | |||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||
Het hierboven te berde gebrachte is slechts - ik ben er mij zeer goed van bewust - een veronderstelling, gegrond op een andere hypothese nl. die van een relatie tussen i.v.d.m.d.h. en Vondel. Noch deze, noch gene onderstelling is bewezen, misschien moet men zelfs zeggen: bewijsbaar. Dat ik een en ander hier toch heb vermeld, vindt zijn oorzaak in het feit dat tot op heden, zover ik weet, geen poging is ondernomen de sluier van de initialenreeks in Den Ghetrouwen Herder op te lichten. Tot nu toe moest men deze vertaling van de PF zonder meer anoniem noemen, van nu af mag men voorzichtig en vragenderwijs enkele namen opperen. De mogelijkheid daartoe heb ik willen openen, meer niet. In het kader van deze studie is het vrijwel negatieve resultaat van mijn pogingen klaarheid te krijgen omtrent de identiteit van Maria Bommer, de drukker Maire en de vertaler(s), geen al te ernstige zaak. Ons interesseert immers vóór alles de aard van de vertaling. Daarover hebben de stukken uit het Voorwerk al enige informatie verschaft, en zal wat volgt - Inhoudt, voorrede, en de tekst zelf - ons hopelijk nadere inlichtingen geven. | |||||||||||||||||
III. De vertaling1. Inhoudt en voorredeDe inhoudsweergave blijkt een zo letterlijk mogelijke vertaling van Guarini's Argomento. Ze vertoont één opvallend kenmerk: de orakelspreuk die Guarini in zijn samenvatting heeft opgenomen, verschijnt in het Nederlands tweemaal. Nadat i.v.d.m.d.h. de spreuk in proza heeft weergegeven, volgt nog een ‘rijms-wijse’ vertaling. Het aldus tweemaal weergeven van Guarini's tekst blijkt niet beperkt tot dit ene geval: in het spel zelf komt dit verschijnsel nog verschillende malen voor. Ik kom daar beneden, blz. 264, nader op terug. Direct aansluitend bij de Inhoudt treft de lezer de lijst van Namen vande gene die in dit Herderlyck Bly-eyndende Treur-Spel t' samen komen aan. Deze stemt praktisch volledig overeen met die in de PF. Slechts twee feiten zijn de moeite van het noteren waard: Bij de Satyr ontbreekt het adjectief dat het Italiaanse vecchio zou moeten weergeven. Verder geeft i.v.d.m.d.h. het woord Coro niet weer met ‘Rei’ of ‘Koor’ maar met Schare. Voor zover ik weet, komt deze term in de Nederlandse dramatiek van de zeventiende eeuw elders niet voor. De Voorrede is een weergave van Alfeus' Prologo. Hier vinden we dus de eerste vertaling in het Nederlands van dit onderdeel van Guarini's tekstGa naar voetnoot24. Het schijnt de vertaler niet te hinderen dat de proloog een | |||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||
typisch gelegenheidsstuk is, dat voor ieder ander publiek dan dat waaronder Karel Emanuel van Savoye en Catharina van Oostenrijk zich bevonden, moest worden gewijzigd, en in wezen slechts functioneerde bij een opvoeringGa naar voetnoot25. Wijzigingen van enig belang vallen niet te constateren. Herderskleding wordt ‘Boerẽ-kleedinghe’; Cinthia wordt ‘Diana’; het Westen (occaso) wordt letterlijk vertaald met ‘Ondergangh’; een enkele uitdrukking komt te vervallen. De custos van de laatste pagina van het voorwerk is ‘Den’. De eerste tekstpagina begint met ‘Voorrede. (Alpheus de Riviere van Arcadien)’. Het vermoeden ligt voor de hand dat in deze eerste druk een herhaling van de titel van het stuk is weggevallen, zoals die vaak bovenaan de eerste bladzijde van een spel staat. In de (eerste en enige) herdruk van 1646Ga naar voetnoot26 is, in overeenstemming met de tekst, de bewuste custos veranderd in ‘Voor-’. | |||||||||||||||||
2. De vertaling van het spelA. Enkele opmerkingen voorafi.v.d.m.d.h. blijkt het stuk van Guarini intact te hebben gelaten. Iedere scène van elk bedrijf is volledig vertaald. Alle Cori uit de PF treft de lezer in tweevoud aan: in proza en ‘Rijms-wijse’. Door deze vertaling kon de Nederlander dus een compleet beeld krijgen van de inhoud van de PF. De technische terminologie van de vertaler omvat de volgende benamingen: voor Coro leest men - zoals reeds werd opgemerkt - ‘Schare’; Atto wordt weergegeven met ‘Handelinghe’, en scena met ‘Verschijninghe’. Of de publikatie van Den Ghetrouwen Herder (mede) een gevolg is geweest van de plannen die er in de vroege twintiger jaren van de zeventiende eeuw hebben bestaan om de PF ‘de Hollandse huyck’ om te hangenGa naar voetnoot27, valt niet te zeggen, zolang de identiteit van de vertaler(s) | |||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||
niet werkelijk vaststaat. Moet men i.v.d.m.d.h. inderdaad lezen als de initialen van Vechters, Mostert en eventueel Heinsius, dan is een rechtstreeks verband met die plannen mogelijk, gezien de relatie van deze drie met de ‘letterluyden’ uit die jaren. Het meest intrigeert ons evenwel de vraag: hoe is het beeld ‘en détail’, dat Den Ghetrouwen Herder de Nederlandse lezer voor ogen zet? Kon nu, in 1638, eindelijk iedere geïnteresseerde goed kennis nemen van de PF, die toen al bijna een halve eeuw oud was? Een antwoord kan alleen gegeven worden na een nader onderzoek van de tekst. Allereerst moet dan aandacht worden gevraagd voor het hierboven al gesignaleerde verschijnsel dat - terwijl de PF een versdrama is - de tekst van i.v.d.m.d.h. proza èn poëzie bevat: zowel in als buiten de bedrijven worden alle Koorgedeelten eerst in proza en vervolgens ‘Rijms-wijse ghestelt’ weergegeven. Men vraagt zich af wat de reden daarvoor is geweest. Het lijkt erop dat de berijmde vertaling niet gemaakt is door de auteur van het prozagedeelte. Op één plaats immers wijken de twee teksten zodanig van elkaar af, dat eenzelfde ‘hand’ onwaarschijnlijk is. In de Vierde Handelinghe, Seste Verschijninghe, zingt het koor van herders de lof van Silvio. Guarini laat het Coro zingen over hem per cui de l'Erimanto/giace la fèra superata e spenta (PF, ed. Fassò, blz. 186)Ga naar voetnoot28. In de prozatekst schrijft i.v.d.m.d.h. dat Silvio ‘ontademt dat wilt Dier van de Woestijne Drirmanthus [sic] 't welck levẽdigh [...]’ (DGH IV, 6, blz. 255). De rijmsgewijze vertaling geeft de passage aldus: ‘door wiens handt,/Dien In-woonder light verslaghen,/Vanden woesten Erimant’ (DGH IV, 6, blz. 260). Dat in beide Nederlandse teksten de Erymanthus nader wordt gekarakteriseerd met een vrijwel gelijkluidend woord (:‘Woestijne’, resp. ‘woesten’), waarvoor geen equivalent in het Italiaans te vinden is, kan nauwelijks een toeval zijn. Het heeft er alle schijn van, dat de dichter de prozavertaling voor zich heeft gehad, en deze stilzwijgend heeft verbeterd. Hij heeft ‘de Woestijne Drirmanthus’ herkend als foutieve ‘weergave’ van l'Erimanto. Het onbegrijpelijke - ook in de tweede druk gehandhaafde! - ‘Drirmanthus’ uit het proza werd in de berijmde tekst de begrijpelijke benaming van de bekende berg. Indien achter de initialenreeks i.v.d.m.d.h. inderdaad meerdere auteurs schuil gaan, lijkt het plausibel aan te nemen dat de naam van de rijmende vertaler - die maar een klein gedeelte van de tekst voor zijn rekening nam - achteraan komt: D.H. Of dit, zoals ik voorzichtig geopperd heb, Daniël Heinsius geweest zou kunnen zijn, blijft een volledig open vraag. | |||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||
B. De redactie van de PF die aan Den ghetrouwen herder ten grondslag heeft gelegenOver de gebruikte redactie van de PF geven de volgende passages uit de prozavertaling uitsluitsel:
| |||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||
Uit de hier besproken plaatsen in het bijzonder uit 4 en 8, blijkt, dat men, uitgaande van de plausibele veronderstelling dat i.v.d.m.d.h. zorgvuldig heeft gewerkt, mag aannemen, dat de Nederlandse vertaler niet de luxe-editie van de definitieve PF-tekst heeft gebruikt. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij Guarini's spel in een hier en daar afwijkende herdruk van de Ciotti-uitgave onder ogen gehad. Immers, zijn Vorlage miste enerzijds V, 3, 77, maar had anderzijds, naar men mag veronderstellen, in IV, 2, 10 het onjuiste effetto. | |||||||||||||||||
C. De proza-vertalingNauwkeurige vergelijking van Guarini's tekst met het Nederlandse proza van Den Ghetrouwen Herder wijst uit, dat de vervaardiger van deze vertaling voor zijn taak berekend was. Hij geeft het Italiaans bijzonder zorgvuldig, zo letterlijk mogelijk weer, en houdt zich dus aan zijn belofte in Toe-eygen-brief en Aen de Leser. Bij die vergelijking vallen de volgende punten op: | |||||||||||||||||
a. Kleine wijzigingen.De vertaler veroorlooft zich kleine wijzigingen. Zo treft men als benaming van de jacht- en kuisheidsgodin nergens meer het guariniaanse Cinthia aan, maar overal de direct duidelijke en meest gebruikelijke naam ‘Diana’. Al even consequent moet de ietwat precieuze naam Alcide, die Guarini bezigt, wijken voor de normale, bekende naam ‘Hercules’. De liefdesverhouding tussen deze laatste en ‘Omphale’ (voor het Italiaanse Onfale) is in Nederland - zo moet de vertaler verondersteld hebben - minder bekend dan in Italië: daarom, dunkt mij, voegde hij aan de naam van het meisje ‘zijn vriendinne’Ga naar voetnoot31 toe. Als verduidelijking moet men ook de toevoeging ‘even als de Snee’Ga naar voetnoot32 zien bij het ‘verdwijnen’ (= wegkwijnen) van een meisje, waarover Titiro spreekt in een (traditionele) passus over het meisje dat op een kortbloeiende roos gelijktGa naar voetnoot33. Een wijziging, die wel zal samenhangen met het Nederlandse publiek waarvoor Den Ghetrouwen Herder is bestemd, lijkt mij de volgende verandering. In PF II, 6, 23 is er sprake van coturni, door de Satyr op instigatie van Corisca aan een zekere Silvia ontstolen om Corisca's liefde te kunnen vergeldenGa naar voetnoot34. In Den Ghetrouwen | |||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||
Herder wordt ter plaatse gesproken over een ‘Liedt-boeck’. Het publiek, zo wil het mij voorkomen, was volgens de vertaler te weinig vertrouwd met kothurnen, (in dit geval eenvoudigweg: dameslaarzen)Ga naar voetnoot35 in een ‘herderlijke’ maatschappij, dan dat een letterlijke vertaling hier bevredigend werd geoordeeld. i.v.d.m.d.h. meende, mijns inziens niet ten onrechte, dat een ‘Liedt-boeck’ een geschikter en bovendien begrijpelijker object voor Satyr's roofpraktijk was. Men treft ook een enkele maal een wijziging aan, die wel zal samenhangen met pogingen van de vertaler de tekst voor lezers zo aanschouwelijk mogelijk te maken. Als de Satyr de grote steen voor de ingang van de grot wil wentelen, waarin Amarilli en Mirtillo zijn binnengegaanGa naar voetnoot36, gebruikt hij, bij Guarini, daartoe een tronco (= stronk); naar men mag vermoeden: als hefboom. Welnu, i.v.d.m.d.h. vervangt tronco zonder meer door ‘hevel’Ga naar voetnoot37. | |||||||||||||||||
b. Kleine ongerechtighedenDen Ghetrouwen Herder blijkt niet vrij van kleine ongerechtigheden. Ik volsta hier met een paar voorbeelden daarvan. Om te beginnen de weergave van varco in PF IV, I, 1, Nadat aan het einde van het Derde Bedrijf de Satyr de grot, waarin zich Amarilli en Mirtillo bevinden, heeft afgeslotenGa naar voetnoot38, verschijnt Corisca, in IV, 1, weer ten tonele en spreekt haar gedachten uitGa naar voetnoot39: hoe zij, volledig in beslag genomen door het probleem op welke wijze zij Amarilli het best naar de doorgang (= varco: waarschijnlijk een holle weg die naar de grot voert en buiten het gezichtsveld van de toeschouwer ligt)Ga naar voetnoot40 kon krijgen, vergeten was dat zij haar pruik misteGa naar voetnoot41. Dat woord varco nu wordt door i.v.d.m.d.h. niet vertaald, maar hij laat Corisca spreken over haar bezig zijn ‘om dat slechthooft [= Amarilli] aenden dans te brengẽ’Ga naar voetnoot42. Men mag vermoeden dat i.v.d.m.d.h. ofwel het woord varco niet kende, ofwel - en in dat geval zou ik deze plaats in de vorige subparagraaf hebben moeten bespreken - het wèl kende, maar de passus in zijn geheel te onhelder vond om zonder meer letterlijk te vertalen. Hoe dit ook zij, in Den Ghetrouwen Herder staat ‘aenden dans’ in plaats van ‘bij de doorgang’. - Duidelijke fouten of vergissingen lijken mij de volgende gevallen: | |||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||
buccia (schors) wordt verward met buco (hol)Ga naar voetnoot43, poeti (dichters) wordt ‘Liefhebers’ (sic)Ga naar voetnoot44; fratta (struik) wordt de ene keer goed vertaald met ‘(Rijs-)boschken’Ga naar voetnoot45, een andere keer met het minder juiste ‘Els’Ga naar voetnoot46, of met ‘holleken’Ga naar voetnoot47. Betrof het in deze gevallen vergissingen bij het vertalen van een woord, men vindt ook ongerechtigheden die duiden op gebrek aan een bepaald soort kennis, met name wat de astronomische termen van Guarini betreft. De weinige plaatsen, waar de auteur van de PF iets van sterrekundige aard meedeelt, worden álle foutief vertaald. Zo leest men in PF II, 1, 312-313 (ed. Fassò, blz. 88): E, da l'uscir che fe' di Tauro il sole
fin a l'entrar di Capricorno [...]
i.v.d.m.d.h. geeft dit weer met (DGH, blz. 90 = ed. 1646, blz. 95) vanden tijdt af dat Taurus uyt Sol gaet, ende dat hy komt tot in Capricornus [...] zodat, naar zijn voorstelling het (dierenriemteken of) sterrenbeeld Stier vanuit de zon (wat dat ook moge betekenen) zich tot in het (dierenriemteken of) sterrenbeeld Steenbok verplaatst! Uit de weergave van deze PF-passus door Vander Eembd uit Brisset verhelderend en juist vertaald met: ende van den uyt-gang des Grasmaends/als de zonne in Stiers teyken heerst/tot het beghin des Winter-maendts/de gulde zonne in steenbocx- -teyken schynende, [...]Ga naar voetnoot48 blijkt dat i.v.d.m.d.h. het werk van zijn onmiddellijke voorganger niet heeft geraadpleegd, althans zich niet ten nutte heeft gemaakt. Behalve vergissingen kan men ook een paar omissies constateren. Misschien zeggen deze meer over de tekst van de PF-editie die i.v.d.m.d.h. heeft gebruikt, dan over de slordigheid of mentaliteit van de vertaler(s). Ik meen er echter toch goed aan te doen, ze even bij elkaar te zetten. Op enkele plaatsen ontbreekt een deel van de Italiaanse versregel. Zo in I, 2, 218; II, 1, 2; II, 1, 95Ga naar voetnoot49. Het gaat in al deze gevallen | |||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||
(met inbegrip van de in mijn laatste noot nog vermelde) om onbelangrijke weglatingen van één woord of van enkele woorden, omissies die waarschijnlijk wel toegeschreven moeten worden aan i.v.d.m.d.h. Soms lijkt niet-begrijpen van Guarini's tekst door de vertaler de aanleiding tot een bewuste omissie of eliminatie. Dat is waarschijnlijk het geval in PF III, 2, 76 waar Guarini fiedo schrijft voor het veel gebruikelijkere ferisco (= verwond, o.t.t.)Ga naar voetnoot50 en i.v.d.m.d.h. dit onderdeel van een enumeratie van persoonsvormen weglaat. Ook het niet alledaagse Affè (= tenslotte) in Amarilli's verraste uitroep: ‘Eindelijk heb ik je te pakken’, als ze meent Corisca vastgegrepen te hebben tijdens het blindemannetjesspel in PF III, 3, 1Ga naar voetnoot51, geeft i.v.d.m.d.h. niet weer. Daarvoor in de plaats komt de in klank erop lijkende uitroep Ha ha! (DGH, blz. 150). Een corrupte tekst tenslotte kan ten grondslag hebben gelegen aan de merkwaardige vertaling van Il proibisce il ciel, la terra il guarda (= De hemel verbiedt het, de aarde bewaart het) door ‘het verbiedt den hemel, de aerde, de werelt’Ga naar voetnoot52, waar voor guarda gestaan kan hebben (of gelezen is): mondo. | |||||||||||||||||
c. Merkwaardigheden.Er moeten tenslotte nog enkele merkwaardigheden gesignaleerd worden. Als zodanig beschouw ik een paar gevallen van opmerkelijke woordkeus of spelling. Wat de laatste betreft: in de druk van 1638 leest men voor PF I, 2, 167, in sacrifizio offerta (ed. Fassò, blz. 56): ‘tot een Schlacht-opffer [wierde] opgheopffert’Ga naar voetnoot53. speranze (verwachtingen) blijkt weergegeven te zijn met het zelden voorkomende ‘hopeninghen’Ga naar voetnoot54. In PF IV, 2, 17 staat t'avessi tra le braccia pargolettaGa naar voetnoot55 (... ik | |||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||
je als kleintje in mijn armen had); i.v.d.m.d.h. laat Linco hiervoor in het Nederlands zeggen: ‘... opte handen droech, een kleyn krotjen’ (DGH, blz. 216) zodat hij de kleine Dorinda aanduidt met een woord waarvan het WNT zich afvraagt of het verband heeft met het Duitse KrotzGa naar voetnoot56. In àl deze gevallen zou invloed van het Duits bespeurbaar kunnen zijn. Opvallend is het gebruik van ‘horentorens’ (Westlandse benaming voor: hommels) waar Guarini pecchie (= bijen)Ga naar voetnoot57 heeft. Curieus moet naar mijn mening ook het volgende, een achttal keren voorkomende verschijnsel worden genoemd, dat ik het best kan doen kennen door er twee voorbeelden van te geven. PF II, 2, 112-113 (ed. Fassò, blz. 93) wordt aldus vertaald (DGH, blz. 98): Ghy voert Pijl eñ Vlam, mijn hert dat wel vernam, alst wierdt gheschooten, en met brandt overgoten. PF II, 5, 38-39 (ed. Fassò, blz. 100) blijkt weergegeven met (DGH, blz. 109): om 't welcke te besitten haer hert niet wordt bestreden/naeckt, jae maer wel te vreden Deze, en de andere zes passagesGa naar voetnoot58 komen hierin met elkaar overeen dat ze, zonder dat dit in de druk tot uiting is gebracht, rijmend zijn. Sommigen ervan kan men ook ritmisch-metrisch noemen. Het eerste voorbeeld stamt uit een passus van de PF die verscheidene malen op muziek gezet isGa naar voetnoot59. Verschillende componisten hebben dus de Italiaanse tekst als bijzonder lyrisch ervaren. Blijkens zijn vertaling was dit laatste ook het geval bij i.v.d.m.d.h.: zijn Nederlandse tekst is lyrisch proza geworden. Het tweede voorbeeld opent een reeks van drie plaatsen die alle te vinden zijn in PF II, 5, 28-56. Guarini heeft daar een soort lied van drie strofen (resp. 12, 12 en 14 regels lang) geschreven over het geluk van | |||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||
herderinnetjesGa naar voetnoot60. Iedere strofe sluit hij af met één rijmpaar, terwijl de overige regels bestaan uit blanke verzen. Het zijn nu juist de rijmende regels die óók i.v.d.m.d.h. op rijm weergeeft. Hij heeft dus hier - in opvallende tegenstelling tot wat hij doet op de meeste andere plaatsen waar Guarini incidenteel van rijm gebruik maakt - wèl de gebonden vorm gehandhaafd. Het is niet direct duidelijk waarom. Heeft hij ook deze passage als bijzonder lyrisch ervaren? Het lijkt niet onwaarschijnlijk. Overigens zijn deze enkele rijmende passages in een lange prozatekst naar mijn mening niet meer dan spelingen van het toeval, beter wellicht: gevolgen van de grillige luimen van de vertaler(s); en daarom in een bespreking van de merkwaardigheden van Den Ghetrouwen Herder op hun plaatsGa naar voetnoot61. Een laatste curiosum is het volgende. Naar men weet wordt bij een opvoering van de integrale PF het giuoco ‘de la cieca’ (PF II, 5, 208) vertoondGa naar voetnoot62. Guarini noemt dat spel in totaal vier maal bij nameGa naar voetnoot63. i.v.d.m.d.h. gebruikt niet minder dan drie van deze vier keren een (telkens) andere naam! Men vindt bij hem achtereenvolgens: ‘Spel van Hoender-koy’, ‘'t Spel vande Blinde’, ‘'t Momme-spel’ en de uitdrukking ‘dat ghy hoender-koy sit’Ga naar voetnoot64. De literatuur over kinderspelen die ik heb kunnen raadplegenGa naar voetnoot65, vermeldt een groot aantal namen voor dit naar oorsprong Griekse spel Χαλϰῆμυῖα; maar ‘Hoender-koy-spel’ of iets dergelijks vindt men daar niet onder. Ook Kiliaen, en Iunius' Nomenclator kennen het spel onder verschillende namen, maar niet onder die van ‘Hoender-koy-sitten’. De Bo's Westvlaamsch | |||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||
IdioticonGa naar voetnoot66 geeft deze naam evenmin op. In dit laatste boek vindt men echter wèl de term Mommeken-spelen. Is het spel ook elders dan in West-Vlaanderen zo genoemd, bijv. in de streek waar i.v.d.m.d.h. vandaan kwam(en)? Of heeft (hebben) de vertaler(s) van Den Ghetrouwen Herder de naam ontleend aan het West-Vlaams? | |||||||||||||||||
d. Enkele proeven van de vertaling in prozaAls specimina van i.v.d.m.d.h.'s vermogen de tekst van Guarini in het Nederlands weer te geven, heb ik gekozen:Ga naar voetnoot67
Ik geef alleen van de laatste passage, de Gouden-Eeuw-rei dus, in noot 75 de volledige Italiaanse tekst ter vergelijking. In twee van de drie andere gevallen leken mij de afwijkingen te weinig in aantal en te gering van importantie om de opname van de uitgebreide citaten uit de PF te rechtvaardigen. Wie toch nauwkeurig wil vergelijken, neme daartoe zelf een PF-uitgave ter hand.
α. De lyrisch(-epische) passus: I, 4, 169-203Ga naar voetnoot69. Titiro spreekt tot Montano over de afkerigheid van diens zoon Silvio ten opzichte van zijn dochter Amarilli, die aan deze herder-jager verloofd is, en in haar jeugd wegkwijnt. Hij zegt o.a.: Eveleens als in eenen cierelijcken Bloem-hof een aerdich Roosken, dat noh [sic; ed. 1646, blz. 65: noch] weenich te voren in sijne groene, teere schellen besloten was, ende onder de schaduwe van het decksel des | |||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||
nachts ongepluckt, ende onghesien stondt aen sijnen moederlijcken steel, op 't haestich verschijnen, vandẽ eersten strael die uyt het Oosten voortkomt, wort sy wacker ende begint te ghevoelen//ende doet open voorde Sonne, die haer lief-koost ende op haer lonckt, haren rootverwighen ende welrieckenden Boesem: Als-wanneer het Biecken suysende, vlieght door het Morgen licht [ed. 1646, blz. 65: Morgen-licht] daer uyt treckende de dauwachtighe vochticheden: maer soose alsdan niet en wort ghepluckt, invoeghen, dat sy de hitte vanden Middach gevoelt, soo vervaltse met het vallen vande Sonne, soo misverwt opte schaduwachtighe Hage, datmen nauwelijx en soude seggen, dat is een Roose gheweest. Alsoo oock een Maechdeken, terwijl de moederlijcke sorghe haer bewaert ende opsluyt, soo sluyt sy oock haer Borste voorde minsuchtighe ghenegentheyt; maer soo't ghebeurt dat het dertel opsicht van een vyerich Minnaer haer komt te beloncken, ende dat sy de suchtjens hoort, soo doet sy hem terstondt het herte open, ende ontfanght de liefde inden teederen boesem, ende indien de schaemte dan deselve soeckt te verberghen, of dat de vreese, die inden breydel hout, d'ellendige swijgende//even als de Snee, verdwijnt gheheel, door overvloedich verlanghen; alsoo vergaet de schoonheydt, soo den brandt blijft duyren, ende haren tijt verliesende, verliestse met eenen haer gheluck. Slechts op de door mij gecursiveerde plaatsen wijkt i.v.d.m.d.h. af van zijn voorbeeld. ‘decksel’ is de weergave van het Italiaanse velo (= sluier); ‘vyerich’ staat voor cupido (= begerig, verlangend); ‘even als de Snee’ is, naar ons reeds is geblekenGa naar voetnoot70, een verduidelijkende toevoeging. Voor zover het Nederlands het toestaat, houdt i.v.d.m.d.h. zich aan de woordvolgorde van de Italiaanse tekst, die hij in het algemeen nauwkeurig weergeeft. Bij de interpunctie ervaart hij echter de noodzaak hier en daar een rustpauze in te lassen, een afsluiting van de grammatische constructie te geven, ondanks het feit dat de zin - een lange, uitgewerkte vergelijking - doorloopt. Het woordgeslacht van Roosken blijkt aanvankelijk onzijdig (regel 1 van het citaat: ‘dat’; regel 2 en 4: ‘sijne’, resp. ‘sijnen’) maar wordt daarna vrouwelijk (blijkens o.m. regels 6 en 7: ‘sy’ resp. ‘haer’), ongetwijfeld doordat de auteur meer het verbeelde dan het beeld in gedachten vóór zich ziet. De zangerige charme van de Italiaanse tekst, die overvloedig werkt met alliteraties, medeklinkerrijmen, eindrijmen, is grotendeels verloren gegaan.
β. De virtuoos-epische passus: I, 5, 29-74a; 79-80Ga naar voetnoot71, een deel van Satyr's monoloog: O Vrouwelijcke trouweloosheyt, laet op u legghen de waerachtige schult van alle schandtvlecken inde Minne: van u alleen hevet sijnen oorsprongh, ende niet van haer, wat de Liefde bitters, ende boosaerdichs heeft, die andersins in hare eyghenschappen goedertieren, ende weldadich is, door V. Lieden verlieftse [sic; ed. 1646, blz. 69: verliestse] | |||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||
terstondt alle hare goetheyt, ghy sluyt voor haer terstondt alle wegen om inden boesem te konnen dringen, ende om in het herte te konnen geraecken, alleen lief-koost ghyse van buyten, ende maeckt daer hare wooninghe: want u sorghe, en u opproncksel, en u vermaeck en is anders niet, dan de uyterlijcke schorsse van een gheblanket aenghesicht; noch uwe wercken en sijn oock niet, met ghetrouwicheyt t'ontfangen de Trouwe van den ghenen, die u bemindt, ende metten ghenen die u bemindt te strijden in 't beminnen, ende in tweee [sic; ed. 1646, blz. 70: tvvee] Boesemen een Herte te besluyten, ende in twee Willen een Siele: maer met goudt te vercieren het onghevoelijck Hayr, ende van d'eene tuyt in duysent knoopen te samen gevlochtẽ een bosch te maecken boven u Voor-hooft, ende dan mette andere tuyte, ghebreyt als een Net, ende lanx het selve bosch ghespreyt zijnde, te vanghen het herte van duysent onbedachte Minnaers. O wat ist een onweerdighe ende verfoeyelijcke saecke u somwijlen met een Pinceel te sien schilderen u kaecken, ende daer onder verberghen de vlecken vande Nature, ende vanden tijt, ende te bemercken hoe ghy de blauwe deluheytGa naar voetnoot72 doet schijnen te wesen als een scharlaken! hoe ghy de rimpelen effen maeckt, eñ het bruyneGa naar voetnoot73 verandert in wit, ende het eene gebreck met het andere wech neemt, of om beter te segghen, vermeerdert! Dickmaels leght ghy eenen cruys-knoop in eenen draet, ende het een eynde vat ghy mette tanden, ende t'ander eynde hout ghy mette slincke handt om hoogh, ende den loopen den [sic; ed. 1646, blz. 70: loopenden] knoop drayt ghy mette rechte hand, soo dat hy open en toe gaet, als een scharpe Scheere, ende ghy voecht hem op u oneffen wollachtich Voor-hooft, daermede schrabt ghy af alle ruychheyt, ende treckt uyt te samen het qualijck wassende, ende weelighe Hayr, met sulcken pijne, dat het sondigen een straffe is. Maer 't en is noch niet met al, // dat haere wercken soo ghelijck zijn hare manieren, ende haere gewoonte; wat dingh hebt ghy dat niet gheveynst en is? Doet ghy den mondt open, ghy lieght, sucht ghy, u suchten zijn bedrieghelijck; soo ghy u ooghen drayt, u opsicht is valsch; om met een woordt te seggen, al u doen, al u manieren, ende 'tgunt men in u siet, en 't ghene men niet en siet: of ghy spreeckt, of ghy peynst, of ghy gaet, of ghy u ooghen slaet, of ghy weent, of ghy lacht, of ghy singht, 'tis altemael bedroch. [...] Soo is dan de schult van alle hare onheylen V Lieden te wijten, of liever isse te wijten, die gheene alleen, die u gheloof gheven. Zoals in het eerste citaat, blijkt ook in dit tweede i.v.d.m.d.h. zich maar weinige heel geringe afwijkingen te veroorloven. De twee hier gecursiveerde zijn nauwelijks van belang: ‘dat’ vervangt een dubbele punt, en maakt van een hoofdzins- een bijzinsconstructie; ‘V Lieden’, een toevoeging, bewerkt dat Satyr's woorden tot alle vrouwen gericht zijn - overeenkomstig Guarini's bedoeling - terwijl hij zich in eerste instantie alleen tot Corisca wendde. Opnieuw wordt duidelijk dat i.v.d.m.d.h. de tekst - in dit geval een niet gemakkelijk fragment - bijzonder conscientieus weergegeven heeft. | |||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||
γ. De snelle, felle dialoog: II, 6, 86-109aGa naar voetnoot74. Als Corisca en Amarilli afgesproken hebben dat de laatste met Corisca's vriendinnen het blindemannetjesspel zal gaan spelen om Mirtillo in de gelegenheid te stellen ‘ongedwongen’ en ‘toevallig’ met zijn geliefde Amarilli in gesprek te raken, blijft Corisca alleen op het toneel achter, hardop denkend over de effectiviteit van haar list. Dan stormt plotseling de Satyr het toneel op en begint de dialoog waarvan ik hier een deel weergeef, en die eindigt met Satyr's val, Corisca's ontsnapping zonder pruik, en Satyr's woedende tirade over de bedrieglijke meisjes. C(orisca). Och mijn hooft! o wreeden houdt toch wat op: eñ weyghert my niet ten minsten eene gonste. S(atir). Wat gonste is dat? C. Dat ghy my noch een weenich hoort spreecken. S. Mogelijck meent ghy met ghesochte woordekens ende uyt-geperste traentjens my te beweghen. C. Ey beleefden Satir, wilt ghy niet ophouden van my te sleuren? S. Ghy sullet ghewaer worden, komt voort. C. Sonder medelijden met my te hebben? S. Sonder medelijden. C. En blijft ghy daer wel vast by? //S. Wel vast. Hebt ghy u tooverije voleyndt? C. O beestelijcken, onbeleefden, onlydelijcken, half Mensche, en half Bock, en heel Beest! verrotste Krenghe ende Mis-gheboorte vande Nature, niet weerdich ghenoemt te//worden: indien ghy gelooft dat Corisca u niet en bemindt, soo gelooft ghy de waerheyt, wat begheert ghy datse in u beminne? dien uwen frayen Ezels-kop? dien besmeurden Baert? die Geyten Ooren? ende dat bequijlde, tandeloose Hol? S. O fieltinne, seght ghy dat teghen my? C. Dat teghen u. S. Teghen my baldadighe? C. Tegen u, Bocken-baert.//S. En sal ick u niet met dese handen uyt-trecken dese uwe ontijdighe Teve-tonghe? Evenals in de beide voorgaande citaten blijken de afwijkingen van Guarini's tekst bijzonder licht te zijn. Ik bespreek ze derhalve niet, en heb ze ook niet aangegeven. Belangrijker is dat opnieuw duidelijk wordt hoe tekstgetrouw i.v.d.m.d.h. is. Zozeer zelfs, dat men zeggen kan dat de Nederlandse lezer qua inhoud een uitstekend beeld van de PF kon krijgen; de lichte wijzigingen in de interpunctie hebben op het tekstbegrip geen invloed. In passages als deze mist de Nederlandse lezer of toeschouwer niets, want in de Italiaanse tekst is hier de versvorm (endecasillabi sciolti) nauwelijks van betekenis: de passus moet het hebben van de levendige scheld-dialoog en van het acteren.
δ. De weergave van de Gouden-Eeuw-rei, na de Vierde Handelinge, de verzen 1-45Ga naar voetnoot75: | |||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||
[1]O schoone gulde eeuwe, inde welcke het melck de spijse was vande jonghe [2]onnoosele Werelt, eñ het Bosch de Wieghe. Als de kudde hare lieve [3]jongskens op-brachten sonder vermindert te werden, ende de menschen [4]noch niet en vreesden voor het yser oft voor 't vergift. Geen wrevelich [5]oft nevelachtich ghedacht en verduysterde de sonne van 't eewighe licht [6]des verstandts: maer tegenwordich, heeft de reden, de welcke hare [7]wooninghe houwdt onder de wolcken vande uyterlijcke sinnen, den Hemel [8]vant verstandt ghesloten. En daerom ist, dat den Vreem-//delingh eens [9]anders Landt ende Zee met zijn schepen gaet ontrusten. Dien op-ghepronckten [10]ende ydelen klanck ende die onnutte verdichtselen van pluymstrijckerije, [11]van eernamen, ende van aensienlijckheyt, dewelcke vant [12]uytsinnich ghemeyn volck onweerdelijck eere wordt ghenoemt, en was [13]noch gheenen beul vande ghemoederen. Maer veele moeyelijckheyt uyt | |||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||
[14]te staen om tot de oprechte soeticheden te gheraecken, tusschen de [15]bosschen ende de kudden de geloften te houden voor een Wette: dat [16]was voor die zielen dewelcke niet anders dan wel-doen ghewent en waren, [17]de gheluckighe eer-kavingheGa naar voetnoot76: ghevende haer de eerbaerheyt die inspraecke, [18]laet het behaghen indien 't gheoorloft is. Alsdoen waren opte [19]velden ende by de fonteynen de woorden ende kooserijen, de toortsen [20]van een wettighe liefde. De Herders ende de Nimphen hadden het herte [21]opte tonghe. Den Houwelijx Godt Hymen schonck haer de soeticheden ende [22]de kuskens al veel vermaeckelijcker en-//de vast-houdender; een alleen [23]ghenoot de naeckte levende roosen vande liefde; een dieffelijck Minnaer [24]vondse altoos verscholen, en bersch, en straf van wil, 't sy in hol, of in [25]bosch, of aen waterpoele; ende t'en was maer eenen naem Man ende [26]Vrijer. Bedorven eeuwe, die met u slorsighe ghenuchten bedeckt hebt [27]de schoonheyt vande ziele, ende geleert den dorst vant verlanghen te [28]voeden met een gheveynsde inghetoghentheyt, ontbindende daerentusschen [29]den toom tot alle heymelijcke onkuyscheden! Opnieuw blijkt dat i.v.d.m.d.h. maar weinig van Guarini afwijkt. Als hij het doet, gebeurt dat meestal om de compacte Italiaanse tekst duidelijker weer te geven: hier en daar wordt een woord toegevoegd (‘des verstandts’ in r. 6; ‘Den Houwelijx Godt’ in r. 21; ‘uyterlijcke’ in r. 7) of vervangen (mondo, wordt ‘menschen’ in r. 3). Op een enkele plaats heeft hij iets niet begrepen (carole = rondedansen, vertaalt hij met ‘kooserijen’Ga naar voetnoot77, in r. 19; of drukt hij zich minder gelukkig uit: ‘onder’ (r. 7) voor het Italiaanse tra (= tussen, te midden van)Ga naar voetnoot78. | |||||||||||||||||
D. De berijmde gedeelten van Den ghetrouwen herdera. Gouden-Eeuw-rei.Na de bespreking van de proza-vertaling, dienen de berijmde gedeelten van i.v.d.m.d.h.'s tekst aan een nadere beschouwing te worden onderworpen. Vanzelfsprekend zal ook dit dienen te gebeuren aan de hand van enkele citaten. Hierboven hebben we reeds gezien hoe de prozavertaler Guarini's rei over de Gouden Eeuw weergeeft. Het ligt dus voor de hand nu allereerst de berijmde vertaling, van diezelfde rei aan de orde te stellen, zodat vergelijking mogelijk wordt. Ik citeer hieronder het deel dat correspondeert met mijn citaat uit de proza-vertaling. [1][regelnummer]
O VVaerde gulde Eeuw en kintsche werelts wijse,
Als 't bosch de wieghe was, en 't melck der menschen spijse,
En dat het vee ghenoot zijn jonxkens ongheschent,
En datter noch vergift noch wapen was bekent.
[5][regelnummer]
Een duyster bruyn ghedacht had noch niet voorghenomen,
Het eeuwich sonne-licht met daecken voor te komen.
Maer jeghenwoordelijck, de reden die alleen
| |||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||
In sinne-wolcken woont heeft gaen met nacht bekleen
Den Hemel des verstants, een [sic; ed. 1646, blz. 301: en] daerom gaet nu dwalen,
[10][regelnummer]
Den Vreemdelingh om uyt en [sic; ed. 1646, blz. 301: een] anders landt te halen,
En van een anders zee, die hy te scheep ontrust,
Al daer zijn gierich en onsaedlijck hert nae lust.
Dat ketel'ich geluyt en opgepronckt begroeten
Van yd'le namen, en met vleyerij t'ontmoeten.
[15][regelnummer]
Dat t'onrecht wordt voor eer by 't dolle volck gheacht,
En had noch om de ziel te pijnighen gheen macht.
Maer arbeydt aen te gaen om datmen souw bekomen
D'oprechte soeticheydt, en tusschen vee en boomen,
Sijn woorden en zijn trouw te houden voor een VVet,
[20][regelnummer]
VVas voor dat salich volck tot wel-doen toe-gheset,
Gheluck, en eer, en sorgh; die daer alleen op saghen,
Soo't d'eerbaerheydt ghehenght, soo lae[t het]Ga naar voetnoot79 vry behaghen.
Doen warẽ op het veldt en byde watervl[oen]
De kooserij en 'twoordt, en 'tvriendelijck ghesoen,
[25][regelnummer]
Als fackels vande echt en wettelijcker trouwen.
Het hert lach opte tongh, men kost op 't segghen bouwen,
Den bruyloft Godt gaf haer de wercken van de min,
Al veel aenklevender en smaeckelijcker in.
Maer een alleen ghenoot de naeckte minneroosen,
[30][regelnummer]
Voor dieffelijcke min wast altemael bevrosen.
En waer het dan oock was, in bosch, by poel, in hol,
Men vondse al ghelijck van rijpe strafheyt vol.
En Mans en Vrijers naem en was niet onderscheyden.
Bedorven eeuwe die den mensch hebt gaen verleyden,
[35][regelnummer]
En met u schijn-ghenucht, waer door ghy hem verweckt,
De schoonheyt van sijn ziel, soo schandtlijck hebt bevleckt:
En hem gheleert met konst, quanswijs sijn lusten breecken,
[Om] soo vanhet verlangh den dorst veel meet t'ontsteecken:
[O]nttoemende daer na den heymelijcken gloedt,
[40][regelnummer]
Die hem onkuyschelijck van binnen branden doet.
Leggen we beide fragmenten van de Gouden-Eeuw-rei naast elkaar, en vergelijken we ze met de Italiaanse tekst, dan blijkt dadelijk dat de berijmer zich veel meer afwijkingen van Guarini's tekst heeft veroorloofd. De meeste van deze afwijkingen zijn wel het gevolg van zorg voor het rijm of voor de alexandrijn waarin de vertaler hier schrijft. Zo zijn de laatste lettergrepen van de regels 1, 5, 8, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 21, 24, 26, 27, 30, 34, 35, 38 en 40 toevoegingen van zijn hand. Waar hij wijzigt of toevoegt, blijkt hij niet altijd een gelukkige hand te hebben. Zo al direct in regel 1: ‘waerde’ is bepaald geen juiste weergave van bella, dat de prozavertaler correct met ‘schoone’ heeft vertaald. In regel 6 laat hij de toevoeging ‘des verstandts’ uit het proza | |||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||
(regel 6) bij ‘'t eewighe licht’ vervallen, maar voegt er het weinig gelukkige ‘met daecken’ aan toe. Dat hij voortdurend naast Guarini's tekst ook de proza-vertaling voor zich had liggen, lijkt waarschijnlijk, zowel uit deze passage, als met name bij vergelijking van de weergave van PF-Coro, r. 28. De vertaler op rijm immers gebruikt voor gli scherzi e le carole dezelfde woorden als in de prozavertaling staan (vgl. berijmde vert. r. 24 en prozavert. r. 19). Al met al blijkt de prozavertaler - zoals wel min of meer te verwachten viel - tekstgetrouwer dan de vertaler op rijm. Biedt deze laatste dan méér door zijn vormgeving? De vraag moet ontkennend worden beantwoord. Het rijmschema van Guarini's Coro is ingewikkeld. Het gehele Coro bestaat uit vier 13-regelige strofen, 1 strofe van 11, en tenslotte 1 strofe van 5 regels. De langste strofen hebben het rijmschema abcabccdeedff; in die strofen bevatten de regels die in dit schema cursief zijn aangegeven steeds 11, de andere steeds 7 lettergrepen. Van deze technische habiliteit vindt men bij onze berijmer niet het minste spoor terug. De Nederlandse tekst, in alexandrijnen geschreven als ze is, rijmt eenvoudig gepaard; van strofen met een vast regelaantal valt evenmin iets te bespeuren als van een daarmee samenhangend rijmschema. De conclusie moet dan ook luiden: de prozavertaler verdient in alle opzichten de voorkeur boven de berijmer. En dit temeer daar de laatste nergens een (goed) dichter blijkt. Ter adstructie van dit oordeel geef ik hier nog enkele proeven van des rijmers kunnen. | |||||||||||||||||
b. Nog enkele proeven van de berijmde vertalingα. Coro I, 1-22. Bij één passage doet zich ongezocht de gelegenheid voor de vaardigheid van de berijmer te toetsen aan die van een tijdgenoot, en voorganger tevens. Immers, in 1625 was in Constantijn Huygens' Otia een vertaling-in-verzen van het eerste Coro uit de PF verschenen. Die vertaling breng ik beneden in Hfdst. XII ter sprake, tezamen met het andere PF-fragment dat Constanter in het Nederlands heeft overgezetGa naar voetnoot80. Hier geef ik een fragment uit i.v.d.m.d.h.'s Eerste Handelinge. Deselve Schare van Borghers Rijms-wijs Ghestelt. Het zijn de regels 1-24 die overeenkomen met PF Coro I, 1-22 (ed. Fassò, blz. 75-76): de rei (van Arcadiërs) begint een bespiegeling over het Fatum: [1][regelnummer]
O Inden diepen schoot, van Iupiter gheschreven,
Iae ingedruckte wet van aenbegin gebleven,
Wiens soete lieve kracht aan alles watter leeft,
Een toegedaenheyt, en een welgevallen geeft,
| |||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||
[5][regelnummer]
Iae selfs Nature dwingt gestadelijck te woele,
Naer dat goet datse vaeck niet kennende ghevoelen,
Dewelcke niet alleen den uyterlijcken bast,
Die van het oogh en handt ghesien wort en ghetast,
En die te voorschijn komt en weer daer heen gaet schueren,
[10][regelnummer]
Verandert staech met het veranderen der uyren,
Maer oock 't verborgen zaet (een oorsaeck vanden al),
Wiens werckingh eewich is, bestuert naer welgheval.
Soo d'Aerde swanger is van soo veel wonderheden,
Waermee wy haer alom de Werelt sien bekleden,
[15][regelnummer]
En soo in al het geen waerop de Sonne straelt,
Daer d'uytghespreyde Maen en 't Sterrelicht op daelt.
Een Geest en Siele leeft van welcker Mannekrachten.
Al watter leven moet het leven moet verwachten,
Soo 't menschelijck Gheslacht van daer zijn oorspronck heeft,
[20][regelnummer]
‘Tgediert’ en Bo om[sic]-gewasch uyt dat beginsel leeft,
Soo d'Aerd aen alle kant met Bloemkẽs staet doortrocken,
Of soose ligt bedeckt met koude grijse vlocken,
En ysel overkleet, het komt ons altegaer
Van deze Springh-fonteyn van dese levens Aer.
Guarini's CoroGa naar voetnoot81 bestaat uit 82 regels, verdeeld over 7 strofen van 11 en een laatste strofe van 5 regels. De 7 strofen hebben het rijmschema abcabccddee; de laatste strofe vertoont de rijmen abbccGa naar voetnoot82. De hierboven afgedrukte verzen corresponderen dus met Guarini's strofe 1 en 2. De berijmer van i.v.d.m.d.h.'s tekst heeft, naar de resultaten van zijn arbeid te oordelen, nauwelijks pogingen in het werk gesteld iets van de virtuoze techniek van Guarini na te volgen. Hij vertaalt in alexandrijnen, maar blijkt wel naar een soort ‘strofische’ indeling van zijn berijmde Schare te hebben gestreefd. Regels 1-12 van mijn citaat geven de eerste strofe van Guarini weer; ook de tweede en derde strofe van de PF-rei blijken elk in 12 alexandrijnen te zijn vertaald. Guarini's strofen 4 t/m 7 krijgen in het Nederlands ieder 10 regels toebedeeld; de laatste strofe wordt in 4 regels weergegeven. Moet men een verlies aan virtuositeit constateren, tegelijkertijd kan men vaststellen dat i.v.d.m.d.h. een alleszins begrijpelijke tekst biedt. Er vallen wel afwijkingen van het Italiaans te signaleren, maar deze blijken de zin van het geheel niet wezenlijk aan te tasten; ook in dit geval gaat het om toevoegingen of wijzigingen rimae of metri causa. Dit verhindert evenwel naar mijn mening de conclusie niet dat deze rijms-wijse ‘Schare’ de lezer nauwelijks iets waardevols te bieden heeft. Datzelfde geldt ook voor de andere berijmde ‘Scharen’. De gedachteninhoud ervan staat niet dichter bij de zin der Guariniaanse Koren dan die van de prozaweergave van de PF-Cori. Bovendien is het virtuositeitsvertoon in strofe-, versregel- en rijmtechniek die het Italiaans kenmerkt, in de alexandrijnen evenzeer verdwenen als in het | |||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||
proza. De lezer ervaart de berijmde ‘Scharen’ dan ook geenszins als een verrijking van de tekst van i.v.d.m.d.h. Men mag vermoeden dat de bedoeling die de berijmer van de PF-Cori had, dezelfde is geweest als die van Guarini bij het schrijven van die Cori: het aanbieden van pronk- en meesterstukken van wijsheid en dictieGa naar voetnoot83. En dan moet men constateren dat hij - mede gezien het feit dat de ‘wijsheid’ al in het proza overgekomen was - in zijn belangrijkste doelstelling te kort is geschoten.
β. PF III, 2, 26-41. Tenslotte wil ik nog een voorbeeld geven van een lyrische rei-passage binnen een Handeling. De vraag doet zich namelijk voor of een veroordeling als hierboven werd uitgesproken over de berijmde weergave van de Koor-passages tussen de bedrijven, óók geldt voor de berijmde passages binnen de Handelingen. Ter beantwoording van deze vraag dient een enkele van deze passages onderzocht te worden. Daartoe laat ik hier een bij uitstek lyrische passus uit de PF volgen, mèt de berijmde versie daarvan bij i.v.d.m.d.h.
PF III, 2, 26-41 (ed. Fassò, blz. 119): Cieco, Amor, non ti cred'io,
ma fai cieco il desio
di chi ti crede;
chè, s'hai pur poca vista, hai minor fede.
[30][regelnummer]
Cieco o no, mi tenti invano;
e per girti lontano
ecco m'allargo;
chè, cosi cieco, ancor vedi più d'Argo. [che verbeterd tot chè P.V.]
Così cieco m'annodasti
[35][regelnummer]
e cieco m'ingannasti;
or che vo sciolto,
se ti credessi più, sarei ben stolto.
Fuggi e scherza pur, se sai;
già non fara' tu mai
[40][regelnummer]
che'n te mi fidi,
perchè non sai scherzar se non ancidi.
i.v.d.m.d.h.'s Den Ghetrouwen Herder, Deselve Schare van Nimphen. Ryms-wys Ghestelt: Liefde dat ghy blindt soudt wesen,
Dat en kan ick niet verstaen,
Maer ghy weetse te belesen,
En met blindicheyt te slaen,
[5][regelnummer]
Die u al te veel betrouwen,
VVant soo ghy niet veel en siet,
| |||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||
Noch veel minder staet te bouwen,
Opte hope die ghy biet.
Blindt of niet blindt al u terghen
[10][regelnummer]
Is vergeefs en heeft gheen vat,
En om my voor u te berghen,
Gae ick wijcken uyt het pat.
VVant hoe ghy u weet te tooghen,
En als blindt te stellen aen,
[15][regelnummer]
Efter siet ghy sonder ooghen,
Meer als Argus heeft ghedaen.
Blindlinx hebt ghy my verovert,
Blindlinx hebt ghy my verrast,
Nu ick eenmael ben onttoovert,
[20][regelnummer]
Krijght ghy my niet weder vast.
Vliet en speelt nae welghevallen,
Ick en heb van u gheen noot,
'K sal my wachten voor u mallen,
VVant u spelen is de doodtGa naar voetnoot84.
De afwijkingen van Guarini's tekst blijken ook hier weer vooral op toevoegingen rimae en metri causa te berusten. Zo zijn niet minder dan 14 van de 24 verseinden tot stand gekomen door de toevoeging van een of meer woorden. Wat de nauwkeurigheid van weergave betreft, moet de berijmer het andermaal afleggen tegen de prozavertaler(s). De afwijkingen die deze zich van de PF-tekst veroorlooft (-loven), zijn gering in aantal en van weinig betekenis. Vergelijking van beide vertalingen met Guarini's tekst maakt tevens opnieuw duidelijk dat de berijmer de proza-vertaling als uitgangspunt voor zijn werk heeft gekozen. Als hij een heel enkele keer afwijkt van zijn proza-voorbeeld, blijkt dit geen verbetering. Een goed voorbeeld hiervan is wat er gebeurt in de weergave van r. 32 van de PF-passus. Het allargo van Guarini betekent ‘word ik wijder’ (de kring van meisjes om Amarilli tijdens het blindemannetjesspel is hier aan het woord): de kring wijkt uiteen, in alle richtingen. In het proza blijkt allargo weergegeven met ‘wijcke aen d'een zijde’ (cursivering van mij, P.V.). De lézer is hier geneigd te denken aan een beweging in één richting hoewel het niet onmogelijk is ook te denken aan een beweging naar de (ene) buitenzijde van de cirkel die de meisjes vormen. Het is in ieder geval een voor een lezer niet ondubbelzinnige tekst, die tot een foutieve interpretatie kan leiden. De berijmde tekst geeft hier ‘(Gae wijcken) uyt het pat’. Dat is evenmin erg duidelijk. Wat is ‘het pat’? Moet men hier denken aan een cirkelvormig pad dat de meisjes, in een kring dansend, betreden hebben, en thans gaan verlaten, in buitenwaartse richting? Vermoedelijk wel. Zeker is dat de berijmer voor de lezer niet verhelderend gewijzigd heeft wat de proza-vertaler dubbelzinnig heeft vertaald. Men kan met betrekking tot de gehele passage opmerken dat de | |||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||
lezer de voorkeur moet blijven geven aan de proza-vertaling, als hij zo nauwkeurig mogelijk wil weten wat Guarini heeft willen zeggen. Toch moet tevens worden vastgesteld dat de berijmer in dit geval méér bereikt heeft dan de vertaler(s) in proza. De eerste kiest immers een strofische vorm en een luchtiger metrum dan de jambe. De dans der meisjes om Amarilli heen wordt ‘begeleid’ met een trocheïsch, gekruist rijmend lied in drie acht-regelige strofen: de berijmer bereikt een lyrisch effect dat de proza-tekst mist. Op grond van dit voorbeeld, dat met andere vermeerderd zou kunnen worden, lijkt de conclusie gewettigd dat in de formeel-lyrische passages uit Guarini's tekst de berijmer - uiteraard - vaak enig voordeel behaalt boven de vertaler(s) in proza: zijn passages zijn lyrischer van toon. Maar hij blijft de mindere in een adequate weergave van de gedachteninhoud; wat wel goeddeels toegeschreven zal moeten worden aan zijn grote (volledige?) afhankelijkheid van de proza-vertaling. | |||||||||||||||||
IV. Samenvatting en conclusieEr is thans voldoende materiaal bijeengebracht om tot een eindoordeel over i.v.d.m.d.h.'s vertaling te komen. Volledigheidshalve laat ik daaraan een samenvatting voorafgaan van mijn bevindingen ten aanzien van de auteurskwestie. Het is nog steeds een open vraag wie de auteur(s) van Den Ghetrouwen Herder uit 1638 is (zijn). De lengte van de reeks initialen lijkt te wijzen op meer dan één auteur: ten minste twee en ten hoogste drie. Ook het feit dat fragmenten van de vertaling zowel in proza als in poëzie zijn opgenomen - waarbij het ten minste op één plaats zeker is dat de prozaïst(en) niet dezelfde(n) is (zijn) als de rijmer (zie boven, blz. 264) - wijst in de richting van meerdere auteurs. Er is een kleine aanleiding te vermoeden dat er een relatie kan hebben bestaan tussen hen en Vondel. Als dit inderdaad het geval geweest zou zijn, dan is het niet onmogelijk dat Iohan Victorijn en Daniël Mostert de auteurs van de vertaling in proza zijn geweest. Wat de initialen D.H. betreft: op het eerste gezicht lijkt het aantrekkelijk daarin de initialen van Daniël Heinsius te zien. Maar er zijn teveel overwegingen die zich tégen deze veronderstelling verzetten - niet in de laatste plaats de geringe poëtische kwaliteit van de berijmde gedeelten - om daaraan serieus te kunnen vasthouden. Dat de vertalers zich zo bescheiden hebben opgesteld, valt gemakkelijk te begrijpen. Zij wilden immers o.a. middels een zo correct mogelijke vertaling van een in taal rijkgevariëerd werk uit het Italiaans, leergierigen de moedertaal van vele belangrijke dichters doen kennen. Zij kozen daartoe een zó beroemd toneelstuk dat vermelding van de naam van de auteur ervan overbodig was. Zij waren er zich - naar men kan en m.i. ook wel mag aannemen - van bewust dat hun vertaling | |||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||
wèl correct, maar géénszins adequaat genoemd mocht worden. Juist doordat zij - zoals in het kader van hun doelstelling begrijpelijk is - de prozavorm prefereerden, moest Den Ghetrouwen Herder in dichterlijk opzicht bij de PF ten achter blijven. De rijmer onder hen was niet in staat tot een poëtische en technische prestatie te komen gelijkwaardig aan die welke Guarini in de Koorgedeelten van zijn PF had geleverd. Er was dus voor hen allen voldoende aanleiding de tekst, en niet zichzelf, op de voorgrond te plaatsen: zij trokken zich terug in de schaduw van hun gezamenlijke initialen. Naar het schijnt, met blijvend succes. i.v.d.m.d.h. leveren met het proza een tekstgetrouwe vertaling van Guarini's spel. De vergissingen zijn van ondergeschikt belang: ze betreffen in het algemeen slechts een enkel woord of een enkele uitdrukking. De Nederlander, die het Italiaans niet (voldoende) beheerste om de PF in de originele taal te lezen, kon vanaf 1638 de inhoud van Guarini's stuk goed leren kennen door i.v.d.m.d.h.'s proza te lezen. Men kan dus zeggen dat de eerste van de drie doelstellingen die de vertalers blijkens het Aen de Leser voor ogen hebben gehadGa naar voetnoot85, inderdaad bereikt is. Het proza dat de lezer wordt voorgezet, heeft als meest opvallende kenmerk de langademige zinsbouw. Elk der geciteerde fragmenten legt hiervan getuigenis af. Het is niet goed denkbaar dat de zinnen van dit proza bedoeld zijn om over het voetlicht heen een schouwburgpubliek te bereiken: i.v.d.m.d.h. hebben naar alle waarschijnlijkheid slechts een leestekst willen schrijven. Deze veronderstelling wordt m.i. bevestigd door de twee andere doelstellingen. Eén daarvan was, zoals we gezien hebben, het aanbieden van een tekst via welke men Italiaans kon leren. Zijn zij met hun proza daarin geslaagd? Ik meen dat op deze vraag een bevestigend antwoord mag worden gegeven. De Nederlandse en de Italiaanse tekst staan zó dicht bij elkaar dat bij vergelijking in ieder geval een rijke Italiaanse woordenschat verworven kan worden. Het derde doel van de vertalers was: het bewijs te leveren, dat het Nederlands een volwaardige taal is, geschikt als uitdrukkingsmiddel voor elke literaire vorm. Is ook ten aanzien hiervan het proza van i.v.d.m.d.h. succesvol te noemen? Men kan, dunkt mij, zeggen dat dit inderdaad het geval is, voorzover de waarde van een taal bewezen kan worden door het tekstgetrouw vertalen van allerhande specimina van literair taalgebruik. Zowel epische, lyrische als ‘dramatische’ passages zijn in Den Ghetrouwen Herder begrijpelijk en qua gedachteninhoud correct weergegeven. Kan men dus in drieërlei opzicht van een geslaagde vertaling spreken, het is ons tevens duidelijk geworden dat deze tekstgetrouwe prozaweergave daarom nog geenszins een adequate vertaling van de PF mag heten. | |||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||
Vergeleken met Vander Eembd's poging, een twintigtal jaren tevoren, is de in 1638 (en in 1646 opnieuw) aangeboden vertaling een grote stap vooruit. Maar een congeniale vertaling kan i.v.d.m.d.h.'s werkstuk onmogelijk worden genoemd. De prozavertaler(s) heeft (hebben) zich met de keuze voor het proza - die op zichzelf getuigt van zelfkennis - bij voorbaat de mogelijkheid tot het leveren van een adequate vertaling ontzegd. Dat de bij uitstek (formeel-)lyrische passages niet alleen in proza maar ook rijms-gewijze werden vertaald, maakt het m.i. waarschijnlijk dat hij (zij) zich van dit tekort zelf bewust is (zijn) geweest, en getracht heeft (hebben) met behulp van de berijmer daarin te voorzien. We kunnen echter niet zeggen dat dit gelukt is. Slechts zéér ten dele blijkt de lyrische charme van Guarini's spel door de berijmer te zijn weergegeven. Die charme is alleen in enkele passages van de reien binnen de bedrijven bespeurbaar. De ‘Scharen’ tussen de ‘Handelingen’, bij Guarini technische-bravoure-passages, verraden al te zeer dat de berijmer geen echte dichter was. Hij heeft er zich toe beperkt de Koren in alexandrijnen weer te geven, waarbij hij bovendien van de Nederlandse proza-tekst uitging, en niet van Guarini's Italiaans. Al rijmend blijkt hij zich herhaaldelijk, terwille van de poëtische vorm, vrijheden te (moeten) veroorloven, die zijn tekst verder doen afstaan van het origineel dan bij de weergave in proza het geval is. Vergelijkt men de tekst van het proza van i.v.d.m.d.h. nauwkeurig met die van de definitieve PF-editie van Ciotti, uit 1602, dan komt men tot de conclusie dat naar alle waarschijnlijkheid de prozavertaler(s) bij zijn (hun) arbeid gebruik heeft (hebben) gemaakt van een redaktie van deze tekst. Hij (zij) geeft (geven) er geen enkel blijk van, de tekst van Vander Eembd's Den Getrouwen Herder te hebben geraadpleegd. Evenmin zijn er termen aanwezig om te veronderstellen dat hij (zij) er behoefte aan gehad heeft (hebben) gebruik te maken van Giraud's Franse vertaling in alexandrijnen. Ook de berijmer, die volledig afhankelijk is gebleken van het proza, heeft blijkbaar Le Pasteur fidelle niet gebruikt. Dat de uitbreiding van Guarini's voornaam in het Aen de Leser te danken zou zijn aan Giraud's vertaling, is derhalve onwaarschijnlijk, zij het niet onmogelijk, Maar de aanvulling van Baptist tot de volledige naam van de ‘patroonheilige’ Johannes Baptist ligt zó voor de hand, ook zonder voorbeeld in druk, dat een onderzoek naar een relatie tussen Giraud en i.v.d.m.d.h. alleen op grond van die overeenkomst, door mij niet is ingesteldGa naar voetnoot86. | |||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||
Ik heb, tenslotte, niets kunnen vinden dat erop wijst dat de berijmer de in 1625 voor het eerst gepubliceerde redactie van Huygens' vertaling van Guarini's Coro I gebruikt zou hebben. De conclusie is dan ook gewettigd dat Den Ghetrouwen Herder van i.v.d.m.d.h. de eerste volledige vertaling van de PF uit ‘de’ grondtekst is in het Nederlandse taalgebied. Tekstgetrouw, maar niet-dichterlijk. Naar de inhoud correct, maar niet congeniaal.
Ondanks de herdruk van i.v.d.m.d.h.'s boek in 1646 - alleen in spelling verschillend van de tekst uit 1638 - beschikte Nederland dus nog altijd niet over een werkelijk adequate PF-vertaling. In 1650 verschijnen dan twee nieuwe vertalingen van Guarini's stuk. Vullen die, of vult één ervan de geconstateerde leemte? In het volgende hoofdstuk breng ik verslag uit van mijn bevindingen met de tekst die met i.v.d.m.d.h.'s boek geliëerd is: de vertaling van de Utrechter Henrick Bloemaert. Zijn Den Getrouwen Herder is, naar het titelblad mededeelt, ‘Op nieuws uyt het Italiaensch vertaelt ende gerijmt’. In theorie had Bloemaert dus een kans i.v.d.m.d.h.'s werk kwalitatief te overtreffen. Heeft hij die kans in de praktijk van zijn arbeid gerealiseerd? |
|