Tafereel van de belacchende werelt
(1994)–Adriaen van de Venne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 832]
| |
C. Dichters rond Van de Venne in Den Haag: enkele aspecten van de receptie van het literaire oeuvreTijdens zijn verblijf in Zeeland had Van de Venne zich bij de Middelburgse intelligentsia een belangrijke plaats weten te verwervenGa naar voetnoot1. Met zijn broer had hij er het literaire leven in niet geringe mate bepaald en de Middelburgse drukkerij gold in die jaren als een vooraanstaand kunst- en cultuurcentrum. Tot de lucratieve projecten van de gebroeders Van de Venne behoorden o.m. de drukken en herdrukken van het oeuvre van toonaangevende of 'moderne' dichters en de publikatie van de Zeeusche Nachtegael. Deze bundel was het resultaat van een collectief artistiek initiatief waarmee belangrijke figuren uit de Zeeuwse intellectuele elite onder impuls van de Van de Vennes op literair vlak naar buiten wensten te treden. Bij de Zeeusche Nachtegael hoorde ook Van de Vennes literaire debuut, het Tafereel van Sinne-mal, waarin Adriaen zich als een moderne poeta doctus en een zelfbewust schilder-literator heeft gemanifesteerd. Van de Vennes opmerkelijke debuut en de verzamelbundel, de Zeeusche Nachtegael, hebben na 1623 ook in het literaire leven buiten Zeeland sporen nagelaten. De beide bundels werden tot in de jaren vijftig herhaaldelijk herdrukt of gebloemleesdGa naar voetnoot2, men vindt excerpten uit de Zeeusche Nachtegael in latere handschriftelijke notitiesGa naar voetnoot3 en Van de Vennes 'Sinnighe Slypers-liedt' werd (wellicht naar de Amsterdamse bloemlezing uit 1633) in Johan van Nyenborghs Friese bundel Toonneel der Ambachten (Groningen 1659) opnieuw bewerktGa naar voetnoot4. Van de Vennes succesvolle carrière te Middelburg werd evenwel abrupt afgebroken bij het overlijden van zijn broer Jan in het voorjaar van 1625. De schilder-dichter vestigt zich nu in Den Haag en de Middelburgse drukkerij gaat al vlug over in vreemde handenGa naar voetnoot5. Of en in hoeverre Van de Venne zich nu ook in Den Haag met het literaire leven heeft bemoeid, was een vraag waarvoor de literatuurgeschiedschrijving geen oog heeft gehad. Een pendant voor Van de Vennes stimulerende rol in de letterkundige activiteiten van de Middelburgse intellectuele elite werd er m.b.t. zijn verblijf in de | |
[pagina 833]
| |
hofstad niet gereconstrueerd. Wel heeft de Van de Venne-studie Adriaens schilderkunstige prestaties in kaart gebrachtGa naar voetnoot1, terwijl ook de belangstelling voor Van de Vennes opmerkelijke Haagse literaire produktie geleidelijk toenam. Tevens werden Van de Vennes peripetieën als uitgever in compagnonschap met Jans weduwe, Catharina de Gheyn, en later met Joost Ockers reeds summier belichtGa naar voetnoot2. Daarbij kwam echter nooit de vraag aan bod welke literaire contacten Van de Venne in Den Haag onderhield en of (en in welke mate) hij op de letterkundige produktie uit die tijd een impact heeft gehad. Evenmin werd gepoogd om het Van de Venne-beeld zoals dit uit de Haagse lofdichten naar voren treedt, te reconstrueren. Toch zijn er duidelijke aanwijzingen dat Van de Venne in bepaalde literaire kringen ook na 1625 een belangrijke stimulerende rol is blijven spelen die beduidend meer omvatte dan de enkele sporadische en haast toevallige sporen van receptie laten vermoeden. Van de Vennes lijst met Bargoense woorden werd b.v. in de Nederlandse vertaling van De Calvi's Histoire Générale des Larrons (Leiden 1640) opgenomenGa naar voetnoot3 en in 1683 werd een bijdrage in het album voor de rector van Tiel naar een gravure uit de Belacchende Werelt geconcipieerd (afb.8)Ga naar voetnoot4. Belangwekkender in dit opzicht is de nauwe samenwerking in de beginmaanden van 1632 met de Van Waesberghes te Rotterdam met als resultaat een heruitgave van de Zeeusche Nachtegael en de publikatie van Adriaens VVoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der Dieren. Kennelijk stond Van de Vennes literaire talent bij de gerenommeerde Rotterdamse uitgeversfamilie goed aangeschrevenGa naar voetnoot5. Er zijn echter nog andere aanduidingen die onrechtstreeks wijzen op Van de Vennes invloed op het literaire leven, ook na 1625. In Den Haag werden Van de Vennes Sinne-Vonck en het Wys-mal gehonoreerd met acht lofdichten geschreven door Simon van Beaumont, Petrus Scriverius, Isaac Burchoorn, Pieiter Nootmans, Pieter Tribolet en Andries DuirkantGa naar voetnoot6. De | |
[pagina 834]
| |
eerste twee dichters kende Van de Venne nog van in Middelburg. Beaumont, in 1623 'Pensionaris der stadt Middelburgh'Ga naar voetnoot1, had een bijzonder substantiële bijdrage tot de Zeeusche Nachtegael geleverdGa naar voetnoot2 en ook Petrus Scriverius was, hoewel minder direkt, in de bundel vertegenwoordigd. Beaumonts 'Grillen (voor het overgrote deel Nederlandse bewerkingen naar Martialis' epigrammen) werden immers opgedragen aan 'den achtbaren, geleerden Heer Petrvs Scriverivs' wiens Latijnse Martialis-editie nog maar kort tevoren was gepubliceerdGa naar voetnoot3. Dit zal evenwel niet de enige reden zijn geweest waarom Scriverius de Sinne-Vonck met een lofdicht had bedacht. Van de Vennes voorkeur voor de eigen taal, zoals het zo expliciet blijkt uit het voorwoord tot het Sinne-mal (en later ook uit de Sinne-fabulen), moet de Leidse humanist en taalgeleerde die zelf het gebruik van de volkstaal nadrukkelijk verdedigde, bijzonder welgevallig zijn geweestGa naar voetnoot4. De vier overige dichters - Burchoorn, Nootmans, Tribolet en Duirkant - heeft Van de Venne ongetwijfeld tijdens zijn verblijf in Den Haag leren kennen. Op het einde van 1632 was Van de Venne immers begonnen aan een lange en vruchtbare samenwerking met de pas in de hofstad gevestigde Isaac Burchoorn; nu eens als drukker dan weer als drukker-uitgever zal deze in de komende jaren instaan voor de publikatie van Van de Vennes literair werk. Zowel Van de Venne als Burchoorn blijken zich daarbij met gemak in een markante en nu grotendeels in de vergetelheid geraakte dichtersbent te hebben bewogen. Dit valt althans af te leiden uit Burchoorns omvattende activiteiten als drukker-uitgever én uit het subtiele netwerk van wederzijdse lofdichten in het voorwerk van diverse bundels waarbij ook Van de Venne was betrokken. Belangwekkend is dat sommige lofdichten niet als louter amicale lippendienst mogen worden afgedaan. Van de Vennes omvangrijk en bij wijlen vreemdsoortig literair werk blijkt integendeel bij een aantal auteurs hoog te zijn aangeslagen: door sommigen werd hij zelfs als hun voorganger beschouwd. Zijn oeuvre, en meer in het bijzonder zijn Tafereel van de Belacchende Werelt, gaf daarbij aanleiding tot een literaire produktie die zich onmiskenbaar onder Van de Vennes signatuur wenste te plaatsen. Vooral Burchoorn heeft zich in dit opzicht bijzonder onderscheiden. |
|