Tafereel van de belacchende werelt
(1994)–Adriaen van de Venne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 618]
| |||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 2
|
a. | A. van de Vennes |
b. | Sinne-Vonck op den Hollandtschen Turf |
c. | Ende des selfs Wonder Veen-Brandt: |
d. | in Gedicht uyt-geschildert, |
e. | en aen-gewesen op de Haegsche Turf-marct (...) |
f. | Rijckelijck verciert met Konst-Beelden |
a. | Adr: vande Vennes |
b. | Tafereel van de Belacchende Werelt. |
c. | en des selfs geluckige Eeuwe, |
d. | Goet Rondt, Met by-gevoegde Raedsel-Spreucken, |
e. | aen-gewesen in de Boer-Achtige Eenvoudigheyt, op de Haegsche Kermis. |
f. | Verciert met Konst-rijcke Af-beeldingen. |
Daarnaast kan men vaststellen dat de zinsneden uit de titel van de Belacchende Werelt in de bundel meermaals worden hernomen en gevarieerd, m.n. in het 'Voor-Beduydsel' en bij de aanvang van het eigenlijke kermisverhaal:
'Tafereel, dat den Omme-gang omstandelijck behelst vande heden-daegsche Gulde Eeuwe, in Boerachtige ghedaente met Goet Rondt' (fol.[†]3 ro, r.5-8)
'Belacchende Wereld aen-gewesen Inde vryen Omme-gangh van de Boersche Eenvoudigheyt, Bevattende De hedendaegsche geluckige Eeuwe, verthoont inde Haegsche Kermis, op het Buyten-Hoff' (p.5).
In de volgende paragrafen wordt gepoogd om de betekenis van deze zinsneden te achterhalen.
'Tafereel van de Belacchende Werelt en des selfs geluckige Eeuwe'
In de Belacchende Werelt heeft Van de Venne zich niet uitgelaten over de betekenis van het woord 'Tafereel'. Wel deed hij dit in de voorrede tot zijn Tafereel van Sinne-mal: het is 'een bly-toonich Tafereel (...) dat op ghelijcke vvijs sich laet beoogen inde gedaente eender Schildery; vvaer in veel verscheyden nieuvve vindingen vverden door stomme beelden aff-gemaelt'Ga naar voetnoot1. Kennelijk werd met 'Tafereel' niet alleen een beschrijving bedoeld, maar speelde ook de schilderkunstige betekenis een rol: 'Tafereel' is dan de geijkte term voor een schilderij of voor een geschilderde compositie met verschillende figuren die rond een centraal gegeven worden samengebrachtGa naar voetnoot2. Een dergelijke schilderkunstige interpretatie van het woord 'Tafereel' was in literaire kringen niet ongebruikelijk: uit de ondertitel van Marnix' Tafereel der religions verschillen blijkt dat de argumenten van de schrijver 'als in een tafereel voor oogen [worden] gestelt'Ga naar voetnoot3.
Minder vertrouwd was wellicht Van de Vennes gebruik van de term 'Belacchende'; veeleer verwacht men hier 'belacchelijcken'. Het is een latinisme waarbij het woord een gerundivum-betekenis heeft: de wereld die moet worden belachen. Van de Vennes vreemdsoortige gebruik van het woord 'Belacchende' was niet onopgemerkt voorbijgegaan. In 1639 verschijnt bij Isaac Burchoorn een bundel van Orisandt die eveneens in het licht van Democritus werd gesteld. Op de titelpagina van dit dichtwerk, waarvoor Van de Venne een lofdicht had geschreven, komt ook het woord 'Belacchende' voor: Democriti Belacchende WereltGa naar voetnoot4. In zijn voorrede zet de auteur uiteen waarom hij 'Belacchende' en niet 'Belacchelijcke' heeft gebruikt:
'Dat ick de losse VVereldt een Belacchende, en geen Belacchelijcke VVerelt noeme, dat en geschiedt niet ten opsicht van my; want ick selfs mede een kleyne VVereldt ben: Maer, ten aensien van dien wijtberoemden Philosooph Democritus, die de VVerelt met al haren aenhangh te recht uytgelacchen en bespot heeft, vermits hy selve van de VVerelt niet en was. Maer ten insicht van my en andere, soo noeme ick de VVereldt (volgens de wil van mijn Berispers) een Belacchelijcke, en geen Belacchende VVerelt, om dat wy onbesinde
VVereltlingen, selver vande VVerelt, zijnde, met reden, de VVereldt niet en kunnen belacchen, sonder ons selven uyt te lacchen; want de geckelijcke VVerelt is in ons, en wy in haer als 't water in de Visschen, en de Visschen in het water doen. Elck Mensch heeft een wereldt in sich selven; doch, d'eene grooter als d'ander'Ga naar voetnoot1.
Ondanks deze wat duistere toelichting bleef 'Belacchende' toch vreemd aandoen en in de latere herdruk van Orisandts bundel werd de constructie uit de titelpagina geweerd. Op het titelblad staat nu: 'Democritvs, Belagchende de Weereldt' (1643)Ga naar voetnoot2. Of Van de Venne zich op zijn beurt eveneens bewust was van de betekenisnuances die Orisandt voor ogen had, is een aantrekkelijke maar uiteindelijk niet te bewijzen hypothese. Onopgelost blijft ook de vraag of en in hoeverre Orisandts toelichting aan Van de Venne verplicht was.
Goet Rondt, (...) aen-gevvesen in de Boer-Achtige Eenvoudigheyt, op de Haegsche Kermis
Het 'Tafereel van de Belacchende Werelt' heeft Van de Venne getoond aan de hand van de 'Boer-Achtige Eenvoudigheyt': hiermee verwijst hij naar de eenvoudige boeren die in zijn verhaal op de kermis zullen rondgaan. Op p.5 parafraseert hij de inhoud van de titelpagina immers met: 'Belacchende Werelt/ aen-gewesen Inde vryen Omme-gangh van de Boersche Eenvoudigheyt'.
Minder eenduidig te interpreteren zijn de woorden 'Goet Rondt' in de titel: ze kunnen zowel met wat volgt ('Goet Rondt, Met by-gevoegde Raedsel-Spreucken, aen-gevvesen in de Boer-Achtige Eenvoudigheyt') als met de woorden die voorafgaan ('Tafereel van de Belacchende Werelt, en des selfs geluckige Eeuwe, Goet Rondt') in verband worden gebracht. In aansluiting bij wat voorafgaat, verwijst 'Goet Rondt' naar het ronde van de 'Werelt': op p.220 heeft de dichter het alleszins over de 'Ronde Belacchende Werelt'. Daarnaast dient 'Goet Rondt' ook met de 'geluckige Eeuwe' te worden verbondenGa naar voetnoot3. Dit gebeurt althans in Roemer Visschers Sinnepoppen: in de drie emblemen die handelen over de gouden eeuw wordt dit volmaakte tijdperk gerelateerd aan een 'heylige goedrondsheyd'; 'goedrond' staat er voor de eenvoud en de oprechtheid van de geïdealiseerde landman en op de pictura wordt 'goedrond' letterlijk uitgebeeld aan de hand van een volmaakte cirkelGa naar voetnoot4. Dat deze interpretatie van 'Goet Rondt' bij Van de Venne heeft meegespeeld, is zeer aannemelijk. Niet alleen omdat Van de Venne Visschers bundel heeft gekendGa naar voetnoot5 maar ook omdat Van de Venne de titelprent voor het derde deel uit Cats' Houwelyck heeft ontworpen: hierin wordt, in
navolging van embleem II, 10 uit de Sinnepoppen, een medaillon afgebeeld waarin een ring hangt aan een lint met twee kwastjes én met de banderol 'Aurea Simplicitas'Ga naar voetnoot1.
In aansluiting bij de 'Boer-Achtige Eenvoudigheyt' (bedoeld worden Van de Vennes kermisboeren) lijkt 'Goet Rondt' echter ook te slaan op de ongekunsteldheid van de boeren (ronduit, vrijuit, vlakaf). Overeenkomstig de eisen van het decorum en de verisimilitudo worden de woorden van de boeren (zo geeft de dichter het aan in zijn 'In-leydinge') 'op sijn Boers gespelt'Ga naar voetnoot2. Om dezelfde redenen had Bredero zijn boertige liederen 'op sijn boertsch gheset' en liet hij een 'Boer boerachtigh (...) spreken'Ga naar voetnoot3. Deze interpretatie van 'Goet Rondt' kan men ondersteunen vanuit het 'Voor-Beduydsel': daar wordt uiteengezet hoe het 'Tafereel' in 'Boerachtige ghedaente met Goet Rondt' wordt voorgesteld (r.7-8).
Tenslotte refereert 'Goet Rondt' mogelijk ook aan de eenvoud en ongekunsteldheid van de wijze waarop Van de Venne van de Nederlandse taal gebruik heeft gemaakt. Een dergelijke interpretatie van 'Goet Rondt' moet worden gezien binnen de context van de in de zeventiende eeuw nog steeds levendig gevoerde pleidooien voor het gebruik van de eigen volkstaal als volwaardig alternatief voor het LatijnGa naar voetnoot4. Ook in de literaire kringen waarin Van de Venne zich bewoog, bracht dit onderwerp de pennen vaak in bewegingGa naar voetnoot5. Ook in zijn voorwoord tot het Sinne-mal hield Van de Venne een dergelijke lezing van 'Goet Rondt' voor:
'Men hoeft oock niet te dencken dat hier veel volcomenheydt in sy te vinden, ghelijck de Latijns-gesinde dat op hun uytheemsche vvijse doen verstaen: dan hier vvort alleen goed-rondicheydt by de handt ghenomen, om eenvoudich te ontmonden de soete eygenschap van onse vry-borstige inlandsche tael: (voornemelijck) op de Hollandsche en Zeeusche vvijse. Het is seer mis-prijsselijck, datmen zijn Vaderlantsche spraeck soeckt achter hoecken te laeten, ende ghebruycken andere schraele menghelingen onder volcomen soet-mondige ronde vvoorden; devvelcke, door sulcken overlantsche gemeynsaemheyt als verbastaert vverden! daer nochtans het Nederlants niet van noode is by andere te gaen ontleenen: overmits de selve jae, rijck-genouch bevonden vvert, (soomen anders de volcomen eygenheyt vvel uytmommeld int letter-dichten)'Ga naar voetnoot6
Bij Visscher en Cats wordt goedrond eveneens met een ongekunsteld en van vreemde invloeden gezuiverd Nederlands in verband gebrachtGa naar voetnoot7.
- voetnoot1
- Zie hierover m.b.t. de 16de-eeuwse Nederlandstalige produktie Vermeulen 1986, vnl. p.8 en 34-6.
- voetnoot2
- Hoe zorgvuldig Van de Venne zijn titels samenstelde, kon reeds m.b.t. Van de Vennes Sinne-Vonck worden vastgesteld: daar weerspiegelt de titel nauwkeurig de opbouw van het eerste lange gedicht (Van Vaeck 1986, 2-3).
- voetnoot1
- Van de Venne 1623, *ijro, r.1-7.
- voetnoot2
- Zie over de schilderkunstige betekenis van de term 'tafereel' De Pauw-van Veen 1969, 91-3. Op de titelprent van de Belacchende Werelt vindt men een dergelijke compositie terug: verschillende figuren worden er gegroepeerd rond een centraal gegeven.
- voetnoot3
- Marnix 1601.
- voetnoot4
- Orisandt 1639. Over Orisandt in relatie tot Van de Venne, zie verder dl.III, C, hoofdstuk 1, §4.
- voetnoot3
- Zie over dit motief in het voorwerk ook: dl.III, A, hoofdstuk 1, §1, 3.
- voetnoot4
- Voor een interpretatie van de bedoelde emblemen bij Visscher: Van Vaeck 1984.
- voetnoot5
- Royalton-Kisch 1988, 226-7.
- voetnoot1
- Cats 1658.
- voetnoot2
- p.5, v.96.
- voetnoot3
- Bredero 1975, 18, r.66 en Bredero 1973, 112, r.28.
- voetnoot4
- Cf. Van den Branden 1956, 194-5.
- voetnoot5
- Ik verwijs hierbij vooral naar de Zeeuwse dichtersgroep met o.m. A. van der Myl (Lingva Belgica, Leiden 1612), Hofferus, Hondius, De Brune en Cats (zie Meertens 1943, 333-41 en Von Winning 1921, 103-8).
- voetnoot6
- Van de Venne 1623, *ijvo-*iijro, r.48-59; eigen cursiveringen.
- voetnoot7
- Vgl. hierover: Van Vaeck 1984, 103 en Meertens 1943, 269.