| |
| |
| |
| |
F4 v: XVIII. Iupiter, en de Honich-Bye.
- | Dwaeslick: op dwaze wijze; Yet: iets; Verghen: eisen, dwingend vragen; aanbieden, geven [WNT 19, I, 2032 en 2036, 1 en 5] |
- | Ylich: spoedig [WNT 6, 1411, I]; Terghen: uitdagen |
- | 1 Naer ’t betamen: zoals het hoort |
- | 8 Beschamen: onteren, met schande bedekken [WNT 2/2, 1948, I, 1] |
- | 12 Zeden: gewoontes |
- | 16 Reden: rede (ratio) |
| |
Verklaring
- | 3 Wraeck-giere: wraaklustige |
- | 5 Bejaghen: verkrijgen [WNT 2/1, 1550, B, 2 b] |
- | 7 Ootmoede: nederig; Vernedert: nederig |
| |
Proverb. XXX.
- | PROVERB. XXX.: Spreuken 30, 7-9. Dit zijn evenwel de woorden van Agur en niet van Salomo (de woorden van Salomo staan in Spreuken 10-22 en 25-29). Vroeger werden alle Spreuken echter aan Salomo toegeschreven, doordat vers 1,1 luidt:Dit zijn de Spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël. [Bijbel p. 803] |
- | 2 Verflout: verzwakt, uitput, afmat [WNT 19, 1818-9, 1] |
| |
F5 r: Lvcae Cap. 9.5.
- | Lvcae Cap. 9.5: Lucas 9, 52-56 |
- | 3 Haer voor henen sont: hen vooruit zond; In Samariam: naar Samaria (accusatief) |
- | 11 Hittighen: felle, hevige [WNT 6, 773, I, 4] |
- | 12 Onbillick: onredelijk, onrechtmatig [WNT 10, 1164, II, a en b] |
- | 18 Benijden: haten, niet kunnen verdragen [WNT 2/1, 1801, A, 2] |
- | 19 Verdempen: te niet doen, bedwingen, onderdrukken [WNT 19, 1114, 1 b]; Wel aen dan: komaan dan; Doet: imperatief ‘doe’ ofwel ‘doe het’ (enclisis); Verwint: overwin |
| |
| |
| |
F5 v: XVIII. Iupiter, en de Honich-Bye.
- | 1 Tracht: probeert [WNT 17/1, 1770, 3] |
- | 4 Daer neffens...gaet: waarnaast/ waarbij ook bitter past |
- | 10 Doocht: deugt |
- | 13 Straelt: (met je angel) steekt [WNT 15, 2111, A 3]; Lemt: kwetst, verminkt [WNT 8/1, 1541] |
- | Vermijdt de nijdt: als Mijd Nijd teruggevonden in Van de Vennes grisailles, waarbij een vechtpartij tussen bedelaars getekend is. Deze spreuk komt ook bij Cats voor. [Plokker 1984, p. 185, 72] |
| |
|
|