| |
| |
| |
| |
E6 v: XV. Vanden Olyphant, ende den Draeck.
- | Op ’t hooft ghedreven: overkomt hem. Betekent waarschijnlijk zoiets als ‘iets op je bordje krijgen’ (ergens voor opdraaien), maar dan hier over de eigen schuld. |
- | 1 Bloet-suyper: bloedvergieter, bloedzuiger [WNT 2/2, 2888, 1]; Ghenaken: naderen, nabij te komen [WNT 4, 1493, 1] |
- | 3 Zat: verzadigd [WNT 27, I, 961, I, 1] |
- | 4 Vermaken: plezieren |
- | 6 Onverhoets: onverwachts; Stert: staart |
- | 10 Versaen: verzadigen |
- | 11 Allencxkens: langzamerhand, gaandeweg [WNT 2/1, 176] |
- | 13 Sich niet by tijts is wendich: draait zich niet op tijd, keert zich niet op tijd af [WNT 25, 1300, 1] |
| |
Verklaring
- | 1 Verstaelde: kille, keiharde [WNT 20/2, 588, 2]; Sinnen: gedachten, gevoelens [WNT 28, 1055 en 1060, III, 15 en IV] |
- | 2 Suypen: zuigen, drinken; Vreck: hebzuchtig [WNT 23, I, 463, 2] |
- | 4 D’onnoos’len val: de ondergang van de onschuldige |
- | 7 Toeghedocht: toegewenst, voor hen bestemd [WNT 17/1, 411-2, 1 en 2] |
- | 8 Verselt: vergezeld |
| |
Prover. XI. Esaie. XXXII. LVII.
- | PROVER. XI. ESAIE. XXXII. LVII.: men vindt iets terug over rechtvaardigheid, straf en beloning in Spreuken 11, 5 en 9 en 19; Jesaja 32, 1-2 en 10; Jesaja 57, 2 en 13 en 21 |
- | 1 Lieft: geen waarde hecht aan, geen belangstelling koestert voor [WNT 8/2, 2146, 4], en in regel 3: geeft om, graag mag (2145, 2) |
- | 4 Veer: ver weg |
| |
E7 r: Carionis.
- | Carionis: Hier kiest Van de Venne voor een tekst uit Carionis, in plaats van Pers’ passage (uit Vondel) over te nemen (Rechters 16, 21-30). We vonden echter nergens terug wie deze Carionis was. |
| |
| |
- | 1 Mahometus: waarschijnlijk Mehmet II, genoemd Fatih (de veroveraar), de zevende sultan van het Osmaanse rijk (1444-46 en 1451-81) die Konstantinopel veroverde in 1453. Methmet viel aan met zo’n 60000 Turkse soldaten, waar Konstantijn XI slechts 6000 man tegen in de strijd kon brengen. Hij veroverde ook nog Servië, Noord-Morea, Lesbos, Bosnië, voerde zeventien jaar oorlog tegen Venetië en viel herhaaldelijk binnen in Hongarije en Oostenrijk. [Larousse 14, p. 257-259 en 16, p. 122] |
- | 3 Constantinopel: het huidige Istanbul, door Konstantijn in 324 gesticht op de plaats van het oude Byzantium. [Larousse 14, p. 257-259] |
- | 5 Justinianus: Het is niet duidelijk welke Justinanus hier bedoeld wordt. |
- | 7 Quartier: verblijfplaats van een militair [WNT 8/1, 714, 22] |
- | 8 Perssinghe: druk, dwang [WNT 12/1, 1298-9, 1 en 3] |
- | 9 Kleyn-moedicheyt: gebrek aan moed [WNT 7/2, 3817, I, 1] |
- | 13 Paleologus: De keizer die geen weerstand kon bieden aan Mehmets aanval was Konstantijn XI (1449-53), de laatste keizer van het geslacht Palaeologus, dat sinds 1216 met Michael VIII de macht droeg in Konstantinopel. Konstantijn sneuvelde tijdens de oorlog met Mehmet. [Larousse 14, p. 257-259; Brittanica vol. 9m p. 72] |
- | Swijckt: ga ten onder, bezwijk [WNT 29, 1689, 1] |
| |
E7 v: XV. Olyphant, en Draeck.
- | 1 Schrickich: verschrikkelijke, schrikwekkende [WNT 14, 1070, A, 2] |
- | 2 Ruygh: het harige gedeelte [WNT 13/2, 1639, I, A, 1 b] |
- | 4 Maffe: slappe, krachteloze [WNT 9, I, 87] |
- | 6 Slingher-steert: slingert met de staart [WNT 14, 1802] |
- | 14 In ’t lest: op het einde, uiteindelijk |
- | 15 Pranght: kwelt, hindert [WNT 12, 3891, A, I, A, 4 b]. Prangh (in de spreuk) betekent ‘kwelling, gekwel’. |
- | 16 Bloet-suypers: cf. supra |
- | Schijnt: lijkt |
| |
|
|