| |
| |
| |
| |
E4 v: XIV. Den strijt vande viervoetige Dieren, en de Vogelen.
- | Volhaerdich: volhardend, standvastig [WNT 22/1, 815] |
- | 3 Wis: zeker [WNT 26, I, 1357, 1] |
- | 4 Duyst’derley: duizenden |
- | 8 Fy: foei, laakbaar [WNT 3/3, 4455, 1 en 2] |
- | 10 Ghemat: uitgeput [WNT 9, 322, 1, s.l. Matten II] |
- | 11 Rat: snel [WNT 12/3, 142, 1, s.l. Rad III] |
- | 12 Vervolgh: volgen; Behoedich: behoed |
- | 13 Versochten: (beleefd) vroegen [WNT 20/2, 2444, III, 5] |
- | 16 Onvroedich: onverstandig, onwijs |
| |
Verklaring
- | 1-2 Die in Gheselschap...met hun verdraecht: dit betekent zoiets als ‘met wie je goede dingen hebt genoten, moet je ook kwade dagen verdragen’. |
- | 3 Verklaecht: beschuldigd [WNT 20/1, 245, 1, s.l. Verklagen] |
- | 8 Sweven: van de ziel en andere zaken van ‘hogere orde’ zei men dat ze kon zweven, drijven in de lucht [WNT 29, 1580, III, 7 a] |
| |
Deuterno. XXIII.
- | DEVTERNO. XXIII.: Deuteronomium 23, 10-15 |
- | 2 U...wachten: op uw hoede zijn [WNT 24, 484, 2] |
- | 3 Vileyn: gemeen, laag, schurkachtig (persoon). Het is niet duidelijk of vileyn hier een adjectief of een substantief is. Als nomen krijgt het woord in het WNT de betekenis ‘laagheid, gemeenheid’, die niet naar een persoon verwijst. [WNT 21, 666, II s.l. Vilein I en 666, 1, 2 en 4 s.l. Vilein II] |
- | 4 Besold: loon, soldij [WNT 2/2, 2494, s.l. Bezoldigen] |
| |
E5 r: Aelianvs.
- | Aelianvs: Claudius Aelianus, Romeins geschiedschrijver (omtrent 200 na Chr.), beschreef deze oorlog in zijn Variae Historiae boek 9. [Sterck 1927 p. 604, 44; Nauta 1934, p. 24] |
| |
| |
- | 1 Hiero: Hiero I, koning van Syracuse op Sicilië [Sterck 1927 p. 604, 44] |
- | 1-2 Themistoclem: Themistocles, de beroemde Atheense staatsman, hoofd van de volkspartij (ca. 524-459 v.C.) en veldheer in de Perzische oorlogen (5e eeuw v. Chr.). Hij maakte van Athene een zeemogendheid en won de zeeslag bij Salamis (480). Later werd hij door het ostracisme verbanen (471). [Sterck 1927 p. 604, 44; Van Dale 12, p. 3882-3883] |
- | 7 Sulckx: zoiets |
- | 10 Triumphen: feestelijke intochten of feestvertoon ter ere van iemand die als onverwinnaar ontvangen wordt; zoals voor een veldheer in het oude Rome [WNT 17/2, 2876-7, 1 en 2]; Schouw-spelen: toneelspelen [WNT 14, 966, 1] |
- | 13 Aerdighe: geestige (met gevatheid), beleefde [WNT 1, 555, I, 1 en 3] |
- | 22 Blood: laf, vreesachtig |
- | Schouw: schuw [WNT 14, VI, 956, A, 1]; Grouw: dit zou gruw of grauw kunnen zijn. Gruw betekent ‘angst, afkeer, afschuw’ [WNT 5, 1187, 1 en 2], en hoort tot het zelfde betekenisveld als het adjectief schouw. Grauw heeft verschillende betekenissen, waaronder: ‘snauw, snibbig woord’ [WNT 5, IV, 609], ‘grijs’, met negatieve connotaties als duister, somber, triestig (I, 602-604, 2), of zelfs ‘het gepeupel’ (II, 608, D). Het is moeilijk te oordelen welke betekenis het best past. Een verbinding tussen twee adjectieven lijkt me het meest voor de hand te liggen (aangezien schuw een adjectief is). Grouw zou dan ‘grijs’ betekenen, en verwijst misschien naar een lijkbleke kleur van angst. Misschien speelt Van de Venne bewust met homonymie, zoals hij wel vaker doet. (Zie hierover Van Vaeck 1988.) |
| |
E5 v: XIV. Den strijt vande viervoetige Dieren, tegen de vogelen.
- | 3 Ey-ghebroet: dieren uit een ei gebroed, broedsel. Gebroed kan ook een negatieve connotatie hebben: gedierte. [WNT 4, 496, 1 en 4 a] |
- | 4 Koemt strijdt: komt, strijdt; |
- | 6 Swierd: vliegt, zweeft (volgens een niet rechtlijnige koers) [WNT 29, 1633, I, 1 b, s.l. Zwieren] |
- | 9 Ontrouw: adjectief |
- | 11 Ghedruys: rumoer, dof lawaai [WNT 4, 634, 2 a] |
- | 13 Vael: donkergrijs, of: vals, listig [WNT 18, II, 17 en 19, 5 en 9] |
- | 15 Onheus: oneerlijk, vals, niet oprecht [WNT 6, 714, 2, s.l. Heusch] |
- | Bluts: beroofd, kaal [WNT 2934, 1 en 2] |
| |
| |
| |
E6 r: Prent
- | Sluipers: die wegsluipen; stiekemerds [WNT 14, 1948,1]; Verachters: mensen die iets of iemand minachten, laken, verwerpen, vernederen,... [WNT 19, 40-42, 2-4] |
|
|