| |
| |
| |
| |
E2 v: XIII. Vanden Esel, ende vanden Haes.
- | Ghewis: beslist, zeker [WNT 4, 2108-9, II, 1 en 2] |
- | Vorderlijck: bevorderlijk voordelig, gunstig [WNT 22/2, 1182, 1] |
- | 2 Heyr: krijgsmacht, legerbende [WNT 6, 482, 1]; Te rusten toe: zich aan het wapenen, op de oorlog aan het voorbereiden [WNT 13/2, 1908, 2] |
- | 4 In alderijl: zo snel, zo spoedig mogelijk [WNT 6, 1407, s.l. IJl II]; Bestonden: begonnen |
- | 5 Verbonden: aaneensloten, verenigden [WNT 19, 575, II, 4] |
- | 16 Yet wes: iets (wes is genitief van wat ; iets wat = iets); Waer wt: waaruit; Vaten: vastgrijpen, begrijpen [WNT 18, 923, V, A, 10 en 932, 25] |
| |
Verklaring
- | 6 Diem’: diegene die men |
- | 7 Groven bottert dom: grove, domme lomperik (stommerik, domoor). [WNT 3/1, 745, s.l. Botterik] Botter betekent ‘bedrieger’ maar dat past niet in de context.; Betracht: behartigt, zijn werk maakt van [WNT 2/2, 2238, 3] |
- | 8 Beroep: werkzaamheden, bezigheden [WNT 2/2, 1908, 5]; Listicheden: bedrieglijke slimme daden [WNT 8/2, 2505, 2, s.l. Listig] |
| |
Esaie XXXIII.
- | ESAIE XXXIII.: Jesaja 33, 1 en 14 |
- | 2 Archlistich: listig, boosardig, vals [WNT 2/1,636, 1] |
- | 3 Sich...stellen: zich verzetten tegen [WNT 15, 1316, III, 7] |
- | 4 Grammoedich: met boos gemoed |
| |
E3 r: Coelivs.
- | Schijn: in de zin van ‘lijken’ |
- | Coelius: Caelius Richerius Rhodiginus (Richieri van Rovigo, bij Padua, 16e eeuw). Nauta vond dit citaat niet bij Coelius (Antiquae lectiones ), maar wel bij Cicero (De Oratore II, 66), Erasmus (Apophthegmata VI, varie mixta nr. 44) en Zwinger (Theatrum humanae vitae, p. 1207 der tertiatio van 1587 (Basileae), waar vermeld wordt dat ook Cuspinianus het verhaalt). [Nauta 1934, p. 23] |
| |
| |
- | 3 Scipio Aemilianus: P. Corn. Scipio Aemilianus Minor, Romeins veldheer, net als zijn adoptievader Scipio Major Africanus bijgenaamd. Scipio Aemilianus maakte door de verwoesting van Carthago (146) een eind aan de derde Punische oorlog, en veroverde in 133 Numantia in Spanje. [Sterck 1927 p. 590, 37; Van Dale 12, 3879] |
- | 4 Numantiners: bewoners van Numantia in Spanje, dichtbij de Douro-rivier ten noorden van het huidige Soria; Cajus Metellus: G. Caecilius Metellus, zoon van Metellus Macedonicus [Nauta 1934, p. 23] |
- | 11 Proffijtelick: nuttig [WNT 12/2, 4372, A, 2] |
- | Van pas is ras: van pas is snel, flink [WNT 12/3, 355-7, 1, 2 en 3 a, s.l. Rasch], ‘van pas’ is goed |
| |
E3 v: XIII. Van den Ezel, en de Haes.
- | 5 Te rusten op: te wapenen [WNT 13/2, II, 1908, 1] |
- | 9 En passen...niet: dubbele negatie ‘en niet’ (passen niet) |
- | 10 Vliet: vlucht |
- | 11 Wel aen: komaan; Schrickt: schrikt af |
- | 13 VVallen wacht: verdedigingsmuren bewaakt [WNT 24, 705, I, 2 en WNT 24, 482, I, 1] |
- | 14 Haes-op gaen doet: er snel van door gaat [WNT 5, 1472, 2, s.l. Haas] |
- | Rend: rent, loopt; Zeylt: loopt, gaat [WNT 27, I, 1820, II, 13 a]; Alomme: overal, rondom [WNT 2/1, 225-6, 1 en 2] |
| |
|
|