| |
| |
| |
| |
D4 v: X. Van ’t Serpent Basiliscus, en van het VVeselken.
- | Basiliscus: koningslang, fabelachtig dier met het voorlijf van een haan, en het achterlijf van een slang [Sterck p. 524, 4] Hierbij willen we nog opmerken dat De Dene zich gebaseerd zou hebben op de verzen over de basilisk in Maerlants Naturen Bloeme (l. 10760-92 [Geirnaert en Smith 1999, p. 38 noot 19] |
- | 4 Dootsapich: dodelijk, letterlijk: dood ‘vruchtbaar makend, weldadig’ [WNT 27, 959, s.l. Zapen] |
- | 7 Toekomen: overkomen, ten deel vallen [WNT 17/1, 493, II, 2, c] |
- | 9 Vrymoedich: onbevreesd [WNT 23, 788, 3 a] |
- | 10 Ruyt: Ruta graveolens, een plant die vanouds als tegengif en geneesmiddel gebruikt werd [WNT 13/2, 1777-8, 1] |
- | 12 Vroet: wijs; Wijt: ver |
- | 13 Treecken: daden |
- | 15 Te pas: zoals het behoort, betaamt [WNT 12/1, 614, II, 5 b, s.l. Pas I] |
| |
Verklaring
- | 2 Daer met: waarmee; Wederstaet: zich verweert, verdedigt tegen [WNT 24, 2308, I, 1] |
- | 3 Ontdoet: ontbindt, maakt ongedaan [WNT 10, 1832, C en B, 5] |
- | 4 Ontheelt: openbaart, brengt aan het licht [MNW 5, 1076] |
| |
Luce XI. XXI. en XXII.
- | LVCE XI. XXI. EN XXII.: Lucas 11, 21-22 |
- | 1 Het: heeft |
- | 2 Vernoecht: tevreden; Verselt: begeleidt, vergezelt [WNT 20/2, 2295, II, 5] |
- | 3 Koemt: komt |
| |
D5 r: Ivstinvs.
- | Ivstinvs: Deze anekdote staat in de Historiae Philippicae II, 5 van Justinus, Romeins geschiedschrijver omtrent 150 na Chr. [Nauta 1934, p. 20; Sterck 1927, p. 524, 4] |
- | 1 Scythia: in de streken van de Kaukasus [Sterck 1927 p. 524, 4] |
| |
| |
- | 2 Doodt-stralende: met een straal (uit het oog) dodend, ‘doodbliksemende’ (cf. ‘dootsapich ooch’ D4v r. 4 en Vondels gedicht r. 2: den menschen blixemt met een oogenwenck int graf). |
- | 5 Manlijck-hertige Wijven: vrouwen met een uitzonderlijke dapperheid [WNT 9, 213, 4, s.l. Manlijk]; Amasones: de krijgshaftige vrouwen uit Scythië, in de Griekse legende [WNT 1, 347] |
- | 7-8 Uyt-bleven: wegbleven |
- | 12 Dickmaels: dikwijls |
- | 18 Spies-roeden: spitsroeden [WNT 14, 2778, s.l. Spies I]; Toe-gerust: uitgerust |
- | Verstoort dat Moort!: verhinder de moord |
| |
D5 v: X. Vveselken, en ’t Serpent Baselisco.
- | 2 Le’en: leden |
- | 6 Beswijmt: duizelig maakt; ‘van het hart, als de persoon vertegenwoordigend’: flauw vallen, in zwijm vallen [WNT 2/2, 2522, 1 en 2]; Straelt: treft pijnlijk met, doet doordringen [WNT 15, 2111, A, 1 en 2]; Ghequel: leed, pijn [WNT 4, 1022, 1] |
- | 7 Swest: vleit [WNT 29, 1564, 4, s.l. Zwetsen] |
- | 8 Beleyt: bedachtzaamheid, handelwijze [WNT 2/1, 1700 en 1702, 1 en 6] |
- | 11 Haen-ghebroet: [niet gevonden in het WNT.] Zowel gebroed (gedierte) als haan hebben hier een negatieve connotatie, waarbij haan wellicht als een ‘vechtersbaas’ en dier dat ‘zich als meerdere gedraagt’ kan worden gezien [WNT 5, 1389, I b, s.l. Haan] [WNT 4, 496, 4 a, s.l. Gebroed] |
- | 13 Linckerny: bedriegerij, valsheid [WNT 8/2, 2440, s.l. Linker I] |
- | 15 Verdempen: te niet doen, bedwingen [WNT 19, 1114, 1 b] |
- | Ongheboghen: wellicht: rechtvaardige, eerlijke |
- | Smelt: verslapt, vergaat [WNT 14, 2114-5, 3 a en b] |
| |
|
|