| |
| |
| |
| |
B8 v: IIII. Van den Vos ende den Raven.
- | Vliet: vlucht, mijd (imperatief) |
- | 3 Ghesocht: geprobeerd |
- | 4 Ontloeren: afhandig te maken [WNT 10, 1904] |
- | 5 Romen: roemen |
- | 7 Drongh: dwong [WNT 3/2, 3372, A, 6] |
- | 8 Pluymstrijckich: vleiend, laffe complimenten makend [WNT 12/2, 2837, s.l. Pluimstrijken] |
- | 11 Quelen: ironisch: luid zingen [Van Dale 12, 1596]. Deze betekenis komt niet voor in het WNT. |
- | 12 Fluckx: [cf supra] |
- | 14 'Y: hij |
- | 15 Most: moest |
- | 16 ’s Weerelts kind’ren: de nadruk kan op werelds (in tegenstelling tot goddelijk, religieus) of op kinderen liggen, en duidt op onbezorgdheid, naïviteit, kleinheid,... |
| |
Verklaring
- | 1 Onghestadich: telkens veranderende in gedrag of denkwijze [WNT 10, 1660, 1] |
- | 2 Betoont: laat blijken, toont [WNT 2/2, 2235, A, 1 en 2, s.l. Betoonen] |
- | 3 Bezicht: gebruikt, bedient zich van [WNT 2/2, 2472, s.l. Bezigen] |
- | 5 Honich-gal: Honing wordt wel vaker in tegenstelling tot gal gebruikt, bijvoorbeeld in het spreekwoord ‘honing in de mond, en gal in het hart’: vriendelijke woorden op de lippen, boosheid in het hart. [WNT, 4, 147, II, 1, s.l. Gal] Hier betekent honich-gal ook zoiets als een lieflijk verpakt kwaad.; Dewijl: daar, aangezien, omdat [WNT 3/2, 2477, 2]; Schendich: schendend, beschadigend [WNT 14, 428, A 4] |
- | 6 Na: volgens, of: naar de; Raet: raad geeft |
| |
Ecclesia VII.
- | ECCLESIA VII.: Prediker 7, 5 (Ecclesiaste) |
- | 1 Meer ghelt te zijn berispt: het is beter te worden berispt |
| |
| |
| |
C1 r: Dion.
- | Dion.: Cassius Dio(n) en niet Dionysius van Halicarnassus, zoals Sterck meent, voluit Cassius Dio Cocceianus uit Nikaia in Bithynië. Cassius Dio leefde in de derde eeuw, en was de zoon van de Romeinse senator Apronianus. Hij was zelf senator tijdens Commodus' regering. In Cassius Dio’s Romeinse Geschiedenis, boek 72, kap. II staat: Vooral deelde Caracalla bezittingen en geld uit aan hen, die hem vleiden. [Pauly-Wissowa III/2, 1684-1722; Sterck 1927 p. 502, 16; Nauta 1934, p. 23; Raupp 1981, p. 121] |
- | 1 Eer-gierigen: eerzuchtige [Sterck 1927, p. 502, 16]; Athonini: Marcus Aurelius Anthoninus Caracalla (188-217), Romeins keizer van 211-217, berucht door zijn gruweldaden en verkwisting. [Sterck 1927 p. 578, 31; Van Dale 12, 3851] |
- | 2 Doorslepen: zeer geslepen [WNT 3/2, 2049] |
- | 4 Fraeyicheyt: iets moois, iets kostbaars [WNT 3/3, 4658, 3], Ter handen quam: in zijn bezit kwam [WNT 5, 1833] |
- | 5 Linckers: bedriegers, valsaards [WNT 8/2, 2439, 1] |
- | 7 Prijslick: op lofwaardige wijze [WNT 12, 4157, B] |
- | 9 Pluymstrijckers: [cf supra: vleiers] |
- | 11 Bevint: ondervindt, neemt waar [WNT 2/2, 2335-6, 1 en 7, s.l. Bevinden] |
| |
C1 v: IIII. Vos, en de Raven.
- | 1 Linckt: loert [WNT 8/2, 2439, 2, s.l. Linken] |
- | 2 Heyt: heeft |
- | 4 Graghe: [cf supra: gulzige]; Moedich Aes: moedig voedsel [WNT 1, 596] |
- | 8 Mits: op dat ogenblik, daarop [WNT 9, 892, 16] |
- | 9 Om ’t jock: voor de grap [WNT 7/1, 323, 1] |
- | 12 Heus: oprecht [WNT 6, 714, I, 2], of ernstig |
- | 14 Schits: op smadelijke, onvriendelijke wijze [WNT 14, 729, B, 1 en 2]; Uyt-mondich: luid, hard [WNT 14, 1133, a] |
- | 15 Vry: gerust |
- | 16 Woel: tumult, drukte [WNT 26, 1611, I, 1]; Staech: [supra: voortdurend, WNT 15, 10, 1] |
- | Ghetrou: trouw; Betrout: vertrouw |
- | Loose tong: valse, geslepen [WNT 8/2, 2099-1, A, 7 en 8] |
| |
C2 r: Prent
- | Streelen, doet Queelen: vleien doet lijden, treuren [WNT 8/1, 751, 2] |
| |
| |
- | Boeven-netten: volgens WNT (3/1, 223, 1): ‘net om boeven mede te vangen’, maar wellicht: net waarmee boeven je kunnen vangen |
|
|