| |
| |
| |
| |
B6 v: III. Van den Leeu, ende van ’t VVildt-Vercken.
- | Lijen: lijden |
- | Ghedijen: groeien [WNT 4, 602, I] |
- | 2 Overdul: zeer dol |
- | 3 Ontrent: rondom, in de nabijheid, in de buurt, nabij [WNT 10, 650, I 1] |
- | 4 Sa: uitroep, als aansporing, aanvuring of opwekking [WNT 14, 3, 1]; Fluckx: aanstonds, terstond [WNT 3/3, 4590, 2 b]; Gheneghen: geneigd [WNT 4, 1508, I 1] |
- | 5 Onvertsaecht: op een wijze die van onverschrokkenheid getuigt [WNT 10, 2127, B]; Pleghen: iets in toepassing brengen, er gebruik van maken [WNT 12/1, 2496, I 5] |
- | 7 Verschoont: spaart, ontziet [WNT 20/2, 79, II 11, s.l. Verschoonen] |
- | 9 Verwoedich: wild, woest, bloeddorstig [WNT 20/2, 2093, 2], verwoed |
- | 14 Eyndich: op het einde, uiteindelijk; Ydel: nutteloos, vruchteloos, vergeefs [WNT 6, 1401, II 1] |
| |
Verklaring
- | 2 Verwaent: verwaand, pretentieus |
| |
Apocal. II.
- | APOCAL. II.: Apocalyps 2, 10-11 |
- | 2 Die: aan wie; Behaecht: is welgevallig, maakt een aangename indruk [WNT 2/1, 1457, I B, s.l. Behagen II] |
- | 3 Onwaerde: waardeloze |
| |
B7 r: Sabellicvs.
- | Gist: doet zijn best om zich van iets een juiste voorstelling te maken door het nagaan van verschillende gevallen die mogelijk zijn; gissen doet missen (zegswijze) [WNT 4, 2393-4, 3 d]. Die Gist, die Mist is een van de spreuken die Van de Venne in een grisaille uitbeeldt. Hij beeldt twee blinden af, die hand in hand lopen en naast de brug stappen. Deze spreuk, die ook in Van de Vennes Tafereel van de Belacchende Werelt 58 en 59 voorkomt, is afkomstig uit Matteüs 15, 14. [Plokker 1984, p. 87, 28] |
| |
| |
- | Sabellicvs: bijnaam van Marcus Antonius Coccius, Italiaans humanist (1436-1506), schrijver van Exempla en bekend om zijn algemene wereldgeschiedenis: Historiarum Rhapsodiae ab orbe condito. Deze anekdote komt uit de enneade 5,4 in dit werk. [Sterck 1927 p. 650, 67; Nauta 1934, p. 20 en 26] |
- | 1 Doen: toen; Hircanus, ende Aristobulus: Hyrkanos en Aristobulos II waren de zonen van Alexadros Iannos en Alexandra, vorsten uit de Makkabeeën. Aristobulos nam zijn oudere broer het koninkrijk af, waarop Hyrkanus in tegenaanval ging. Zo volgden meerdere broederoorlogen. [Pauly-Wissowa II/1, 907-908; Sterck 1927 p. 668, 76] |
- | 2 Herodes: In de Bijbel lezen we hoe tijdens de regering van Herodes de Grote (37-4 v.Chr.) Christus geboren werd. Diezelfde Herodes heeft de broers Aristobulus en Hircanus laten ombrengen om zijn eigen heerschappij te bevestigen. [Sterck 1927 p. 668, 76; Van Dale 12, 3891] |
- | 3 Beet: stuk |
- | 5 Voorseker: beslist, zeker, ongetwijfeld, waarlijk [WNT 22/2, 1058, 1] |
- | 6 Blyven: worden [WNT 2/2, 2842, II, 16]; Ydele: vruchteloze, vergeefse [WNT 6, 1400, 5 b] |
- | 7 Kampers: strijders [WNT 7/1, I, 1171, 3] |
- | 9-10 Van...af-ghelaten: ermee opgehouden, uitgescheiden [WNT 1, 1118, II, 1 b] |
- | 10 In ’t gemeen: in het algemeen; gewoonlijk [WNT 4, 1374, 3 en 4] |
- | 11 Als mede: ook |
- | 12 Quaet: slecht; Beyden: op iemand of iets wachten [WNT 2/1, 1539, A, 1 a] |
- | 13 Luyden: mensen [WNT 8/2, 2042]; Misval: ongeval, ongeluk [WNT 9, 878, 1] |
- | 14 Na: naar |
- | Begheerlick, is deerlick: begerig is jammerlijk, ellendig [WNT 2/1, 1371, I en WNT 3/2, 2346, A, 1] |
| |
B7 v: III. VVildt-Vercken, Leeu, en Gier.
- | 1 Straf: krachtig, sterk, fors [WNT 15, II, 2088, 5] |
- | 2 Vervvoedt: razend, dol [WNT, 20/2, 2088, I, 2] |
- | 4 Ter weere: ter verdediging |
- | 5 Graghe: gulzige, schrokkige, vratige [WNT 5, 510, I, 1 b] |
- | 6 Krijt: gilt, schreeuwt, giert [WNT 8/1, II, 259,A, 1] |
- | 9 Mat: uitgeput, krachteloos [WNT 9, VIII, 302-3, 1 en 3] |
| |
| |
- | 10 Vecht-ghevat: het gevecht. In het WNT is sprake over een woord gevat, met als betekenis ‘omhelzing’ [WNT 4, 1914, I]. |
- | 12 Ghetoeft: gewacht [WNT 17/1, 813, 8] |
- | 13 Haeckt: verlangt |
- | 14 Draelt: talmt, loopt doolloos rond [WNT 3/2, 3250-1] |
- | 15 ’t Gaet noyt onvast: wankel gaat niet |
| |
|
|