Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan onser soeter vrouwen love. .xxxiiij.Ga naar voetnoot+Onbesmette van allen live,
Ende reine boven alle wive,
Moeder ende maget uut vercoren!
Gi sijt ene die dierste olive,
1795[regelnummer]
Ende meer gehoget in uwen beclive,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1795
Dan nie minsce die ward geboren.
Wat eest, dat ic van u scrive,
Ensi dat ic ane u blive,
In saels niet connen comen te voren,Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Al haddic te mi noch sinne vive,Ga naar margenoot+
Die dinc te maken, die ic bedrive.
Nochtan so ward mi na dat horen
Alte swaren een becoren.Ga naar voetnoot1803
Becoren moetic mi selven sere,Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
Om der gere te doene ere,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 416]
| |
Die mi dicke verloest heeft.
Ic, die ben van cleinre lere,
Van haer te spreken ic begere,
Die alder werelt prijs geeft.
1810[regelnummer]
Om dit, so dochtic mi te mere,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1810
Om dat van u in allen kere
Elc sijn dichten heeft beseeft.Ga naar voetnoot1812
Daerom nochtan, dor dese dere,Ga naar voetnoot1813
Dat ic hebbe gelovet, here,
1815[regelnummer]
Dat salic doen al onbeseeft,Ga naar margenoot+
Dats van der scoenster die nu leeft.
Deus! Hoe sal ic vol prisen mogen,
Die mi gaf dat sien mire ogen.
Ga naar margenoot+ Ic wils beginnen an u hoechede.
1820[regelnummer]
U hoecheit, vrouwe! es boven gevlogenGa naar margenoot+
Allen minscen ongelogen.
Dat dede u grote volmaecthede,
U volmaechtheiden es sonder dogen,Ga naar voetnoot1823
Daer nembermeer niemen na mach [.]ogen.
1825[regelnummer]
Dat dede u edel goedertierenhede.Ga naar margenoot+
U goedertierheit doet verhogen
Menigen, die oec waer bedrogen,
Ende daet u melde ontfermichede,Ga naar voetnoot1828
Daer gi menigen verloestet mede.
1830[regelnummer]
Ay vrouwe! Hoe salic u breetheitGa naar margenoot+
Vertrecken, na die waerheit,
| |
[pagina 417]
| |
Die so vele heeft bevaen.
Ende oec daer mede u lancheit,
Die van beneden tot boven geit,
1835[regelnummer]
Ende eerde ende hemel al begaen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1835
Nu es daer noch u diepheit,
Daer gi Gode so wel met greit,Ga naar voetnoot1837
Dat ons es al buten waen.
Maer u grote miltheit,
1840[regelnummer]
Die uut u werd gebreit,Ga naar margenoot+
Die en can niemen te vollen aen
Volprisen genoech, na mijn verstaen.
O vrouwe! Hoe magic mede
Volprisen nu u cueshede,
1845[regelnummer]
Daer gi Gode met al verwont.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1845
Ende oec mede u reinichede,
Daer gi met bracht toe ter stede
Dat onse here in u werd cont.
Ende u grote subtijlhede,
1850[regelnummer]
Daer in was grote enichede,Ga naar margenoot+
Daer af menich ward gesont.
Nu es u overvloyethedeGa naar voetnoot1852
Met so groter simpelhede,
Dat dit dede beten daer ter stont
1855[regelnummer]
Den here in uwes herten gront.Ga naar margenoot+
Wel besneden van allen ledenGa naar voetnoot1856
Sidi, maget rene.
U soete beden, met reinicheden,Ga naar voetnoot1858
Gaf u vele te lene.Ga naar voetnoot1859
| |
[pagina 418]
| |
1860[regelnummer]
U goede sate, u karitate,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1860
Brachten u in goeden lof;
U goede mate, van allen state,
Sachmen in des coninc hof.Ga naar voetnoot1863
U doget groet, sonder genoet,Ga naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Die es verre gevlogen.Ga naar margenoot+
Gi sijt albloet die ons vercroetGa naar voetnoot1866
Die duvel van onsen ogen.
Gi sijt die troest, diet al verloest
Hebt, naest onsen here;
1870[regelnummer]
U doen en noest, no suut, no oest,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1870
Ga naar margenoot+ Ne genen kerstinen mere.
Biddersse, troestersse van alre dinc,
Middelersse, leidersse die Gode ontfinc[.].
Uwer doget, lieve here,Ga naar voetnoot1874-1875:
1875[regelnummer]
Sine diende u in allen kere.Ga naar margenoot+
U hoeft ront, u haer blont,
U kele wel gescepen;
U ogen claer, brun, openbaer,
Daers niet an mesgrepen.
1880[regelnummer]
Hets recht, datsi lovelijc sere,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1880
Die in haer woende, makets ere.
U nese recht, lanc ende slecht,Ga naar voetnoot1882
Ende breetheit wel termaten;Ga naar voetnoot1883
| |
[pagina 419]
| |
U mont clene, suver ende rene;
1885[regelnummer]
U lippe van sconen state;Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1885
En werdi niet wel gemaect
Dat dochte mi sere ongeraect.
U anscijn smal, ende gracelijc al,
Ene rode verwe daer in gesait;
1890[regelnummer]
Ront u kinne, .i. dal daer inneGa naar margenoot+
Oft van yvore waer gedrait.
Waer an haer yet ontbraect,Ga naar voetnoot1892
Onse here hadde[t] an haer gesaect.Ga naar voetnoot1893
U oren lanc, in die mate,
1895[regelnummer]
Te maten dinne, van goeden state,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1895
Van suverheiden besceden.
U arme lanc, u vinger blanc,
Alle slecht in haren ganc;
Die nagele wel besneden.
1900[regelnummer]
U soete borste, daeran die vorsteGa naar margenoot+
Sine noetdorste nam van sinen dorste,
Die waren emb[er] van werdicheden.Ga naar voetnoot1902
Die bene van haren, wel openbaren,
Dats wel te weten ter waerheden,
1905[regelnummer]
Si droegen den here der claerheden.Ga naar margenoot+
U lichaem soude vor al gaen,
Daer gi werdelijc in hadt beuaen
| |
[pagina 420]
| |
Den here, daert al an moet staen
Dat in die werelt ye geward.
1910[regelnummer]
Aderen, darme, sonder waen,Ga naar margenoot+
Al dat daer in es gedaen,
Dat es reinre dan .i. traen,
Dat van sonden niet en bart,
Maer van heylicheden [es] vermaert.
1915[regelnummer]
Edel moeder, ende maget vri!Ga naar margenoot+
Van u te dichten en waer mi
En gene pine, en si bedi
Dat ic den sin heb te clene
Te secgen die dinge die an u sij.
1920[regelnummer]
Ay mij! Al waric u altoes bi,Ga naar margenoot+
Gine leret mi selve, ende oec hi,
Die Jhesus heet van Nazarene,
Ga naar margenoot+ Sone mocht ics niet bringen te bene.
In u tween blivics gemene
1925[regelnummer]
Van desen gedichte algader rene.Ga naar margenoot+
|
|