Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan onser vrouwen miraculen, diesi an mi selven dede. .xxxiij.Ga naar voetnoot+1705[regelnummer]
Ene miracule van onser vrouwen
Willic maken met goeder trouwen,
Die si an mi selven dede,
In ere harde groter siechede,
Daer ic lach te Veltheem binnen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1709
1710[regelnummer]
Altemale buten minen kinnen.
Ende dit was in die sinxen dage,
Dat van sterften was die grote plage;
Ende om dit begonstic vruchten,Ga naar voetnoot1713
Ende mi selven te meer duchten,Ga naar margenoot+
1715[regelnummer]
Ende daerom mine biechte sprac,
Ga naar margenoot+ Van alre dinc die mi gebrac.
Doe quam mi dongemac so groet,Ga naar voetnoot1717
Dat ic niet gaf om die doet.
Maer een gepens haddic, met trouwen,Ga naar margenoot+
1720[regelnummer]
Altoes op onser soeter vrouwen,
| |
[pagina 413]
| |
Datsi mi moeste daer verdingen,Ga naar voetnoot1721
Ende uut dier swaerheit bringen;
Op dat orberlijc mire zielen ware,Ga naar voetnoot1723
Ende ic noch mochte dienen hare.Ga naar margenoot+
1725[regelnummer]
Een bekeren quam mi doe ane,Ga naar voetnoot1725
So dat ic began te verstane,
Dat ic genesen soude wel.
Maer daerna mi meer mesvel,
Want al die siecheit openbaerGa naar margenoot+
1730[regelnummer]
Sloech mi in mijn ogen daernaer;
Ende ward al blint optie stede,
Ende hadde so grote stecte mede,Ga naar voetnoot1732
Dat mi dochte in alre sake
Oftmen met cniven daer in stake.Ga naar margenoot+
1735[regelnummer]
Doe sprakic in mi selven saen:
‘Ay, laetse! wat machtu anegaen?Ga naar voetnoot1736
Wat saltu doen? Dit grote wee
En soutu mogen gedogen nemmee!
Ja, sprakic doe ter stat:Ga naar margenoot+
1740[regelnummer]
Ende al verginge mi twee na dat,
Soudic bliven aldus blint,
So waric altemale gescint!’
Dus lagic jegen mi selven ende sprac,
Ende had so groet dat ongemac,Ga naar margenoot+
1745[regelnummer]
Dat ic geduren niene conste.
Doen quam mi echter vord die onsteGa naar voetnoot1746
Van onser vrouwen, die mi vorsach,Ga naar voetnoot1747
Daer ic in mire siecheide lach.
| |
[pagina 414]
| |
Ende doe ic sprekende ward om haer,Ga naar margenoot+
1750[regelnummer]
Doen dedic wechgaen alle daer nare
Die mi geseten waren bi;
Ende seide: ‘Ic wil resten mi.’Ga naar voetnoot1752
Ende dit dedic algader, om dat
Dat ic om haer soude pensen te bat.Ga naar margenoot+
1755[regelnummer]
Doen gingic bidden onser vrouwen
Neerstelike, met goeder trouwen,
Datsi behilde daer mijn licht,
Ende seide: ‘Vrouwe! Ic heb gedicht
Van u menige scone dinge.Ga naar margenoot+
1760[regelnummer]
Maer nu soudic sonderlinge
Van u dichten, indien dat gi
Mijn licht wilt behouden mi.’
Aldus lagic lange ende bat,
Ende geloefde, ende seide daer ter stat:Ga naar margenoot+
1765[regelnummer]
Dat ic, na mijn genesen, soude
Van haer dichten, also houde
Alsic dit boec hadde gehent,
Ga naar margenoot+ Daer ic in dichte doe omtrent.
Ende recht aldus in dese sprake,Ga naar margenoot+
1770[regelnummer]
So quamic daer in slaeps sake,
Ende sliep daer ene lange stonde;
Ende inden slaep mi dromen begonde[.]
Om die vrouwe vol van genaden;
Mi dochte, dat si mi had ontladenGa naar margenoot+
1775[regelnummer]
Van minen wee opter stat,
Ende mijn licht gaf oec na dat.
Daerna onlancs ic ontspranc,Ga naar voetnoot1777
Ende vant dit waer; dies moetsi danc
Ducentvout hebben, die vrouwe mijn,Ga naar margenoot+
Ende gebenedijt so moete sij sijn!
| |
[pagina 415]
| |
Want vander uren vorward
Sone ward ic nie daer af beswaerd.
Doe leidic mine hande te gader
Ende seide: ‘Ic soude doen algaderGa naar margenoot+
1785[regelnummer]
Dat ic haer hadde beheten.’Ga naar voetnoot1785
Daerom en willics niet vergeten
In wil al nu rechte lerstont
Mijn gelof hier maken cont.Ga naar voetnoot1788
Ay edele moeder, maget vri,Ga naar margenoot+
1790[regelnummer]
Nu staet mi hi[r] selve bi!
|
|