Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendDat inde vanden boeke. .xxxv.Ga naar voetnoot+Hier eest inde van al den boeken,
Diemen verre heeft doen soeken
Eerment hier toe heeft volbracht.
Oec benic dies also bedacht,
1930[regelnummer]
Dat ic den genen wille vermanenGa naar margenoot+
Die mi hier toe heeft ontspanen,Ga naar voetnoot1931
| |
[pagina 421]
| |
Dat ic dit dichte den Here van Vorne,
Dat was Visie, die mi te horneGa naar voetnoot1933
Van hem sede so vele dogede,
1935[regelnummer]
Dat mi dichtens te bat hogede;Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1935
Want en had die wille gedaen
Na dat mi nu heeft gestaen,Ga naar voetnoot1937
Sone haddics niet wel connen gemaken,
Want siecheit ende ander saken
1940[regelnummer]
Hebben mi den tijt benomen,Ga naar margenoot+
Dat ics niet wel te hoefde conde comen.Ga naar voetnoot1941
Maer nochtan dorden here
Die mi geprijst es so sere,
So hebbic mi gehaest te mere
1945[regelnummer]
Om hem te bluscen sinen gere.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1945
Ay here! ontfaet nu dit,
Daer ic mi dicke in heb verhit
Eer ict conde te recht ontbinden.Ga naar voetnoot1948
Ic hope oec, gi selter in vinden
1950[regelnummer]
(Op dat gijt doet algader lesen)Ga naar margenoot+
Dinge die nuttelijc sullen wesen,
Beide ter zielen, ende ten live.
Maer ic, die om hem dit scrive,
Ende noch noyt en sach den here,
1955[regelnummer]
Daer mijn begeren nu af es sereGa naar margenoot+
Dat icken yegeren mochte gesien,
Ic hope, dat hi mi na dien
| |
[pagina 422]
| |
Te houder soude wesen, haddics te doene.
Waer oec, here, dat [men] selc personeGa naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Alse die her Lodewijc es gehetenGa naar margenoot+
Van Velthem yet liete weten,
Dat hi dor u gedoen conde,
Dat soudi doen in alle stonde.
Mijn dienst sal u sijn gereet
1965[regelnummer]
Van alre dinc, die ic weetGa naar margenoot+
Die gi begerende sijt an mi.
Nu blijft gesont, here vri!
God onse here die wese u bi,
Ende mi mede, so waer ic si! Amen!
Hier int al die spiegel.
Op de keerzijde van het afgesneden perkamenten blad is met zwarten inkt een dolk geteekend, waarvan de punt onduidelijk, met de volgende aanteekening: Gewapender hant lude ende stille. |
|