Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan Gods gebrukenesse. .xxx.Ga naar voetnoot+Sente Augustijn seget mede,
1530[regelnummer]
Inden boec der questien, tere stede,Ga naar voetnoot1530
Die op dewangelie gemaect sijn:
‘Si mogen daer alle secgen in scijn,
| |
[pagina 405]
| |
Vander onsprekelik[er] gebrukelijchedeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1533
Der waerheit, die daer volget mede;
1535[regelnummer]
Ende so si meer alle secgen mogen,
So si min te secgen dogen:Ga naar voetnoot1536
Want hi es hertoge van dien liechte,Ga naar voetnoot1537
Ende raste boven alle geslichte.’Ga naar margenoot+
Noch Augustijn, in enen boec, saget,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Daer men vanden Steden Gods gewaget:Ga naar voetnoot1540
‘God sal ons so bekint sijn,
Ende so claer oec met int antscijn,
Dat wi selen sien den heyligen geestGa naar margenoot+
In ons selven, hebbic vereest;Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Ende dat yegewelc siet in hem gescien,
Sal hi in enen andren sien.
Neuwe hemele, neuwe eerde,
Ende alles dies men daer begeerdeGa naar margenoot+
Sal daer elc gebruken meden.
1550[regelnummer]
Oec selen daer alle uwe leden,
Ende u darme uwes lichamen
Gode loven alle tsamen.’
Wat eest anders, secgen die propheten,Ga naar margenoot+
Daer God seget inden beheten:Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
‘Ic sal der gere God wesen.Ga naar voetnoot1555
Ende oftics niene waer in desen,
Hoe soudense dan gesaet sijn?Ga naar voetnoot1557
Ic sal wesen hem in scijn,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 406]
| |
Wat dat yemen in erachtichede
1560[regelnummer]
Van mi begerd, in waerhede,
Haer leven, haer salicheit, haer vrede,
Ende ere, ende raste, ende werdichede,Ga naar voetnoot1562
Ende van alles dinges copie mede,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1563
Ga naar margenoot+ Van alder bliscap genuechlijchede.’
1565[regelnummer]
Daer onse bekinnisse sal hebben niet
Gene dolinge, wats gesciet;
Daer onse minne oec ne sal
En geen bescermen hebben van al;Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1568
Daer onse wesen oec albloetGa naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Nemmermeer en hevet doet.
Dan sal God, alse Bernardus seit,
Hi sal vol sijn der redelijcheit,Ga naar voetnoot1572-1575
Van allen liechte begeerlijchede,Ga naar margenoot+
Ende der meniger vredelijchede,
1575[regelnummer]
Ende in ere gedachten der ewelijcheit.
Wat helpt hier meer toe geseit.
In can die bliscap niet volbringen,
Die si daer hebben in allen dingen;Ga naar margenoot+
En es geen man, die const gepensen,
1580[regelnummer]
Noch die dinge oec gevensen,Ga naar voetnoot1580
Van eniger bliscap, dat verstaet,
Die jegen die bliscap iewent gaet.Ga naar voetnoot1582
|
|