Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendNoch vander bliscap der zielen. .xxix.Ga naar voetnoot+Sente Bernard seget dat:Ga naar voetnoot1463
Dat alle bedalle daer ter statGa naar voetnoot1464
| |
[pagina 402]
| |
1465[regelnummer]
Alle die soetheit niene can
Die[n] minsce gescien, die daer an
Hem heeft, die maker esGa naar margenoot+
Alles dinges, sijt seker des;
Also alsemen int boec vent
1470[regelnummer]
Vander zielen enten geesten omtrent.
Twee dinge inden minsce sijn:
Dats die sijn van binnen fijn,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1472
Ende die sijn van buten mede;
Ende yegewelc heeft ter stede
1475[regelnummer]
Sijn huus, daer menne in wedermaect.
Die sin van buten werd oec gesaectGa naar voetnoot1476
In ere sinninge der minscelijcheit,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1477
Ende daerom seit hi, in der waerheit,
Dat god minsce gemaect was
1480[regelnummer]
Om dat hi in hem selven na das
Den minsce altemale soude
Heilegen, op dat hi selve woude;Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1482
Ende om dat ie begeringe, alsict verneme,
Vanden minsce quame te heme,
1485[regelnummer]
Ende alle die minne in hem quame,
Ende alle dinc van hem name,
Dit waer al den minsce goet;Ga naar margenoot+
Want also als ict verstoet,
Ginge hi in, ginge hi uut,
1490[regelnummer]
Hi vonde weide al overluutGa naar voetnoot1490
| |
[pagina 403]
| |
In sinen makere, seldi verstaen;
Want eest van buten, also saen,Ga naar margenoot+
Dats int vleesch, hoe soet gaet,
Sijns behouders, dat verstaet;
1495[regelnummer]
Ende eest van binnen, so eest mede
In des sceppers godlijchede.
Dat derde es, dat van desen levenGa naar margenoot+
Die onsaligen uut gaen ende begeven,Ga naar voetnoot1498
Dattie ingele noyt en mochten
1500[regelnummer]
Proeven, in en[i]gere gedochten.
Also alse Augustijn hier seit
Uten boeke der biechten gereit:Ga naar margenoot+
Over al door die bliscap, godweet,
Die meerre moednesse [men] vergeet;Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Na ene grote siechede,
Volget een hoge genesen mede;
Ende na groten rouwe, wetet wel,Ga naar margenoot+
Volget bliscap ende spel;
Die in der proverbien geseget met,
1510[regelnummer]
Die inde canteken sijn geset.Ga naar voetnoot1510
| |
[pagina 404]
| |
Daerom die materie vanden loven,
Die de heyligen singen boven:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Gebenedide, Here, die ziele mijn,
Ende alle die onder mi sijn!’
1515[regelnummer]
Dit werd daer gesongen clare.
Ay! die dan in die scareGa naar voetnoot1516-1518
Vandien sange mochte comen,Ga naar margenoot+
Hem worde alle droefheit benomen!
Men sinct daer oec: Wi sijn verblijt,
1520[regelnummer]
Om dat wi leiden onsen tijt
In onsen dagen in oetmoedichede!
Wi sijn oec comen (sinctmen mede)Ga naar margenoot+
Vander doet ter bliscap al,
Die ons ewelijc duren sal!
1525[regelnummer]
O wi! die dus singen mach
Om .i. lettel hier verdrach;Ga naar voetnoot1526
Ende o wi! die dit singen daer verliest,Ga naar margenoot+
Ende comt daer hi ewelike riest!Ga naar voetnoot1528
|
|