Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe God tfonnesse geeft. .xxiij.Ga naar voetnoot+Nu werd over elken sentensie gegeven,
1170[regelnummer]
Alse: ‘Gebenedide, comt mi neven,
Die mi gedient hebt, vorwaer!
Ende gi, vermaledide, gaet daer
Int ewelike vier gereet,Ga naar margenoot+
Dat emmer te stane steet,
1175[regelnummer]
Sonder roep van ludene mede,Ga naar voetnoot1175
Ende sonder ander maniere gerede!’
Dit ende ander alle dinge,
Wanen die menige sonderlinge,Ga naar margenoot+
Dat met consientien sal wesenGa naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Geëxprimeert van alle desen,
Dan met worden verstaic hier.
Dus gaen daer die quade int vier
Om ewelike te bliven daer;Ga naar margenoot+
Ende die goede gaen daernaer
| |
[pagina 390]
| |
1185[regelnummer]
Ind ewelike bliscap sonder inde;
Entie quade ind ewelike scinde,Ga naar voetnoot1186
Daer si gepijnt werden daerna
Emmermeer, alsict versta.Ga naar margenoot+
Hets recht, datsi emmermeer dogen,
1190[regelnummer]
Die op eertrike altoes pogen
Hoe si quaetheit mogen doen.
Gregorius ons in een sermoen:Ga naar voetnoot1192
Hets recht, dattie gene seerGa naar margenoot+
Sonder bliscap hebben emmermeer,
1195[regelnummer]
Die noyt en wouden derven niet,Ga naar voetnoot1195
Oft sonder sonde wesen yet;
Si souden wel sonder inde
Leven, alsict an sulken vinde,Ga naar margenoot+
Ende hi sonder inde mocht dan
1200[regelnummer]
Sonde doen, dat verstaic daeran.
Daer es twierhande pine den quaden
Dan gegeven, om hem versaden:Ga naar voetnoot1202
Deen es, datsi werden gescedenGa naar margenoot+
Van Godsrike in allen leden;
1205[regelnummer]
Dander dat si gepijnt selen wesen
Inder hellen emmermere na desen.
Dit sijn die pine entie viere,
Alle bome die dragen niet
1210[regelnummer]
Goede vrucht, die besiet.
| |
[pagina 391]
| |
Ende snidetse af, ende lecgtse dan
Inden viere vorward an.
Daerom, om ene clene pine,Ga naar margenoot+
Daer u hier in staet te sine,
1215[regelnummer]
Dat ewelike vier verdient,
Ende den stanc, die meer en dwient.Ga naar voetnoot1216
Nochtan, die .x. dusent helscher viereGa naar voetnoot1217
Vergaderen mochte[.] in enen viere,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1218
En ware niet daer jegen al
1220[regelnummer]
Alse die pine daer wesen sal,
Daer si van der heyliger glorien
Gesceden sijn, ende dier memorien,Ga naar voetnoot1222
Ende dat si van Gode gehaet sijn.Ga naar margenoot+
Alse ons G[r]egorius doet in scijn,Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Die trike Gods onwerdich wesen,
Daeraf seit hi dus van desen:
Dat die pine gaet boven al,
Datmense daer dan sceden salGa naar margenoot+
Van Gode; entie scande mede,
1230[regelnummer]
Entie confuse der conscientien, bede,Ga naar voetnoot1230
Daer si vandien niweren vindenGa naar voetnoot1231
Geen remedie, dat ie[.] mach inden.
|
|