Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekend
[pagina 312]
| |
Hoe die leke die ordenen selen berechten. .xxii.Ga naar voetnoot+‘Al deser gelike, ende vele meer
Dan ic nu seide eer,
1755[regelnummer]
Vanden godliken verholenliken rechten,
Selensi dit also verplechten,Ga naar voetnoot1756
Ende met scarpeliker meningen medeGa naar margenoot+
Selense hem dat opwerpen[.] gerede.
Wine willen niet dat gi nu
1760[regelnummer]
Selt regneren, dat secge wi u,
Over ons, met uwen lande,
Met beemden, met boschen menigerhande,Ga naar margenoot+
Noch met genen eertscen goede,
Ga naar margenoot+ Noch gene dinge hebben in u hoede,
1765[regelnummer]
Daer wi prinsen af souden wesen,Ga naar voetnoot1765
Ende met rechte geset vordesen.Ga naar voetnoot1766
Ende hoe soude dat getemen u,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1767
Dat gi met uwer crunen nu,
Ende met uwer casulen ende uwer stolen,Ga naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Meer ridders sout hebben tuwer scolen,
Ende wapene mede, dan wi doen,
Gi hebt des lange genoech geploen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1772
| |
[pagina 313]
| |
Hens niet bequamelijc, sijt gewes,
Dat een clerc ridder es,
1775[regelnummer]
Ende dat .i. ridder oec clerc sij.
Daerom ontrecke wi hem daerbi
Datsi met redenen hebben, niet,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1777
Maer met onrechte, alse gi siet.
Besie wi erenstelike daer nare
1780[regelnummer]
Met discrecien, ende nemen ware,
Wat dat hem geoffert es
Vore die ziele, sijt seker des.Ga naar margenoot+
Dat sele wi hem laten gereet,
Want dan es geen roef, god weet.Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Dalmachtige god besciet alleneGa naar voetnoot1785
Hemelsche rijcheit algemene,
Maer engene eertsce dingeGa naar margenoot+
En horen te hem sonderlinge,
Maer die werelike liede selent al
1790[regelnummer]
Ertsce goet hebben, groet ende smal,
Ende die geestelike liede, dat hem hort
Toe van geestelijcheiden vort,Ga naar margenoot+
Salmen hem dan laten geheel,
So dat niement des anders deel
1795[regelnummer]
Met rove, noch met genen sticken
Vort ne sal dat mere ontplicke[n];Ga naar voetnoot1796
Want, en seide niet, no ne geboet,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1797
Datmen geven soude albloet
| |
[pagina 314]
| |
Den enen sone: mantel ende roc,Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Ende dander naect bleve alse .i. stoc,
Maer hi geboet den enen geven
Den mantel, ende den roc daernevenGa naar margenoot+
Den andren, dat verstaet.
Des gelijcs wille wi dat gaet.
1805[regelnummer]
Den mantel sel den leken bliven,
Om die breetheit, als wi scriven,
Want si die werelt wijt oec soudenGa naar margenoot+
Berichten, ende haer kinder houden.Ga naar voetnoot1808
Daerom hort hem die mantel te dele,
1810[regelnummer]
Omdatsi te doen hebben vele.
Ende den roc den geesteliken lieden,
Daer wi haer noetdorfte bi bedieden,Ga naar margenoot+
So dat si niet en gebreken.
Ga naar margenoot+ Daerom besie wi sekerleken,
1815[regelnummer]
Ende deylen alle die dinge saen
Gereckelec, na onsen waen.Ga naar voetnoot1816
Alsoe, so waer dat .i. mantel es,Ga naar margenoot+
Ende een roc mede, sijt seker des,
Onder geestelike liede werden vonden,
1820[regelnummer]
Dat wi den mantel nemen ter stonden,
Ende gevene dies heeft te doene.
Dits die wet der religioene.’Ga naar margenoot+
|
|