Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendDat bedieden daer ave. .xiii.Ga naar voetnoot+1015[regelnummer]
Dat bedieden, alsict versta,
Van desen drien es wel naGa naar voetnoot1016
Al eens ende oec een sin,
Sonder dat selc hier seget min
Dan dander doet. Nu hord vordGa naar margenoot+
1020[regelnummer]
Wat Daniel meent in dit word:
‘Dat vele diere selen comen dan,
Die elken verbiten sal waer hi can.’
Hier met meent hi, dat verstaet,
Dattie liede selen sijn so quaet,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 280]
| |
1025[regelnummer]
Dat deen den andren verslaen sal,
Ende oec verraden overal.
‘Daerna selen cleine dierkijn comen.’
Daeraf hebbic also vernomen,
Dattie gemeinte soude wesen,Ga naar margenoot+
1030[regelnummer]
Die comen soude saen na desen,
Ende machtech werden dan alsoe,
Dat si den groten dieren gaen toe.
Die grote di[e]re sijn, sonder waen,
Die rike liede, hebbic verstaen.Ga naar margenoot+
1035[regelnummer]
‘Die selen den cleinen dieren dan
Al hemelike comen an.’
Ga naar margenoot+ Hier met meint hi dat rike
Over een selen dragen gemeinlike,
Ende selen die gemeinte doen onderGa naar margenoot+
1040[regelnummer]
So heymelike, dats elken wonder
Sal hebben, diet vernemt vorwaer,
Ende dit sel duren .xxxv. jaer.
‘Hier binnen, seit hi, sullen geredeGa naar voetnoot1043
Tempeeste groet ende sterfte mede.’Ga naar margenoot+
1045[regelnummer]
Dat es ons worden wel in scijn,
Binnen desen selven termijn,
Van datmen .xiii.c vorwaer
Ons heren geborte screef daernaer,
Van datmen vord screef sestiene,Ga naar margenoot+
1050[regelnummer]
So heeft wonder geweest te siene,
Vord es noch .xviii. jaer
Daer Daniel af seget openbaer.
Van Sent Jan, horet di[t] wale,
Wat hi seide in sine tale,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 281]
| |
1055[regelnummer]
Dat es bloet genoech te verstane,
Daer nes geen bedieden ane,
Want hi doet die dinc verstaen
Claer genoech, na minen waen.
Maer Huldegard, dat sijt gewes,Ga naar margenoot+
1060[regelnummer]
Segt ene dinc, daer in es
Groet bedieden, na minen weten,
Si heeft ere ordene beheten,Ga naar voetnoot1062
Dat van hare soude comen
Groet jammer, hebbic vernomen,Ga naar margenoot+
1065[regelnummer]
Al kerstenheit oec mede.
Hier af wiltmen secgen gerede,
Dat di die predecaren souden wesen,Ga naar voetnoot1067
Ende dat dit saet ute gelesen,
- Die keyser van Almaengen dan -Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Bi hem verdroegen soude vordan.Ga naar voetnoot1070
Ende dit versta ic op Keyser Heinrike,Ga naar voetnoot1071
Die gewortelt was so crachtelike,Ga naar voetnoot1072
Dat sceen dat hijt al dwingen soude
Dat leefde doen boven moude.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Daer si seget: ‘Het sel verdrogen
Dat saet, dat was so vermogen.’
Dat meint si, dat van venine
Sijn lichaem sal hebben pine,
Ende verdrogen die herte mede,Ga naar margenoot+
1080[regelnummer]
Daer hem tvenijn in stac gerede.
| |
[pagina 282]
| |
Hier sal der werelt jammer af comen,
In dit so hebbic vernomen,
Dat si willen secgen overwaer:
‘Haddi mogen leven sine jaer,Ga naar margenoot+
1085[regelnummer]
Dat hi al kerstenheide met
Met siere macht soude hebben geset
Ga naar margenoot+ Te payse, ende te ponte daernaer’,Ga naar voetnoot1087
Dit meint si daer met overwaer.
Ende daer si seget: ‘Si selen na desenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1089 en 1091
1090[regelnummer]
Dogen hebben’, dat wilt wesen,
Dat si onweerd ende verstoten
Selen werden vanden genoten,
Maer oft si overal dit meent,
Dies en benic niet vereent,Ga naar margenoot+
1095[regelnummer]
So allene in dit lant,
Daer si wonende was becant.
Dat was in Aelmaengen, godweet,
Ende daerin sijn si worden leet.
Dits som gesciet, na minen waen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Dit doet ons Hildegard verstaen,
Dat dit soude gescien vorwaer
Tuscen datmen .xiii. hondert jaer
Ende .xxxv. soude scriven.
Dit latic nu aldus bliven.Ga naar margenoot+
|
|