Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendDat ander bedieden op dese prophesie .viii.Ga naar voetnoot+Anders mach ment verstaen
Vanden weder, die ic saen
Ga naar margenoot+ Secgen wille cortelike:
545[regelnummer]
Die weder mach sijn tkerstenrike,
| |
[pagina 262]
| |
Ende des weders sine mogentheit,Ga naar margenoot+
Die hi irstwerf hadde gereit,Ga naar voetnoot547 en 549
Entie verre duerde ende breit,
Mach sijn die kerke gerede,
550[regelnummer]
Ende die heylige liede mede,
Die daerna selen opcomen.Ga naar margenoot+
Biden boc, hebbic vernomen,
Dat die bediet die mogethede
Vanden quaden lieden mede,
555[regelnummer]
Bedie men gescreven vint:
‘Die gode selen werden bekintGa naar margenoot+
Ter rechter siden entie quade
Ter slinker siden, in allen quade.’
Biden groten horne met
560[regelnummer]
Die anden bec ward na geset,
Verstawi Antkerst mogethedeGa naar margenoot+
Ende oec sine hulperen mede.
Biden vier hornen die daer uut
Spruten, seit hi overluut,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Dats, dat Antkerst sal sinden
Sine boden te vier inden,Ga naar margenoot+
Ende daer met die werelt onderdoen.
Die cleine horen, die geroenGa naar voetnoot568
| |
[pagina 263]
| |
Uten enen vanden vieren,
570[regelnummer]
Daeraf seit[i]: Anthiocus' manieren,Ga naar voetnoot570
Dat Antekerst was diegone,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot571
Want Anthiocus in allen doene
Was ene figure van Antekerste.
Bedie machmen sonder versteGa naar voetnoot574
575[regelnummer]
Die anelecgen Antkerste gereet,Ga naar voetnoot575
Want sine hoecheit verre geetGa naar margenoot+Ga naar voetnoot577
Toten hemele lane, indien
Alse sine mogentheit sal gescien.
Daer die heiligen te gader spreken,
580[regelnummer]
Daer in verstaic oec dit teken,
Dattie goede liede dan vordGa naar margenoot+
So selen sijn verdort,Ga naar voetnoot582
Datsi en selen weten mogen
Wa[.]t spreken, dat hem mach dogen.Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Daer hi seget te vesperen met,
Daerbi so es ons gesetGa naar margenoot+
Die leste tijt der werelt al,
Dats alse Antkerst comen sal.
Daer hi .ij.Miij.C mede
590[regelnummer]
Seget, moge wi verstaen ter stede
Vierdalf jaer, dat verstaet,Ga naar margenoot+
Dat regneren sal die quaet,
.ij.M set hi vor drie jaer,
Ga naar margenoot+ Ende .iij.C over .i. half, vorwaer.
595[regelnummer]
Ende dats om dat dan die tijt
So vreselijc sal sijn, des seker sijt,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 264]
| |
Datten genen, die in desen
Tiden sijn, sal donken wesen,
Die drie jaer .ij.M, gerede,
600[regelnummer]
Ende half jaer .iij. hondert mede.
Hier sijn twee bediede gehint,Ga naar margenoot+
Hout van dat gi sekerst kint,
Deen es na die werelijchede,
Ende dander na die geestelijc[hede]Ga naar voetnoot604
|
|