Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekend
[pagina 249]
| |
Van den selven noch .iiii.Ga naar voetnoot+
Ga naar voetnoot+ Daniel sach noch anden trone,
In desen selven visioene,Ga naar voetnoot198
Dat metten wolken quam
210[regelnummer]
Van den hemel, alsict vernam,
Des minscen sone, dat was Christus,Ga naar margenoot+
Ende ward bracht toten Ouden dus
Van dagen, die hem gaf macht,
Ere, ende rijcheit, ende cracht,
215[regelnummer]
So dat hem alle minscen tonge
Selen dienen, oude ende jonge,Ga naar margenoot+
Sine mogentheit sal ewelijc staen,
Ende sijn rike en mach niet vergaen.
Doen ic, Daniel, dit gesacht,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Verloes mijn geest al sine macht,
Ende ic ginc tenen bi mi stont,Ga naar margenoot+
Die mi seide, ende maecte cont:
‘Dese .iiii. beesten groet,
Dat sijn vier riken, wet al bloet,
225[regelnummer]
Die hier na selen comen,
Ende selen ende begomenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot226
Trike des overstes met vrouden,
Ende selen emmermeer behouden’.
Doe vraechdic na die vierde beeste,
230[regelnummer]
Die ongelijc was, entie meeste,
Ende na die .x. horen mede,Ga naar margenoot+
Ende naden enen, die daer ter stede
| |
[pagina 250]
| |
Utequam, daer stoeden die drie,Ga naar voetnoot233
Die sagic vechten, dochte mie,
235[regelnummer]
Jegen Gods heylegen, ende verwanse daer,
Tot dattie Oude quam daernaer,Ga naar margenoot+
Ende gaf sijn vonnes haestelike.
Aldus behielden die heyligen trike.
Dit bediet dat comen sal
240[regelnummer]
Een vierde rike, dat van al
Dat mogenste sijn sal, als wijt vinden,Ga naar margenoot+
Ende dat sal die ander al verslinden,
Ende onderdoen. Die .x. horne nu,
Dat syn .x. coninge, dat secgic u,
245[regelnummer]
Die gespleten sijn uten groten rike.
Ende onder die .x. dan sekerlikeGa naar margenoot+
Sal een comen, die mogendere es
Dan enich der ander, die na des
Die diere sal onderbringen,
250[regelnummer]
Hi sal spreken weder Gods dingen,
Ja dat hi oec Gode nietGa naar margenoot+
Vor here sal houden, wats gesciet.
Ende hi sal die heylige liede mede
Verdrucken, daer hise wet, gerede.
255[regelnummer]
Dese haddi in sine hand mede,
Tenen tide, ende te tiden met,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot256-257
Ga naar margenoot+ Ende tenen halven tide geset,
Tot dien dat gerechtecheit
Hem sal nemen sine mogentheit,
| |
[pagina 251]
| |
260[regelnummer]
Ende onderdoen, met geninde,Ga naar voetnoot260
Ende trike scoren tot int inde,Ga naar margenoot+
Dit es gerecht volc te verstane.
Dan sal daerna oec vordane
Die mogentheit van den rike
265[regelnummer]
Werden gegeven haestelike
Dien heyligen volke des overstes daer,Ga naar margenoot+
Dat es Godsrike, dat daernaer
Ewelijc sal duren, hebbic verhord,
Ende alle coninge selen hem vord
270[regelnummer]
Dienen, ter werelt inde,
Aldus ict hier bescreven vinde.Ga naar margenoot+
|
|