Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendDat irste visione van Daniele .ii.Ga naar voetnoot+Int eerste jaer dat coninc was
In Babilonien, alsict hier las,
So sagic, Daniel, in enen [drooms] doen
50[regelnummer]
In minen slaep een visioen.
Ic sach vier winde inde locht,Ga naar margenoot+
Die neder quamen met groter d[r]ochtGa naar voetnoot52
In die zee, ende vochten daer.
Doe sagic vier beesten comen daernaer
55[regelnummer]
Uter zee, die ongelijc waren,
Ende haer divers van allen gebaren.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot56
Die irste alse .i. leuwinne daer,Ga naar voetnoot57
Ende hadde vlogele alse .i. aer.
Dese beeste besagic so lange,
60[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Datmi haer v[l]ogele dochten vergangen,
Datsimi dochten staende, doe,Ga naar margenoot+
Op .ii. voete, in weet hoe,
Rechte alse een minsce openbare.
Doen sagic in dander side daernare
| |
[pagina 244]
| |
65[regelnummer]
Een beeste, enen bere gelijc,
Die drivoud tande vreselijcGa naar margenoot+
In haren mont hadde staende,
Ende drie prinsen daerin gaende,Ga naar voetnoot68
Die haer secgen desen eesch:
70[regelnummer]
‘Stant op, ende et vele vleesch!’
Doe sagic die derde beeste aldus,Ga naar margenoot+
Dus gedaen na datmen heet pardus,Ga naar voetnoot72
Ende die hadde .iiii. vlogle an hare
Ende .iiii. hoefde oec openbare,
75[regelnummer]
Ende hare was oec grote macht
Gegeven, dochte mi, ende grote cracht.Ga naar margenoot+
Daerna sagic die vierde beeste,
Die was van crachte dalre meeste,
Ende verveerlijc, ende wonderlijc in scijn,
80[regelnummer]
Ende hadde grote tande ijserijn,
Ende sceen verbiten vele dinge.Ga naar margenoot+
Die ander beeste sonderlinge
Trac si onder haer voete na dien.
Dese beeste was gelijc den drien,
85[regelnummer]
Ende hadde .x. horne oec te male.
Ende alsicse soude besien wale,Ga naar margenoot+
Sagic daer enen cleinen horen,
- Die drie ander waren verloren -
Vanden tienen utecomen,
90[regelnummer]
Die ogen hadde, hebbic vernomen,
Alse minscenogen, ende enen mont,Ga naar margenoot+
Die grote word sprac terstont.
Dit besagic so lange daer,
Dat ic den troen sach vorwaer
| |
[pagina 245]
| |
95[regelnummer]
Daerin gese[.]t, oec sag ic naerGa naar voetnoot95
Den Ouden van dagen sitten daer,Ga naar margenoot+
Sine cleder wit, alse die snee,
Ende sijn haer min no mee
Alse reine wolle, ende harde diere,
100[regelnummer]
Ende sijn troen alse vlam van viere,
Ende sine speere, daer hi in sat,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot101
Alse ontsteken vier was dat,
Ende van sinen anscine daer scoet
Ene vierege angripende vloet.
105[regelnummer]
Dusentwerf dusent hem dienden sij,
Ende .xm. stoeden hem bi.Ga naar margenoot+
Dese Oude sat te gerechte oec,
Ende men ontdede hem dat boec.
Daer sagic die worde al gescreven,
110[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die die horen had uut gegeven.
Daerna sagic, dattie beesteGa naar margenoot+
Wa[.]s gedoet, die alremeeste,Ga naar voetnoot112
Ende dattie lichaem gegeven was
Te verberne, sijt seker das,
115[regelnummer]
Ende den andren drien, hebbic vernomen,
Was tenen tide haer macht comen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot116
|
|