Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe die coninc van Vrancrike sinde anden hertoge van Brabant om sijn man te wordene ende sconinx doet .xxviii.In desen tiden oec omtrent,
So heeft die coninc vord gesent
1925[regelnummer]
Ane den hertoge ende so toebracht,
Dattie stede waren bedacht
Al meest den hertoge te raden nu:Ga naar margenoot+
Dat hi anega, dat secgic u,
Dat hem die coninc eyschen sal.Ga naar voetnoot1929
1930[regelnummer]
Mijn her Florens was daer af alGa naar voetnoot1930
Middelere, van coninx wegen;
Ende heeft som die stede vercregenGa naar margenoot+
| |
[pagina 228]
| |
Dat sijs volgen sinen rade,
Dattie hertoge nu daer dade,
1935[regelnummer]
Ende worde des coninx man alsoe.
Die van Brucele sprakenre toe,
Ende seiden: ‘Dat wel waer gedaen.’Ga naar margenoot+
Die van Loven helden saen,
Ende bleven staende tuscen beiden,
1940[regelnummer]
Maer die van Antwerp dit ontseiden
Stouteliken, ende keerden danen,
En haddit gedaen, men wilt wanen,Ga naar margenoot+
Dat gesciet waer aldaer.
Dus bleef dit te niewete vorwaer.
1945[regelnummer]
Ay, onselege comenscap,Ga naar voetnoot1945
Dat gi daerom sout werden slap,
Ende ste[ll]en sout uwen moetGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1947
Ga naar margenoot+ Om daer met te winnen tgoet,
Daer u here, ende gi oec met
1950[regelnummer]
Embermeer teygendoem werd geset!
Scaemt u des, dat radic wale,
Ende nemmermeer en makes tale!Ga naar margenoot+
Ende laet uwen here sine vrihede,
Ende haeldt u comenscap in ander stede!
1955[regelnummer]
Ende woudijs geloven sekerlike,
U stede sijn nu alte rike.
Niet lange oec na desen tijtGa naar margenoot+
Dat dit gesciede, des seker sijt,
| |
[pagina 229]
| |
So starf die coninc van Vrancrike,Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Daer men af seget sekerlike,
Dat bliscap was herde groet,
Want menigen sijns levens verdroet.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1962
Nochtan bi aventuren, die dinge
Die hi bestont dus sonderlinge,
1965[regelnummer]
Hi hadder lichte reden toe,
Dat wi niene weten alsoe,
Ende om dat meswaent menich gereetGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1967
Om dat hi dinge niet wel en weet.
Vor sine doet oec, wetet dat,
1970[regelnummer]
So werd hi her Ingeramme gehatGa naar voetnoot1970Ga naar voetnoot1970-71
Van Marensi, so dat hine dede
Om verraetnesse doden mede,Ga naar margenoot+
Diemen den coninc dede verstaen,
Die hi soude hebben gedaen.
1975[regelnummer]
Om dese doet so waren blide
Die Vlaminge oec banderside,
Want si hoepten vele te batGa naar margenoot+
Ter soenen te comen oec om dat.
Nu es om dit werringe groet
1980[regelnummer]
In Vrancrike, onder die genoet,Ga naar voetnoot1980
Wie daer nu coninc soude wesen.
Want die coninc hadde vor desenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1982-83
| |
[pagina 230]
| |
Twee wijf gehad, entie ene
Hadde ene dochter clene,Ga naar voetnoot1984
1985[regelnummer]
Daeraf die coninge secgen woude,
Dat si sine niet wesen soude,
Ende sijn ander vrouwe draget kint,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1987
Daer men af en weet niet tgint,
Weder[t] ioncfer of cnapelijn es.
1990[regelnummer]
Ende hierom, sij[t] seker des,
Dat si twesten in Vrancrike.
Die Grave van Poytiers wilde indelikeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1992
Coninc wesen, des sijt gewes,
Ende seit: ‘Dat hem verstorven es
1995[regelnummer]
Van sijns broeders wegen’, verstaet.
Ende an hem, wanic, dat al gaet,
Ende dat hijt bliven sal mede.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Aldus eest bleven nu ter stede
Anden grave vorwerd al,
2000[regelnummer]
In weet hoe lange tgeduren sal.
Dure oft mach, in achts niet,
Weder[t] gesciet, so niene gesciet.Ga naar margenoot+
|
|