Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekend
[pagina 164]
| |
Noch ene sonderlinge miracule, die ic selve aldaer sach .v.Het geviel op een nacht
In den herft, dat bedachtGa naar voetnoot322-323
Molres worden, dat si alsoe
Die in 't dorp woenden doe
325[regelnummer]
Haer pard opten Kerchof dede[n],Ga naar margenoot+
Om dat si sat souden wede[n].
Ende die zielmesse pape hierna das,Ga naar voetnoot327
Want die een sijn broeder was,
Ende dander molre was sijn oem;
330[regelnummer]
Doen die gene dus nam goem,Ga naar margenoot+
Dat si haer pard aldus versaden
Opten kerchof, ende begaden
Den kerchof lelijc met haren torde[n].Ga naar voetnoot333
Doen ic dit sach, ic mi des storde,
335[regelnummer]
Ende vraechde: ‘Wie dit hadde gedaen?’Ga naar margenoot+
Ende niemen wilt mi laten verstaen,
| |
[pagina 165]
| |
Ende die part waren ter molen,
Daer ic dus af was in dolen;
So dat ic niet geweten conde
340[regelnummer]
Wies die pard waren terstonde.Ga naar margenoot+
Doen seidic aldus dese word:
Ga naar margenoot+ ‘Edele martelare, brinct nu vord,
Grote here, Sente Laurens,
Ende stelpt mi nu hier dit gepens,
345[regelnummer]
Ende wrect op die parde dit nu,Ga naar margenoot+
Grote here, des biddic u,
So dat openbaer werd mede
Wie dit heeft gedaen ter stede.
Ende mijn geselle horde altoe,
350[regelnummer]
Ende seide: ‘Gi bidt en weet hoe,Ga naar margenoot+
Gi bid om wrake nu van desen,
Gine moget gene messe lesen
Met dere wrake, ende loech.’
‘Her Jan, donct u dit ongevoech,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Dat ic Sent Laurens bidde dat,Ga naar margenoot+
Dat hi hem selven wreke ter stat
Over die pard, die dit daden.
Noch biddic, dat hijs moet gestaden.
| |
[pagina 166]
| |
Dat wi bekinnen moeten dien,
360[regelnummer]
Die dese dinge lieten gescien.’Ga naar margenoot+
Onlancs daerna quam die mare
Vanden molres openbare,
Want doe die parde waren geladen
Indie molen, ende si met staden
365[regelnummer]
Waenden henen hebben gevaren,Ga naar margenoot+
Some conden si no her no daren
Haer parde yet gebringen vort,
Al hadden sise met slaen gemort,
En hadde niet besloten een haer.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Doen moesten si geloven daerGa naar margenoot+
Sente Laurense optie stat,
Dat si nemmermeer na dat
Haer part en souden in genen keer
Opten kerchof bringen meer,
375[regelnummer]
Ende .ii. wassen pard medeGa naar margenoot+
Geloefden te offerne ter stede.
Dus vernamict na desen
Dattie molres hadde gewesen,
| |
[pagina 167]
| |
Ic hadse gecastijt daer af saen
380[regelnummer]
En had Sent Laurens gedaen,Ga naar margenoot+
Maer dat hise castide scone.
Doen dit hadde geloeft na tgone
Die molre, vorden die parde daer,
Gaende sonder slach, vorwaer.
|
|