Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan haren Godevarde ende mijn her Jan van Virsoen .xxv.In keyser Henrics eerste iaerGa naar voetnoot1616
So werd in Brabant herde maer,
Ende oec vort een herde groet doen,
Van minen her Janne van VirsoenGa naar voetnoot1619
| |
[pagina 61]
| |
1620[regelnummer]
Ende van vele sinen gesellen.Ga naar margenoot+
Hieraf machmen wonder tellen,
Want dese waren te Cortrike
Alle verslagen gemeinlike.
Ende in haer wesen gelijc dien,
1625[regelnummer]
Hadden gesellen nu doen spienGa naar margenoot+
Omtrent Brusele lange eer
Ende om Lovene noch meer
Ende vernam[en] van wat affarenGa naar voetnoot1628
Die heren, die te Cortrike waren,
1630[regelnummer]
Verslagen lange, te haer gedane,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1630
Haer teken, haer mage, ic wane
Vernamense al, dat verstaet.
Ic scame mi te seggen deser daet
Dat si in Brabant is gesciet.
1635[regelnummer]
Al ben ic van Brabant, in wille nietGa naar margenoot+
Nochtan achterlaten dese dinge,
Die dese gesellen onderlinge
Onder hem dreven alle na dien,
Doen si dit hadden wel besien.
1640[regelnummer]
Nu hort hier een wonder groet,Ga naar margenoot+
Dat liede die .vii. iaer doet
Vor desen tiden hadden gewesen,
Nu dus sijn op verresen.
Dat dies in Brabant selc geloefde,
1645[regelnummer]
Dat was een die meeste doefde,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1645
Daer ic nie af horde spreken
Ende desgelijcs oec sekerleke,
Seidemen in Vlaendren vor dien tijt
Dat her Willem, des sekerlijc,Ga naar voetnoot1649
| |
[pagina 62]
| |
1650[regelnummer]
Van Guelke soude weder comenGa naar margenoot+
Ende soude noch Vlaendren begomen,
Die te Mons werd verslagen,
Dit waren oec wonderlike sagen.
Mijn her Jan van ViersoenGa naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Ende sine gesellen quamen doenGa naar margenoot+
Al hemelijc in Brabant gegaen,
Ende lieten al stillekine verstaen
Selken datsi levende waren,
Ga naar margenoot+ Ende te[ld]en hoe si waren ontfaren
1660[regelnummer]
Doen die strijt te Cortrike leet.Ga naar margenoot+
Daer daden si doen een beheet
Onser Vrouwen ende onsen Here,
Ende geloefden daer dor haer ere,
Datsi .vii. iaer sonder waen
1665[regelnummer]
Om haer broet souden gaenGa naar margenoot+
In ellende, in Vlaenderlanden,
Eer si hem souden laten becanden.Ga naar voetnoot1667
Ende daar tenden so souden si
Te Romen gaen, seidemen mi,
1670[regelnummer]
Ene bedevard ende daer naerGa naar margenoot+
Mochtense comen openbaer
Te haren lande, dat verstaet.
Met aldus gedaenre baraet
Quam her Jan ende sine gesellen.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Dus gincmen doen in Brabant tellenGa naar margenoot+
| |
[pagina 63]
| |
Deen den andren dese word,
Ende aldus quamen dese vord,
Doen si horden dat mens geloefde
Ende dat dit volc also doefde,
1680[regelnummer]
Doe wordense coene herde sere.Ga naar margenoot+
Men dede mijn her Jan groet ere
Te Brucele ende te Loven mede,
Men gaf hem presente gerede.
Die hertoge dede af na die dinc
1685[regelnummer]
Sinen scilt, die te Brucele hinc,Ga naar margenoot+
Ende ontfinc mijn her Jan oec wale.
Hieraf liep so grote tale
In Brabant doe harentare,
Dat ic mi scame al dat ware
1690[regelnummer]
Te secgen hoe si voren vort.Ga naar margenoot+
In sach noyt also verdort
Volc, al datsi geloefden des
Entie vrouwen sijt oec gewes,
Die dese over haren man ontfingen.
1695[regelnummer]
Dat waren wonderlike dingenGa naar margenoot+
Dat si[se] niet gekinnen conden.Ga naar voetnoot1696
Int leste was dit ondervonden
Dat altemale logen was,
Dus werd dit wane ende gedwas.Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Deen bleef hier ende dander daer,Ga naar margenoot+
Ende som en wistemen oec waer,
Dat si voren na die stont.
Mijn her Jan, dat si u cont,
Werd den coninc geleverd daer naer,
1705[regelnummer]
Diene in gevancnesse leide daer,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 64]
| |
Ende namaels werd hi uutgelaten.
Mi heeft wonder, bi karitaten,
Hoe dat si waren so coene,
Ga naar margenoot+ Dat si dit bestoeden te doene.
1710[regelnummer]
Alse wonderlijc alse dit toequam,Ga naar margenoot+
So vervoerd alsict vernam.
Men weet hoet quam, noch oec mede
En weetmen waer si voeren gerede.
|
|