Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
(1938)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendHoe hiertuscen die heren gingen ende nament op .vi.Ga naar voetnoot+Nu werd ginder een geruchte
340[regelnummer]
Onder die heren, want elc duchte,
Quaemt te stride, dat daer niet
En mochte sceden sonder verdriet,
Ja ende dat eer herde groet.Ga naar margenoot+
Om dit so spraken die genoet
345[regelnummer]
Dies anders niet aneginc,
Dan dat si om ene bedelike dincGa naar voetnoot346
Daer in beden siden comen waren.
Si sijn aldus over gevarenGa naar margenoot+
| |
[pagina 15]
| |
Deen ten anderen ende spraken daer
350[regelnummer]
Om die soene al heymelike vorwaer.
Ga naar margenoot+ Die hertoge van Brabant was die vorste,Ga naar voetnoot351
Die dit den biscop secgen dorste,
Maer dit hadde nu so onwaerdGa naar margenoot+
Den biscop, datmen sone begaerd,
355[regelnummer]
Dat hi den hertoge daer sprac toe.
Entie hertoge weder alsoe
Ende seide, eer hi keerde vander stat,
Men sal hem strijts maken sat,Ga naar margenoot+
Sint meer dat gijt so begaert.
360[regelnummer]
Om dit sende weder achterwaerd
Die hertoge om sine barone,
Datsi dapperlike te desen doene
Comen souden, alsi oec daden.Ga naar margenoot+
Die hertoge sprac: ‘men sal hem sadenGa naar voetnoot364
365[regelnummer]
Den biscop’, toten andren heren,
Die van sbiscops side nu keren,
Den hertoge ane spraken daer,
Want si ontsagen openbaerGa naar margenoot+
Des hertogen macht, dat verstaet.
370[regelnummer]
Nu gedroech also die raet,
Datsi tenen perlemente souden comen,
Die daer was alsoe genomen,
Alse sanderdages, sonder waen,Ga naar margenoot+
Datsi elc soude doen verstaen
375[regelnummer]
Sijn gebrec, ende daerna dan
Diegene diet onrecht had an,
Sout den andren beteren nu.
Dit ginc vort, dat secgic u.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 16]
| |
Des ander dages quamen sij
380[regelnummer]
Ten perlemente, seitmen mi,
Daer werd vertrocken also die sprake
Wie dat hadde onrecht sake,
Dat hi beternesse soude doen:Ga naar margenoot+
Elc seide daer nu sijn [oc]soen;Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Deen clagede daer over recht
Dat hem gedaen waer onrecht,
Ende dander claechde daer oec saen
Dat hem onrecht waer gedaen.Ga naar margenoot+
Aldus stont daer tperlement
390[regelnummer]
Een lange stont daer omtrent,
Doch int leste dat sijs daer
In secgene bleven, over waer,
Van al dat elc daer clagende was,Ga naar margenoot+
Dus werd gepoent, sijt seker das,Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
So datsi daer en vochten niet.
Aldus al dat hem daer sciet
Met bliscepen ende met minnen.
Doen dit was ende hierenbinnenGa naar margenoot+
So had die Vlaminc een perlement
400[regelnummer]
Om Henegouwe oec omtrent
Ga naar margenoot+ Tasselgeerne. Ende dit benamGa naar voetnoot401
Die hertoge, die daerombe quam
Ten perlemente. Daer ne verspracGa naar margenoot+
Mijn her Lodewijc ende seide lacGa naar voetnoot404
405[regelnummer]
Des graven Robbrechts sone.Ga naar voetnoot405
Des balch hem die hertoge, om tgone
| |
[pagina 17]
| |
Keerdi onweerdelike van daer,
Nochtan werd gepe[y]st daernaerGa naar margenoot+
Ende opgenomen, dat verstaet,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Soe dat al te nieute gaet
Dit orloge, ende dander medeGa naar voetnoot411-412
Brac die hertoge alle bede.
|
|