Dat orloge dat gedreven was
3970[regelnummer]
Ende her roven des si plien,
Dan mochte niemen doen verstaen.
Dattie hertoge dit anteerde
Jegen sine viande, ende hem verweerde;
3975[regelnummer]
Mar int leste, si u bekint,
Ward met enen stride gehint.
|
-
-
[tekstkritische noot]3889 in des G.I. brant st. 3890 van den B.e.d. wichten 3891 om datti tsertogens hulpe w. 3892 voer darwert om das 3893 om onbreekt - datti 3894 Bisscop 3895 tenen passe keerden si (dat vernamen ontbreekt) 3896 die daer lach der arsenen bi 3897 dit vernam 3898 dat die Bisscop te arsenen quam 3899 daer si niet en en mochten liden 3900 doe ontbreekt - beriden
3889 Int tsgraven landt e. brand st.
3890 e. dat berichten
3891 sij tshertogen hulperen waer
3892 voer voirder waert daer
3894 Bisscop e. sijn h.
3895 zij
3896 Teenen p. ter erffenen by
3898 Dat die B. tot Arffenen lach
3899 Dat mense n. en mochte overliden
3900 Doen w. al o. rijden
3889 In des graven l. brant st.
3890 Ende wilden dat berichten
3891 O.d. hij tsertogen hulper was
3892 D.h. trac darwaert om d.
3893 Dat hijt ooc wilde beweeren
3894 bisscop e. sijn h.
3895 Teenen passe keerden sij
3896 Die daer herde na lach bij
3897 D.d.h. dit vernam
3898 ‖ te erffene quam Ga naar margenoot+
3899 Datmen so niet en mocht lijden
3900 Wilde hijse al om rijden
3891 hulper : Lelong's verkeerde lezing * hulp is naar het hs. reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73; Verdam, Middelnederl. Woordenb. 3, 310 en door C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 255. 3892 vor : C. van de Water t.a.p. wil lezen * voer maar dit is onnoodig. 3893: 3894 beweren : hulperen in het hs. voluit.
-
voetnoot3889-3890
-
Ins graven lant...vanden Berge: in het land van Adolf, graaf van Berg. Het graafschap Berg, later, in 1380 een hertogdom (Ducatus Montensis), omvatte gedeelten van de tegenwoordige regeeringsdistricten Arnsberg, Keulen en Düsseldorf.
-
voetnoot3896
-
ter Arfenen bi = bij de Erft, een linker bijrivier van den Rijn, die Neuss op korten afstand voorbijstroomt en ten Zuiden van Düsseldorf uitmondt.
-
-
[tekstkritische noot]3891 tshertoghen en 3892 hertoge: -her- in het afschr. voluit. 3892 daer wart na das: bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 74 b, minder juist * derw. nadas waarbij de verkorting d' verkeerd is opgelost. 3893 beweren in het afschr. voluit. 3896 E[r]ffenen afschr.: effenen met de noot: ‘Erfe, Erft bei Neuss.’, verg. verder bij vs. 3898. 3897 hertoge in het afschr. voluit. 3898 dErf[.]enen afschr.: d'f'enen Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 75 a heeft de verkorting na de -f- verwaarloosd.
-
-
[tekstkritische noot]3901 doen toech hi voert toet d. 3902 en toet Lingge ende wil dat aventuren 3903 en st. d. in des Bisscops lant 3904 soe d. te h. 3905 soe hoghe 3906 datten s.d. Bisscop 3907 d. trocken si al te Linggene waert 3908 metter vaert 3909 Maer v. Lutsenb. 3910 en van Valckenborch h. waelrave 3911 dese w.t.B.d. te R. 3912 als q. een bode
3901 voirt t. dueren
3902 legghenic w. avontueren
3903 E. stichten dair ints bisscop land
3904 Roeff e.b. soe d. te hand
3905 soe
3906 Datten s.d. Bisscop
3907 D. toghen zij a. te leggenich waert
3908 Jeghen d.h.m.s. vaert
3909 Maer v. lutsemborch
3911 Berghe d. te rode
3912 als quame een b.
3901 en 3902 ontbreken.
3903 in sbisscops l.
3904 Roof
3905 D. rooc sl. hoge op
3906 Datten s.d. bisscop
3907 D. togen sij alle te lingenen waert
3908 J.d.h. ter vaert
3909 Maer v. lutzenborch
3910 E.v. valkenborch her w.
3911 te rode
3912 W.b. doen quam een b.
3902 Leggenich hs.: leggeuich verbeterd, ook reeds door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 255, op grond van Heelu vs. 3764, in overeenstemming met de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten. Trouwens even verder, in vs. 3907, heeft ook het Leidsche hs. de juiste lezing. 3907 te Leegeningen hs.: teleegeningen 3910 her en 3912 quame: Lelong's verkeerde lezingen * here en * quam zijn naar het hs. reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73.
-
voetnoot3901
-
Duren = Düren, aan de Roer, ten Oosten van Aken.
-
voetnoot3902
-
Leggenich en 3907 te Lecgeningen = Lechenich, aan de Rotbach, ten Oosten van Düren, ten Zuid-Westen van Keulen en ten Noord-Westen van Bonn. Te Lechenich staat nog de ruïne van het middeleeuwsch kasteel der stad. - Over de variant in de hss. B en D der Brabantsche Yeesten zie de aanteekening bij fragment M.
-
voetnoot3911
-
ten Berge = in het graafschap Berg. - ten zij, wat wel waarschijnlijker is, bedoeld worde het kasteel Berg, dat stond in het huidige dorp Berg (gemeente Berg-en-Terblijt), in Nederlandsch-Limburg, ten Noord-Oosten van Maastricht. - ten Rode = het kasteel Rode (Rode-le-duc); thans: Rolduc of 's-Hertogenrade. Verg. boven bij vs. 3388.
-
-
[tekstkritische noot]3902 Ende afschr.: Ente - Lijngen: niet * Lynge zooals bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 75 a. 3905 stop: daarbij in het afschrift de noot: ‘verschrieben’. 3907 Doe afschr.: Doo stilzwijgend verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 75 a, die als laatste woord van het vers opgeeft: w. d.i. waert maar dat staat niet in het afschrift. Zie de noot bij 't volgende vers. 3908 hertoge in het afschr. voluit. - met snel[re vaert]: Massmann heeft dit vers anders aangevuld in zijn afschrift, nl. aldus: met snel[len dingen] Blijkbaar is hij daartoe gekomen, doordien hij meende dat het voorgaande vers eindigde met lijngen; hij zag niet, en kon uit Heelu niet opmaken (Velthem's tekst kende hij niet), dat op dit lijngen nog een woord moest volgen. 3910 her in het afschr. voluit; Massmann schreef eerst der maar maakte naderhand een h boven op de d; Jonckbloet heeft zich den gang van zaken blijkbaar omgekeerd voorgesteld, want in de Verslagen en Berigten 3, 75 a geeft hij als variante op: * der
-
voetnoot3902
-
Lijngen: het ontstaan dezer variant, die het fragment M gemeen heeft met de hss. B en D der Brabantsche Yeesten, is niet duidelijk. Wellicht is dit Lijngen = Lingen, een buurt van Schmalbroich, gemeente in den kreits Kempen, in het regeeringsdistrict Düsseldorf. Schmalbroich ligt ten Noord-Westen van deze stad.
-
-
[tekstkritische noot]3913 v.d. Bisscop d. si s.w. 3914 souden 3915 Bisscop 3916 datti tusschen b. was g. Ga naar margenoot+ 3917 ‖ = tekst. 3918 ende omme 3919 en 3920 ontbreken. 3921 want hi es in den strijt gejaget 3922 die hertoge en was niet versaget 3923 gheere 3924 maer b.v. na den str.
3913 Vanden Bisscop dat sij
3914 souden
3915 Bisscop hen
3916 tusschen h. ware
3918 Al o.e. omme w. beringhen
3919 lieden diere
3920 is d.h.v. Brab.
3921 gejaeght
3922 wert hi nye
3923 lieden te geenre tijt
3924 Maer sij beyden
3913 V. bisscop dat sij s.w.
3914 Tot hem comen te hulpen s.
3915 tot 3920 ontbreken.
3921 Want hij waer inden stric gejaecht
3922 Die hertoge en wert niet versaecht
3923 N. sijnre lieden te geenre tijt
3924 Maer b. vast na den str.
3913-3914 dat hi... soude comen : alleen fragment M stemt hier overeen met het teksths.; tegenover deze beide lezen alle andere varianten ( zelfs hs. C der Brabantsche Yeesten, dat anders zóó dicht bij het Leidsche hs. staat) : dat si... souden comen enz. Als men daarmede vergelijkt Heelu vss. 3770-3773: * als een hode | Quame vanden bisscop, | Datsi alle souden op | ( lees: * souden comen op?) Dien hertoge met crachte | dan is het moeilijk niet toe te geven aan de verleiding en de lezing van het teksths. niet te emendeeren. Deze lezing is echter in den samenhang zóó op haar plaats, zoo gezond, dat het daarom alleen reeds niet geraden schijnt, er aan te tornen. 3917 desen: Lelong's verkeerde lezing * dese is naar het hs. reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73.
-
-
[tekstkritische noot]3914 [stad]en: Massmann schreef eerst (strid)en met de noot: ‘abgerieben’; naderhand heeft hij onder strid met rooden inkt geschreven: stad wat wel de juiste lezing zijn zal. 3916 hem in het afschr. voluit. 3920 hertoge in het afschr. voluit. 3921 belaget: bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 75 a, verkeerdelijk * belaghet
-
-
[tekstkritische noot]3925 en 3926 en om dat weder was te swaer 3928 bi aventuren 3929 e. str. was d. in b. doot 3930 H.J. een ridder groot 3931 d.g. veete af q. 3932 aennam 3933 dat belet wart 3934 en om den w. die wart hart 3935 soe k.d.h. te Tricht in 3936 s. striden m. noch min
3925 totten
3926 wert zo zwaer
3927 dueren
3928 Maer des nachts bi avontueren
3929 E.s. wert daer daer in bleeff doot
3930 H. Joerdaen v.s. een r.g.
3931 groete
3932 aen
Ga naar margenoot+ 3933 ‖ leelic wert
3934 hert
3935 Soe k.d.h. te tricht in
3925 avont
3926 Om dat dweder was so zwaer
3928 D. des snachs bij avonturen
3929 Enen str. was d. in b. doot
3930 Her jordain een ridder groot
3932 Dies hem sint ane nam
3933 dat belet wart
3934 E. om den w. die wert hart
3935 tricht
3936 S. strijden
3928 ave nturen hs.: averture
-
voetnoot3925
- Deze mededeeling heeft hier weinig of geen beteekenis, doordien Velthem geen woord rept van de krijgsverrichtingen die bij Heelu vss. 3796-3823 uitvoerig uiteengezet zijn, zoodat zijn plaatsbepaling daer in de lucht hangt. En wat de tijdsbepaling toten avonde betreft, die vindt hare verklaring in Heelu vs. 3824 vlgg.: het was doen winter tijt, Dat men niet met ghemake En mochte logeren buten dake; Daer om moesten si, Doent ten avonde was comen bi, Weder in varen te Dueren.
-
voetnoot3930
-
Jordaen van Stochem. - Stochem = Stockheim, de welbekende oude stad en vesting aan den linkeroever van de Maas, ten Zuiden van Maaseik.
-
-
[tekstkritische noot]3925 tote[n] afschr.: tote wellicht een vergissing van Massmann. - avonde: hierbij de noot: ‘abgerieben’. - dae[r] in het afschr. voluit. 3927 Hierbij de noot: ‘durchgeschnitten’.
-
-
[tekstkritische noot]3937 Bisscop 3938 voert 3939 in d lant 3940 op her walraven te dien tiden 3941 tot 3946 ontbreken.
3937 Bisscop
3938 V. ludiek d.w. voirtan
3939 I. land v.v. rijden
3940 Op her waelraven te dien tiden
3941 Quam m. eenen
3942 die ghene die quamen
3943 waren
3944 Tot v. in gevaren
3937 hij d. bisscop
3938 V. ludick d.w. vortan
3940 Op heer walraven tien tijden
3941 tot 3946 ontbreken.
3940-3941 Op heren Walraven te dien tide [Entie] quam enz.: het is ontwijfelbaar, dat quam in vs. 3941 tot onderwerp hebben moet een pronomen waarvan het antecedent is: Walraven uit vs. 3940. Het is maar de vraag, waar men dat pronomen plaatsen zal. C. van de Water. Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 255 heeft het ingevoegd in vs. 3940 en wil lezen * Op heren Walraven [die] te dien tiden Quam enz. Maar alle varianten stemmen overeen met de lezing van het teksths., wat onmiddellijk laat vermoeden dat de bepaling te dien tiden behoort bij den zin waarvan Jan van Ludeke het onderwerp is, niet bij den volgenden. Dit vermoeden wordt tot zekerheid, als men vergelijkt Heelu vss. 3850-3852: daer op | Woude die bisscop, te dien tide, | Int lant van Valkenborch riden. | Het onderwerp van quam mag dus niet midden in vs. 3940 komen te staan, en dit zoo zijnde, kan het nergens elders komen dan onmiddellijk vóór quam Nu is het zeker meer in overeenstemming met den stijl van Velthem, om den nieuwen zin met den voorgaanden te verbinden en niet eenvoudig te lezen * die quam maar * Entie quam Het is zelfs nog de vraag, of we, gelet op Velthem's hebbelijkheid om allerlei zinnen met ‘hi’ op elkander te laten volgen, of we niet veeleer het persoonlijk pronomen dienen in te voegen dan het relatieve, en dus te lezen: * Ende hi of * Enti quam Jammer genoeg ontgaat ons voor deze emendatie de steun der varianten. 3943: 3944 ware[n]: gevare[n] hs.: w̓
(d.i. ware): geuare ook reeds verbeterd door C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 256. De voor de hand liggende emendatie wordt bevestigd door de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten.
-
voetnoot3937-3940
- Velthem laat Heelu's mededeeling (vss. 3847-3850), dat er een oorlog ontstaan was tusschen Walram van Valkenburg en Jan van Luik, te kwader ure weg.
-
voetnoot3943-3944
-
die jegen den hertoge waren Tote Valkenborch in gevaren: zie boven vss. 3404-3413. Heelu vss. 3857-3858 zegt eenvoudig: Die jeghen dien hertoghe Te gader hilden dat orloghe.
-
-
[tekstkritische noot]3947 dat hem ten groten scanden quant 3948 want her Herman van witham 3949 Reet op ene avontst. 3950 toet bi mersene en b. 3951 stichtene 3952 soe dat die roec opt sloech te hant 3953 dat men toet vōer Dalem sach 3954 daer walraeven
3945 D. laghen a.m.h.d. heeren
3946 hulpen weeren
3947 Want hem te cleynre v.q.
3948 herman van witsham
3949 R. uut op eenen avenstonde
3950 by
3952 Soe dat die roec op sloech te h.
3953 Datment vore tot daelhem s.
3954 waelraven
3947 Dat hem te groter scade quam.
3948 W.h. herman v. witham
3949 Reet op eenre avonstonde
3950 T. bij merssene
3952 Dat die rooc op sloech te h.
3953 Datmen te dalem sach
3954 waelraven
3948 harman: har- in het hs. voluit. - Wittham hs.: vischam Ook reeds verbeterd door C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 256 op grond van Heelu vs. 3868. De lezing van het Leidsche hs. is waarschijnlijk zóó te verklaren, dat in het voorbeeld van den kopiïst twee t 's op elkander volgden waarvan de eerste hooger was dan de tweede en daardoor geleek op een l, welke l de kopiïst gemeend zal hebben te moeten verbeteren in een lange s. Wet is een dergelijke graphie in Middelnederlandsche hss. zeldzaam (gewoonlijk is bij twee opeenvolgende t 's de laatste de grootste), maar ze komt toch voor. 3949 Vóór dit vs. in het hs. een rood rubriceeringteeken, blijkbaar bij vergissing of op goed geluk af. 3950 merssen: mer- in het hs. voluit. 3952 sloech en 3958 graven: Lelong's drukfout * sioech en verkeerde lezing * grave zijn naar het hs. reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3953 tot Vorendale: zie de aanteekening hieronder.
-
voetnoot3948
-
Herman van Wittham: een stuk, dezen ridder en zijn broeder Arnout van Witham betreffende, vindt men bij Willems, Heelu's Slag van Woeringen, codex diplomaticus, blz. 554 vlg.
-
voetnoot3949
-
Reet ute. Bij Heelu vs. 3870 duidelijker: ute Tricht.
-
voetnoot3950
-
Merssen = Meerssen, thans in Nederlandsch-Limburg, aan de Geul, ten Noord-Oosten van Maastricht.
-
voetnoot3953
-
Vorendale = Voerendaal, in Nederlandsch-Limburg, anderhalven kilometer ten Westen van Heerlen. De varianten uit de hss. B, C en D hebben alle drie tot voer Dalem, en zoo is ook Heelu vs. 3874 tote voren Dale opgevat. Nu ligt Daalhem zoo ver van Meerssen, dat het stoffelijk wel onmogelijk zijn zal, den rook, die te Meerssen opstijgt, te Daalhem te zien. Daarentegen ligt Voerendaal véél dichter bij Meerssen. Aan een emendatie van Velthem's lezing valt niet te denken, daar tote voren Dale bij Heelu door het rijm gedekt is. Veeleer zal Willems' lezing van Heelu's tekst verkeerd te achten zijn, en dienen veranderd te worden in tote Vorendale. Willems heeft zich voor zijn opvatting ook beroepen op V. Slichtenhorst, Geldersse Geschiedenissen 2, 104b; maar volgens dezen, die blijkbaar uit andere bronnen geput heeft, is Herman van Witham's wapenfeit, dat naar Heelu te Meerssen plaats greep, in den omtrek van Daalhem geschied, zoodat het geen wonder is, dat men volgens hem dáár den rook zag.
-
-
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 3955 Doen w. si openbaere 3956 ‖ dat die Hertoge selve ware 3957 d. braken si op en g.v. 3958 Bisscoppe graven gheen achter sien 3959 keeren 3960 van den
3955 Doen w. zij d. openbaer
3956 A. dat die h. waer
3957 ghingen
3958 Bisscop Grave gheen a.s.
3959 dair n.w. keeren
3960 D. bleeff d. strijden v. heeren
3961 zomer
3962 suldi w. hoeren
3963 D. oirlogen een eynde
3964 Maer dinghen d. gescieden voir d.
3965 Salic u voirt v.
3966 doirloge
3955 Doen w. sij openbaer
3956 Dattie hertoge selve waer
3957 ‖ Metten brabanters ende gingen vlien Ga naar margenoot+
3958 Bisscopen
3960 D.b.d. strijden v. heeren
3961 tot[ ten] somer : het ingevoegde lidwoord is onmisbaar. 3964-3965 Tusschen deze twee verzen in het hs.: Dat orloge dat gedreven was dat is vs. 3968 te vroeg geschreven, maar rood op zwart doorgehaald.
-
-
[tekstkritische noot]3967 Maer d. scavedriessche entie molrepas
3968 oirloge
3969 Tusschen h. ende tjagen ende tvlien
3970 E. haer roeven dat sij belien
3971 nyemant
3973 Dat die h.d. hantierde
3974 Jeghen s. vianden
3975 Maer i.l. sij u b.
3976 Werdt m. eenen s. gheynt
3970 her in het hs. voluit. Op het eerste gezicht lijkt de lezing met heel zeker en kan men twijfelen of er her dan wel hor staat. Nauwkeurig onderzoek van het hs. voert tot het besluit dat men met een minder zorgvuldig gemaakte e te doen heeft. Ook Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73, heeft her gelezen. 3971 mochte: in het hs. veeleer mothte 3972 iaer in het hs. voluit. 3973: 3974 anteerde: verweerde in het hs. voluit. 3976 ward in het hs. voluit.
-
voetnoot3967
-
die Scavedriesce ende her Molrepas. Zie boven bij vss. 3244 en 3245.
|