| |
Vanden grave van Baren enten biscop van Mes. liij.
In den somer oec hier naer
Rees een orloge harde swaer,
| |
| |
| |
| |
Fragment M, bl. 1 c.
Was ghescort tote in den gront;
3845[regelnummer]
Entie borch wart ghespiset zaen
Van shertogen halven, sonder waen.
| |
Van den grave van Baren ende van den bisscop van Mens. liij.
In den zomer ooc hier naer
Rees ene orloge harde zwaer,
Tusscen den bisscop van Mens twaren
3850[regelnummer]
Enten grave vanden Baren.
| |
| |
Quam hi te hulpen met menigen man
Ute Brabant, die niet waren traech,
3855[regelnummer]
Dus quamense met groter macht,
Met ontplokenre baniere thant.
3860[regelnummer]
Vanden hertoge, vielen si tsamen
Hare moeder broeder, seitmen mi.
Doen sprac hier toe een Henewier,
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
So doe die hertoge dit vernam dan,
Quam hi te hulpen met menghen man
Ute Brabant, die niet waren traech,
Den here van Baren, sinen maech.
3855[regelnummer]
Dus quamen si met groter cracht,
Over dach ende over nacht,
Met ontplokenen banieren thant.
Doe dit die van Lucenborch vernamen
3860[regelnummer]
Vanden hertoghe, vielen si tsamen
Jeghen den grave, nochtan was hi
Haerre moeder broeder, seitmen mi.
Doe sprac hier toe een Henewier,
Van Linghen mijn here Watier,
| |
| |
3865[regelnummer]
Een vroem ridder ende .i. vroet:
Her grave van Lussenborch, here,
Dat gi den strijt haest so sere:
Hine sal so lichte niet sijn gedaen.
3870[regelnummer]
Want hiers van Brabant, sonder waen,
Menich vroem man sekerlike,
Ende oec mede die van Baren!
3875[regelnummer]
Al hebwi tvordeel int beginnen,
Die strijt, ende .i. dach geset
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
3865[regelnummer]
.j. vrome ridder ende een vroet:
‘Mine dinct niet orborlijc no goet,
Here grave van Lucenborch, here,
Dat ghi den strijt haest dus zeere:
Hine sal so lichte niet sijn gedaen;
3870[regelnummer]
Hier es van Brabant, sonder waen,
Van Vlaendern, van Vrankerike,
Manich vrome man zekerlike,
Diere bitterlike toe sullen varen,
Ende ooc mede die van Baren.
3875[regelnummer]
Al hebbewi tfordeel int beginnen,
Hier es ter avent[.]uren twinnen.’
Dat striden ende een deel ontlet,
| |
| |
Van perlemente, daer men vrede
3880[regelnummer]
Ende soene oec maecte mede.
Die hertoge van Brabant sijn ere twaren.
|
-
voetnoot3849
-
den bisscop van Mes = Burchardus, bisschop van Metz, broeder van Jan I van Avesnes, graaf van Henegouwen.
-
voetnoot3850
-
dien grave van Baren = Thibaut II, graaf van Bar. - Bar of Baren, het hertogdom in Opper-Lotharingen, thans het Fransch departement van de Meuse, waarvan Bar-le-Duc nog steeds de hoofdplaats is.
-
-
[tekstkritische noot]3845 wart in het afschr. voluit. 3846 shertogen in het afschr. voluit. 3847: 3848 naer: zwaer in het afschr. voluit.
-
-
[tekstkritische noot]3853 Uut Brab.
3854 D. Grave v. Baren haren m.
3856 oec ontbreekt.
3857 Doir h. vianden landt
3858 M. ontploken banieren te handt
3859 Doen d.d.v. lutsenborch v.
3860 zij te samen
3861 Jeghen d. Grave
3862 Harer m. brueder seytm. my
3863 henuwier
3864 mijn heere her w.
3851 Doen die hert. dit v.
3852 Q. hij te h.m. menegen m.
3853 Die emmer niet en waren t.
3854 van den baren
3855 en 3856 ontbreken.
3857 Al door sijnre vianden lant
3858 M. onplokender banieren te hant
3859 Doen d.d.v. lutzenborch v.
3860 sij
3861 hij
3862 ‖ Haerre moeder b.s. my Ga naar margenoot+
3863 henuwier
3864 heer
3857 en 3862 hare in het hs. voluit. 3858 baniere : Lelong's verkeerde lezing * banieren is naar het hs. reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3863 he nuwier hs.: heuewier verbeterd in overeenstemming met Heelu vs. 3663 en met de lezing van alle varianten. Zie een dergelijke fout boven in vs. 3541. Ook reeds verbeterd door C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 255.
-
voetnoot3854
-
sinen maech: Thibaut II van Bar (1240-1296) was getrouwd met Johanna van Vlaanderen, dochter van Willem van Dampierre en van Margaretha van Constantinopel; Jan I van Brabant was getrouwd met Margaretha, dochter van Gwij van Dampierre, dus kleindochter van Willem van Dampierre en nicht van diens dochter Johanna. Thibaut II van Bar was dus de behuwdoom van Jan I van Brabant.
-
voetnoot3859
-
die van Lusselenborch: nl. ‘Van Luthsenborch selve die grave Ende sijn broeder her Walrave’ (Heelu vss. 3651-3652).
-
voetnoot3864
-
Van Linge mijn her Woutier = Gauthier, heer van Ligne. Zie Willems op Heelu vs. 3664.
-
-
[tekstkritische noot]3851 So afschr.: Se met de noot erbij: ‘S'e scheint es’. 3851: 3852 dan: man: dat zal wel een poging zijn van den kopiïst van het hs. waartoe dit fragment M behoort, om het rijm te herstellen. Indien de assonance in het teksths, niet oorspronkelijk was, dan zou ze zoogoed als zeker niet in de hss. B en D der Brabantsche Yeesten te vinden zijn, zooals nu het geval is. 3864 Linghen afschr.: singhen met de noot ‘Sic’. Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 74b, las verkeerdelijk * fingen
-
-
[tekstkritische noot]3865 vrome r.e. een v.
3866 My en dunct orboirlie
3867 H. Grave v. lutsenborch heere
3868 D. ghi ten strijt h. zoe zeere
3869 soe lichtelic
3870 W. hier es v. Brab.
3871 vlaenderen
3872 vrome
3873 D. bitterlie selen toe varen
3874 E. oic m.d.v. Baren
3875 Al hebben wi tfoirdeel
3876 Hier is der avontueren twinnen
3877 woirde werdt
3878 Den str. e. een d.g.
3865 en 3866 ontbreken.
3867 Heer greve v. lutzenborch heere
3868 D. ghij ten strijde h. dus seere
3869 Hij en sal so licht
3870 Want hier es van brabaen
3871 Uyt vlaenderen e. uyt v.
3872 vroom
3873 D. bitterlike sullen toe varen
3874 E. daer toe mede
3875 en 3876 ontbreken.
3877 M.d. woorden was b.
3878 Den strijt e. enen d.g.
3869 hine: het eerste been der -n- is eigenlijk de stok eener e, blijkbaar der onmiddellijk volgende, te vroeg begonnen e. 3870 hiers: de -s is kleiner dan het overige schrift en met een fijnere pen dicht op de -r- geschreven. De kopiïst heeft blijkbaar het werkwoord * es overgeslagen en op deze wijze zijn fout trachten goed te maken. 3874 oec: de -c is verbeterd uit een t waarvan het boven den regel uitstekende gedeelte uitgekrast is.
-
voetnoot3877-3882
- Verg. echter Annales Colmarienses majores (Mon. Germ. Hist. SS. XVII, blz. 214) 1287: dominus episcopus Metensis omnes pene Rheni episcopos et omnes dominos, quos poterat, precio conducebat, et congregavit exercitum magnum...et coegit comitem Barensem ejus misericordiam supliciter invocare.
-
-
[tekstkritische noot]3865 ridder in het afschrift respective in het oorspronkelijke voorgesteld door den siglus .R. een zeldzame afkorting. 3868 dus zeere: bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 74 b, verkeerdelijk daer zeere: de verkorting voor -us is onjuist opgelost. - zeere in het afschr. voluit. 3872 Manich: deze oostelijke vorm in dit blijkbaar Westmiddelnederlandsch hs. bevreemdt; waarschijnlijk is het een fout van Massmann. Deze variant is (daarom?) door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 74 b, verwaarloosd. 3875 Al hebbewi in het afschr. aaneengeschreven. 3876 avent[.]uren afschr.: aventiuren deze Middelhoogduitsche vorm is ongetwijfeld een lapsus van Massmann; verg. Manich in vs. 3872. 3877 wart in het afschr. voluit. 3878 deel in het afschrift met de noot: ‘Sic’. - ontlet: wellicht mislezen voor ontfet maar dat verbetert het vers niet veel: het blijkt niet dat ‘ontsetten’ ook beteekent: uitstellen, verwijderen.
-
-
[tekstkritische noot]3883 in dander j. 3884 soe begonde 3885 tusschen d. hertoghe ende die heren 3886 d.h. Ga naar margenoot+ d'lant w. ontkeeren 3887 bi misen 3888 ‖ en w. ghev. s. (vergadert ontbreekt)
3879 V. paerlemente dairmen v.
3880 oic na m.m.
3881 den grave
3882 Brab. s. eere
Opschrift: Hoe hertoge Jan stichte te leggenich roeff Ende brant ende dat de Bisscop met sijnder Partien voirvluchtich werdden
Ga naar margenoot+ 3883 ‖ = tekst.
3884 Soe
3885 Tusschen d.h.e. heeren
3886 landt w. ontkeeren
3887 by nusen
3888 willen
3879 V.p.d.m. mede
3880 Soene maecte ende vrede
3881 hielt
3882 Mids brabant s. eere tw.
Opschrift: Noch meer vanden perlemente. lxxj.
3883 tijden
3884 strijden
3885 Tusschen d.h. ende den h.
3886 D.h. dlant w. ontkeeren
3887 Dees w. bij mens opten r.
3888 Ende wilden gevaren s.
3881 die grave: C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 255 wil lezen * den grave Maar al hebben Heelu vs. 3700 en de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten beide den, toch is verandering overbodig: ook als demonstrativum blijft die immers in den datief en accusatief masc, sing. vaak onverbogen ( zie V. Helten, Middetnederl. Spraakk., blz. 452, § 352; Franck, Mittelniederl. Gramm. § 223). 3883 iaer in het hs. voluit. 3887 Nuessen hs.: wessen verbeterd, ook reeds door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 255 op grond van Heelu vs. 3726, in overeenstemming met de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten, terwijl de andere varianten: misen en mens zeker ook wet op een oorspronkelijk * nusen teruggaan. Zie dezelfde fout boven in vs. 3401. 3888 Vergadert : dit woordt ontbreekt in fragment M en in de hss. B en D der Brabantsche Yeesten; maar Heelu vs. 3725 heeft het.
|