| |
Van Dalem ende Neuwengrave. lij.
Dus voer die hertoge vorward wale,
Te Woude, te Sineke, te Wilgenru,
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
3755[regelnummer]
[Wed]er in te Limborch, mat;
[Die] grave van Gelre ter Nuwer Stat.
[Du]s voer elc om sijn behout,
[Al] waren si te voren stout.
| |
Van Dalem ende van den Nieuwe[n] Grave. lij.
Dus voer die hertoghe vor waert wale,
3760[regelnummer]
Ende struerde Reynersvale.
[D]ese makedi selve alle mat.
| |
| |
3765[regelnummer]
Daer die van Lusselborch sagen toe,
Die op Limborch lagen doe.
Moelne, huse verberdi gereet.
3770[regelnummer]
Van Vlaendren, was daer mede inne,
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
[T]e Lymborch voer hi sonder viere
Ende deet daer omme onsteken sciere,
3765[regelnummer]
[Daer] die van Lucenborch sagen toe,
[D]ie up Lymborch lagen doe.
Mollen, huse verberndi ghereet.
[D]at was dien van Lucenborch leet,
[W]ant hare zuster dochter, die gravinne,
3770[regelnummer]
[W]as daer toe comen inne,
| |
| |
Die van Vlaendren was comen uut,
Met feesten, spelen, alse .i. bruut,
Om dit waest hem te leder twaren.
Ende keerde te Brabant ward na dat,
Om den winter dien doen quam,
In desen tiden so dede oec mede
3780[regelnummer]
Die grave van Hollant groet onvrede
Den grave van Gelre ende scade,
Daer hi enen casteel met scende
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
[D]ie van Vlaendern was comen uut,
[M]et feesten, spelen, als ene bruut,
[E]nde waende te haren vader varen.
[O]mdit waest hem leeder twaren.
3775[regelnummer]
[D]us maketse die hertoge alle mat,
[E]nde keerde weder te Brabant na dat,
[O]mden winter die do quam,
[D]ie hem tlogieren benam.
[In] desen tiden dede [oec m]ede
| |
| |
Dien wonnen ende braken ave
Die Zeelanders ende Hollanders bede.
Den hertoge, wan die here Jan
3790[regelnummer]
Van Kuec, ende deet maken vord an
Bomelrewarde jegen alle stride.
Dat hi van Lonsis metter onnere
3795[regelnummer]
Keren moeste. Om dese saken
Van Spremont ene borch gerede,
| |
| |
| |
| |
Fragment M, bl. 1 b.
3791[regelnummer]
So vaste, dat [hi] hilt tien tide
Bommelwerde jeghen alle stride.
Die grave van Lucenborch scaemdem zere
Dat hi van Lonchijs metter onneere
3795[regelnummer]
Keeren moeste. An dese zaken
Van Spremont .j. borch gherede,
| |
| |
Spremont. Mar doent vernam
3800[regelnummer]
Die hertoge, hi sciere daer ward quam,
Nochtan waest vorst ende gesnuwet sere,
Ende sijn orscoren in deser wise
3805[regelnummer]
An sijn gereide daer elc hinc,
Oft op sinen somer. Ende na die dinc
Dat gelegen es in Aelmaengen,
3810[regelnummer]
Dore wout ende dore montaengen.
Ende doen die viande dat vernamen,
Vloensi van vare alle tsamen.
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
Spremont. Maer doet vernam
3800[regelnummer]
Die hertoghe, saen hi weder quam,
Nochtan waest vorst ende snewet zere,
Ende elc die voer daer metten here,
Moeste voeren sine spise,
Ende sijn orscoren in die wise
3805[regelnummer]
An sijn ghereide, dat elc hinc
Up sinen zomer. Ende na die dinc
Voeren si in Oeseninc ghereet,
Int wiltste lant, verre ende breet,
Dat gheleghen es in Almaengen,
3810[regelnummer]
Dort wout ende dor montaengen.
| |
| |
3815[regelnummer]
Van dien van Lusselborch, dit doen,
Ende had daer bracht menigen baroen
Dat onmogelijc daer sceen,
3820[regelnummer]
Want al waer mer daer een
En hadde cume met al sijn here
Mogen winnen ende over liden;
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
Eer die hertoge daer conste comen,
So hadde .j. bastaert dit vernomen
3815[regelnummer]
Van dien van Lucenborch, dit doen,
Ende hadde daer brocht menegen baroen
Die so swaer te lidene was
Dat onmogenlijc dat sceen,
3820[regelnummer]
Want al ne ware daer maer een
Man ghestaen in die were,
Men haddene cume met alden here,
No Alexander in sinen tiden,
Mogen winnen ende overliden.
3825[regelnummer]
Want die Orte was harde diep,
Twater, dat onder die montaenge liep.
| |
| |
Entie bruege was af te broken.
Die den pas hoetde[n], metten spieten,
Dat gewere in genen dingen.
Dander vloen dor die noet
3835[regelnummer]
Alle en wege metten bastard.
Daer volgede die hertoge allene ter vard.
Verre vor sine liede int wout,
3840[regelnummer]
Gi moget u wreken!’ Mar gemene
| |
| |
| |
| |
[Fragment M]
Ende die brugge was af te broken.
Nochtan ginc die hertoge stoken
Die den pas hoeden, metten speren,
3830[regelnummer]
Dat hem niet ne mochte ghederen
Dat ghewerre in allen dinghen.
| |
| |
Vloensi alle dor Hawelge vord.
Doen ward Hawelge sciere gestord,
Werd gebroken in den gront;
3845[regelnummer]
Entie borch ward gespiset saen
Vans shertogen wegen, sonder waen.
|
-
voetnoot3760-3761
-
Reimersdale, bij Heelu vs. 3296 Rimersdale = Remersdael, in het Noorden van de provincie Luik, aan de Gulp, tusschen Teuven en Aubel. Reimersdale wordt reeds genoemd in een oorkonde uit de maand Juni 1290 (bij Ernst, Hist. du Limbourg, dl. VI, blz. 405). - Woude: wellicht het kasteel te Waldenberg, thans: Wodemont, een buurt van de gemeente Neufchâteau, in de provincie Luik, ten Oosten van Daalhem. - Sineke = Sinnich, een buurt van de gemeente Teuven, in de provincie Luik, nabij de Nederlandsche grens. - Wilgenru = Wilhonriw: de Waalsche naam, in de 13de eeuw (later: Wilhonrive en Awilhonrieu) van het kasteel op het gebied van Vilteren (Vilt-, Veltjaeren), buurt ten Zuiden van Hombourg, in de provincie Luik, aan Geul en Gulp, tusschen Remersdale en Moresnet.
-
-
[tekstkritische noot]3755 Limborch afschr.: lueenborch met de noot er bij: ‘Statt Limborch (s. den flgd. Abschn.)’, waaruit blijkt dat we te doen hebben met een fout van den kopiïst van fragment M, die zich verzag op lucenborch in 't voorgaande vers. 3759 waert in het afschr. voluit. 3760 Reynersvale afschr.: Reyners vale Er zal wel eenig verband bestaan tusschen deze lezing en die van hs. B der Brabantsche Yeesten. Het daar voorkomende Reijniers sale kan een verkeerde lezing. zijn van * Reijniersfale 3761 Seyme: het is moeilijk uit te maken welke fout daarachter schuilt. In het afschrift staat er de volgende noot bij: ‘Seynce? Sineke ist Sinnich, nahe bei Witthem oder Scinne, Schinne, dorf bei Siltich.’ Heeft Massmann met zijn vraag ook bedoeld, of er * Seynce behoort gelezen te worden, of heeft hij Seyme alleen willen verklaren? De vormen Singhe (ao 1274), Zinke (ao 1309), Zenke (ao 1345), Sinke (ao 1346), Zynke (ao 1363) komen voor (zie bij Brouwers, Histoire du Chapitre noble de Sinnich, blzz. 111, 118, 127 en 137); een vorm * Seynke is dus verre van ondenkbaar; maar * Seynce
schoon niet onmogelijk, lijkt onwaarschijnlijk. - glistat: zie de aanteekening hieronder. 3762 makedi: bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 74 a verkeerdelijk * maecti
-
voetnoot3761
-
Glistat: deze variant lijkt onverklaarbaar. In de streek waar Jan I thans aan 't stroopen gaat, is geen enkele plaats van dien naam bekend, terwijl het woord daarenboven door het rijm gedekt is.
-
-
[tekstkritische noot]3764 en d. daer omme 3765 die op Lijmborch lagen doe 3766 daert die van Lutsenborch sagen toe 3767 die moelne berden si g. 3768 dit w. die van Limbore 1. 3769 dochter ontbreekt. 3770 vlaendre
3763 lymborch
3764 E.d. al omme o. schiere
3765 lutsemborch lagen toe
3766 lymborch laghen doe
3767 Molene verbernde hi g.
3768 lutsenborch
3770 daer inne
3763 hij
3764 ‖ E. deed al om onsteken s. Ga naar margenoot+
3765 Daert d.v. luthenborch s.t.
3766 te limborch
3767 Die molen verbarnden sij gereet
3768 luchenborch
3769 W.h.s. die grevinne
3770 vlaenderen
3767 Moelne, huse : de beide woorden staan in het hs. behoorlijk van elkander gescheiden. De lezing moelne-huse reeds verbeterd door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 254 en Verdam, Middelnederl. Woordenb. 3, 752 en 4, 1867, is een verkeerde opvatting van den tekst door Lelong. Immers, waarom zou Jan I alleen de ‘ molenhuizen’ verbrand hebben? Heelu vs. 3332 heeft dan ook Moelne ende huus Het verdient opmerking, dat de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten eenstemmig huse missen. - verberdi : -ber- in het hs. voluit. 3768 Lusse[ l]borch hs.: lusseb'ch 3770-3771 Op grond van de lezing van het fragment M, zou men op het eerste gezicht kunnen meenen, dat vs. 3770 hier gedeeltelijk bedorven is en de woorden van Vlaenderen er in zijn gekomen, doordien de kopiïst zich zou verzien hebben op diezelfde woorden in 't volgende vers. Zie echter Heelu vss. 3338-3339, die overeenstemmen met onzen tekst.
-
voetnoot3764
-
daer om. Bij Heelu vs. 3314 duidelijker: al dat hi buten mure vant.
-
voetnoot3769
-
haer suster = Isabella van Luxemburg, dochter van Henri le Blondel, dus zuster van Hendrik III van Luxemburg, was de tweede vrouw van Gwij van Dampierre. - haer suster dochter: dus de dochter van Isabella van Luxemburg en Gwij van Dampierre, die door dezen uitgehuwelijkt was aan Reinalt van Gelre: zie boven vss. 3648-3649.
-
-
[tekstkritische noot]3767 Mollen afschr.: Mellen - verberndi: -bern- in het afschr. voluit. 3769 hare in het afschr. voluit.
-
-
[tekstkritische noot]3771 tot 3774 ontbreken. 3775 d. maecte se d.h. allen m. 3776 en k. te b. in na dat 3777 die 3778 d.h.d. orloghe b. 3779 tot 3882 ontbreken.
3772 als een b.
3774 leeder
3775 makese
3776 E. keerden te Brab. waert na d.
3777 Omden w. die d.q.
3778 hen
3779 soe d. oic m.
3780 groten
3782 werdt
3783 zeere m. cogghen
3784 eenen Cast. mede schende
3771 tot 3774 ontbreken.
3775 D. makese
3776 wert
3777 ‖ Ende die winter doen toe quam Ga naar margenoot+
3778 logeren
3779 tot 3846 ontbreken.
3773 tharen : -har- in het hs. voluit. 3777 dien is op te vatten als * die + en = die hem en dus niet te veranderen in * die zooals alle varianten lezen. 3780 onvrede in het hs. voluit.
-
voetnoot3773
-
Ende waende tharen vader varen. Heelu vss. 3339-3340 zegt: die op hare vaert was ten grave van Ghelre waert. Het eene sluit het andere niet uit, aangezien Gwij van Dampierre samenwerkte met Reinalt van Gelre (zie boven vs. 3725-3725), maar na de mislukte onderneming tegen ‘Longijs’ op Namen teruggetrokken was (zie boven vs. 3753).
-
-
[tekstkritische noot]3773 haren in het afschr. voluit. 3774 [O]mdit afschr.: (W)andit - hem in het afschr. voluit. 3777 [O]mden afschr.: (..)inden 2779 Bij dit vers staat in het afschrift de noot: ‘durchschnitten und wenigstens noch 2 zeilen weg geschnitten.’ Verg. echter de beschrijving van het fragment in de inleiding.
-
-
[tekstkritische noot]3785 tenewen grave
3786 Die
3787 D.z.e.h. liede
Ga naar margenoot+ 3788 ‖ ondergaen
3789 D.h.w. doe heere J.
3790 V. Kuyc e.d.m. voirt an
3791 Soe v.d. hi hielt ten tide
3792 Boemelwerde jeghen a.s.
3793 D. Grave v. lutsenborch scaemde hem eere
3794 Dat hi van longijs m. onneere
3795 Keeren
3796 Dede hi v. kercken m.
3797 een borch
3798 wilde hij
3785 te Newen Grave hs.: teuewen grave waarbij de -e- van -ue- verbeterd is uit het eerste been der volgende, te vroeg begonnen -w- 3788 ondergaen hs.: onder gaen 3794 Lo nsis hs.: lousis verbeterd als boven in vss. 3360, in het opschrift van cap. 50, in vss. 3631, 3639 en 3642: zie aldaar.
-
voetnoot3785
-
te Newen Grave. Waar dit slot, dat volgens Heelu vs. 3434 door den graaf van Gelre gesticht werd, gelegen was, blijkt niet. V. Slichtenhorst, Geldersse Geschiedenissen, dl. II, blz. 104a noemt het ‘de Nieuwe Grift’, maar hij voegt er de noot bij: ‘in textu est, Novum Fossatum. Quo quid denotetur, ignorare me profiteor’.
-
voetnoot3788
-
Driele: ten Zuid-Westen van Arnhem, aan den Betuwschen Rijndijk.
-
voetnoot3791
-
hi = hertog Jan I. Verg. Heelu vss. 3443-3445: soe vaste...dat die hertoge daer mede Bomelwerde hilt ende bedwanc.
-
-
[tekstkritische noot]3792 Bommelwerde: -werde in het afschr. voluit. 3794 onneere: -eere in het afschr. voluit. 3795 an: verkeerd afgeschreven voor om? 3796 kerken in het afschr. voluit. 3798 Ende daer [...] wildi afschr.: Ende daer mede wildi Het is duidelijk dat dit mede overtollig is. - daer in het afschr. voluit. - mede: hierbij in het afschrift de noot: ‘sic’, waarschijnlijk ter bevestiging dat mede tweemaal in het vers voorkomt.
-
voetnoot3798-3799
-
daer wildi dwingen mede Spremont. Voor 't goed verstand van wat volgt lette men op wat Heelu vs. 3476-3477 daar nog bij voegt, maar door Velthem weggelaten is: datmen daer op bringen En soude en ghene spise mogen. Met Spremont wordt bedoeld het kasteel aldaar; zie beneden vs. 3845: Entie borch ward gespiset saen.
-
-
[tekstkritische noot]3799 maer
3800 schiere derwart
3801 zeere
3802 heere
3803 Moesten voeren sine spise
3805 Aen s. gereyde
3806 zommier
3807 oesseminc ghereet
3808 landt
3809 is in Almaengien
3810 Doir woudt e. doir montaengien
3811 vianden dit
3812 Vloen zij v.v. alte samen
3804 orscoren hs.: ors coren
-
voetnoot3802-3806
- Elk moest zijn levensmiddelen medevoeren, aangezien men in die streken ‘enghene spise en vant’, zooals Heelu vs. 3505, duidelijker dan Velthem, zegt.
-
-
[tekstkritische noot]3801 zere afschr.: mede met daarbij de noot: ‘zeere??’ Daaruit blijkt dat het fragment wezenlijk mede heeft. 3802 here in het afschr. voluit. 3807 Oeseninc afschr.: oeseuine verbeterd uit oesenine met de noot: ‘Es steht oeseuinc’. 3811-3812 ontbreken in het afschrift, resp. in het oorspronkelijke (zie de beschrijving van het fragment in de inleiding).
-
-
[tekstkritische noot]3813 E.d.h. conste gecomen
3814 Soe hadde een bastaert v.
3815 Iutsenborch
3816 E. hadde d. brocht
3817 Voer hawelghe op eenen p.
3818 D. zoe zwaer
3819 D. onmogelic d. scheen
3820 daer maer een
3822 En hadde cume niet al sinen heere
3824 Moghen w.e. overliden
3825 oirt w. herde
3826 montaengie
3814 bastaerd in het hs. voluit. 3820 mer in het hs. voluit. 3822-3824 Tegenover de lezing van het fragment M wordt die van het teksths. gesteund door Heelu vss. 3530-3532. 3825 Orte: Lelong's verkeerde opvatting en verklaring is reeds lang verbeterd door M. de Vries, Middelnedert. Taalzuivering, blz. 133-134.
-
voetnoot3814-3815
-
.i. bastaerd...van dien van Lusselborch: Hendrik van Houffalise, zooals hij later door Heelu vs. 5046 uitdrukkelijk genoemd wordt. Zie Butkens, Trophées du Brabant, t. I, blzz. 308 en 564; t. II, blz. 224; Miraeus, Opera Diplomatica, dl. I, blz. 229.
-
voetnoot3817
-
Hawelge = Aywaille, in de provincie Luik, aan den linker oever der Amblève.
-
-
[tekstkritische noot]3814 bastaert in het afschr. voluit. 3818 swaer 3820 maer en 3821 were in het afschr. voluit. 3822 haddene cume: bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 74 a verkeerdelijk * hadden cumen 3825 harde in het afschr. voluit.
-
-
[tekstkritische noot]3827 E. Brugge w. aff te b.
3828 ghinc
3829 D.d.p. hoeden m. spieren
3830 Soe d.h. niemant en m. bestieren
3831 D. gewerc in gheenen dinghen
3832 oesseninghen
3833 W. hondert m. geslagen doot
3834 doir die noodt
3835 Alle wege m. bastaert
3836 D. volgde d.h. alleene t. vaert
3837 V. voir sinen lieden int woudt
Ga naar margenoot+ 3838 ‖ menich fout
3839 alleene
3840 Ghi moet u.w. maer gemeene
3829 hoetde[ n]: de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten heeft het meervoud, alsook Heelu vss. 3546-3547: den ghenen die besloten | Hadden den pas met haren spieten. 3831 gewere in het hs. voluit. 3832 Ose ningen hs.: osemingen door Lelong stilzwijgend verbeterd; de lezing van het hs. is ook reeds opgegeven door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3835 bastard in het hs. voluit. 3840 wreken mar gemene in het hs. op ratuur.
-
voetnoot3832
-
vanden Oseningen. Die O(e)sseninge = de Ardenners; zie ook beneden III, 1098 (= Heelu vs. 7147).
-
voetnoot3839
-
ende hier allene: Velthem overdrijft; Heelu vss. 3568-3569 zegt: mi en volgen niet si niet twelve van minen lande.
-
-
[tekstkritische noot]3828 hertoge in het afschr. voluit. 3829: 3830 speren: ghederen in het afschr. voluit. 3832 Osseninghen afschr.: dwinghen met de noot: ‘Abgeschnitten.’ Maar dat dwinghen zal wel een verkeerde aanvulling van de letteroverblijfsels zijn.
-
-
[tekstkritische noot]3841 Vloen sij a. ter hawelge weert voirt
3842 D. werdt h. zeere gescoert
3843 kercke
3844 Werdt geworpen inden g.
3845 Spremont werdt g.s.
3846 Van tshertogen
Opschrift: Hoe hertoge Jan te hulpen quam den Grave Vanden Baren tegen den Bisscop van mets
3847 Inden zomer oic
3848 een oirloge herde zwaer
3849 Tusschen d.b.v. mets tw.
3850 Entie g. vanden b.
Opschrift: .lxx. Hoe die hertoge de grave vanden baren te helpen reet.
3847 [ I]n dien somer die viel daer naer
3848 groot ende swaer
3849 Tusschen d.b.v. mens tw.
3850 ‖ Ende den gr. vanden baren Ga naar margenoot+
3843 kerke in het hs. voluit. - spremont: het eerste been der -m- is in het hs. verbeterd uit een te vroeg geschreven t : het boven den regel uitstekende gedeelte dezer letter en het dwarsstreepje zijn uitgekrast. 3844 Werd in het hs. voluit. 3847 naer in het hs. voluit. 3850 Ende : Lelong's foutieve lezing * En is reeds naar het hs. verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73.
|