3755[regelnummer]
Weder in te Limborch, mat;
Dus voer elc om sijn behout,
Al waren si te voren stout.
|
-
voetnoot3680
-
int goet = in zijn leengoed. Bij Heelu vs. 2933-2934 duidelijker: in dat selve goet...daer hi te voren af was man.
-
voetnoot3681
-
geloefden = beloofde hem, te weten: den hertog. C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 253 meent, dat ‘de voorstelling in de war raakt’, en hier staan zou, ‘dat de graaf van Holland hulpt belooft aan den graaf van Gelre’. Maar dat is zeker te veel gezegd, want het is maar schijn: het enclitische pronomen van geloefden slaat op den hertog, niet op den graaf van Gelre. In zijn zucht tot bekorten (tusschen onze vss. 3680 en 3681 staat bij Heelu vss. 2936-2939 de mededeeling, dat Jan van Brabant den graaf van Gelre zijn leengoed wil ‘afwinnen’), zag Velthem over 't hoofd dat zijn tekst niet vrij is van dubbelzinnigheid, - zooals zoo vaak trouwens: Velthem bekommerde er zich nooit om, of zijn pronomina al of niet te ver verwijderd waren van hun antecedenten.
-
-
[tekstkritische noot]3683 N. rijden en mochten
3684 hadde
3685 beloff
3686 off
3687 darwaert
3688 ghiesene h. vastaert
Ga naar margenoot+ 3690 ‖ D. sij m.o. voeren d.
3691 Maer op dander sijde stoet daer gescaert
3692 V. roitsen m.h. gheraert
3683 Het eerste en op ratuur. - waer : Lelong's verkeerde lezing * were is reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3687: 3688 ward : vastaerd in het hs. voluit. 3688 G iesene hs.: geisene verbeterd in overeenstemming met Heelu vs. 2962: Gissene en met de variant uit hs. C der Brabantsche Yeesten. - her vastaerd : in het hs. h' v- op ratuur. Heelu heeft hier Vastraet dat evenals Vastaerd bij Velthem door het rijm gedekt is. 3689 gebracht toe : de slot-t van het eene woord en de aanvangs-t van het andere beide op ratuur. 3690 voren : de -o- is verbeterd uit een d blijkbaar de eerste letter van het volgende doe 3691: 3692 gescard : geraert in het hs. voluit.
-
voetnoot3688
-
van Giesene her Vastaerd. Waarschijnlijk een heer van Giessen, in Noord-Brabant, ten Zuid-Oosten van Woudrichem, aan den Maasdijk.
-
voetnoot3692
-
Van Rothem mijn her Geraert. Rothem is thans een buurt van de gemeente Meersen, in Nederlandsch-Limburg, ten Noord-Oosten van Maastricht; maar in de 13de eeuw was het ook de naam van het latere Rossem in Gelderland, in den Bommelerwaard, de ‘stede’ van den beruchten Maarten van Rossem (zie Van Spaen, Inleiding tot de Historie van Gelderland, dl. III, blz. 257).
-
-
[tekstkritische noot]3697 doen voer die hertoge in Boemelre weerde 3698 en want eerliken metten sweerde 3699 daert d.g. toe sach 3700 D. banderside int w.l. 3701 al ghescaert 3703 datti achter toghe 3704 soe datti dwater l.m.
3693 M. cluppelen e.m. menige p.
3694 E. waentse w.d. te dike
3695 Maer en besloet h.n. een sp.
3696 werdt
3697 zweerde
3698 Daer heerlike boemelre weerde
3699 Daert die hertoge toe g.
3700 Aen dander sijde een w.l.
3701 gescaert
3702 ontboot
3703 D. Grave d. hi a. toghe
3704 Soe d. hi dw. l. moghe
3705 Hi wil comen strijden d.
3697 Doen voer die hertoge in boemelre waerde
3698 Ende want eerlijc metten zwaerde
3699 Daert d.g. toe sach
3700 Die b. sijde opt w.l.
3701 Al gescaert m.s. heere
3702 D. ontboot die h. dees meere
3703 hij
3704 Op d. hij dw. lijden m.
3705 Hij w. strijden overwaer
3706 Of ic trecke achter sonder maer
3694 weren: wer- in het hs. voluit. 3701 gescard en here in het hs. voluit.
-
voetnoot3698
-
Bomelre warde: de Bommelerwaard, eiland in Gelderland, door de Waal en de Maas gevormd, dat oorspronkelijk aan het hisdom Utrecht toebehoorde, maar later aan de Geldersche graven kwam.
-
-
[tekstkritische noot]3707 in desside 3709 en latet dan becorten h. 3710 tusschen ons beiden metten sweerde 3712 maer v. te velde wert tiet 3713 al te male 3714 en s. doot al te male 3715 al datti d.b.v. 3716 D.s.w. groot Brab. 3718 en m.h.d. bisscop
3707 E. gheven u pl. in des zijde
3708 my c. te strijde
3709 E. latet ons becortten herde
3710 Tusschen o. beyden m. zwerde
3711 Grave
3712 te tielne waert
3713 E. verberndet alte male
3714 doot alsoe
3716 Dat scade w. Brab.
3718 Bisscop
3707 teser sijde
3708 Op dat ghij comen wilt te strijde
3709 Ende latent dan becorten herde
3710 Tusschen ons beiden m. zwerde
3712 Maer vaste hij te velde tiet
3713 E. verberndet altemale
3714 doot
3715 A. dat hij
3716 D. grote scade
3717 tooch
3718 bisscop
3707 de[s]side hs.: deside ook reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73 en Verdam, Middelnederl. Woordenb. 2, 141. De verbetering wordt gesteund door de variant uit de hss. B en C der Brabantsche Yeesten. C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 254, meent, met een beroep op ‘mescien’ voor ‘messcien’, dat deside zou kunnen behouden blijven. Maar de gevallen zijn niet geheel analoog: in ‘mescien’ ligt de klemtoon op de tweede lettergreep, wat de verkorting van de lange s verklaart; in desside ligt de klemtoon op des- en de klinker is kort: dit maakt de dubbele s onmisbaar (verg. b.v. Kern, Klankleer d. Limb. Sermoenen, § 111). 3709 harde in het hs. voluit. 3713 verbar: -bar in het hs. voluit. 3716 Dat [grote] seade was: het bijvoeglijk naamwoord is ingevoegd op grond van Heelu vs. 3043 en in overeenstemming met de varianten uit de hss. B en D der Brabantsche Yeesten. 3717-3723 De naad in het perkament, waarvan reeds bij vss. 3674-3676 gesproken is, loopt ook door de vss. 3717-3721 en deelt die in tweeën, maar zonder den kopiïst te verplichten gedeelten van een zelfde vers van elkander te scheiden. Vss. 3722 en 3723 staan in hun geheel rechts van den
naad, en daardoor binnen de afschrijving der kolom.
-
-
[tekstkritische noot]3719 ende die gr. 3720 v. Lutsenborch en h. waelrave 3721 en m.a. hoech m. 3722 op wert Ga naar margenoot+ voert an 3723 gij voerwaer 3724 ‖ die q.h. te hulpen d. 3723 m. menegen v.m. god weet 3726 H. bi w. si st. ende wreet 3727 om dit crijch varen 3728 binnen ontbreekt. 3729 doen den hertoghe cont was 3730 quam hi selve darwert na das 3731 van B. 3752 en d. al s.l. gebieden
3719 Colene
3720 V. lutsenborch ende waelraven
3721 hooge
3722 voirt
3723 gy voirw.
3726 Hier by wordense st. god weet
3727 om dat op tricht
3728 brabanders bynnen
3729 Doen den h. condt werdt
3730 darwaert
3731 Uut loemelre weert
3732 landt
3719 V. colen ende die g.
3720 V. luchenborch ende h.w.
3721 E.m. hooch man
3722 op nochtan
3723 ‖ ghij voerw. Ga naar margenoot+
3724 nu ontbreekt.
3725 en 3726 ontbreken.
3727 E. wilde doen op tricht v.
3729 Doe dit d.h. cont was
3730 Q. hij selve darwert na das
3731 Met boemelre werde
3732 alle s.l. gebieden
3720 [ ende] her Walrave : het voegwoord is ingevoegd in overeenstemming met Heelu vs. 3086 en met de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten; ‘ her Walrave’ is immers niet de graaf van Luxemburg, maar diens broeder. 3724 hulpen : Lelong's verkeerde lezing *hulpe is reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3730 ward in het hs. voluit. 3731 boemelre warde : Lelong's verkeerde lezing Boemelrewerd is reeds verbeterd door Jonckbloet t.a.p.
-
-
[tekstkritische noot]3733 quam te hem 3734 Doe voeren dandre te witham 3735 doen 3736 te samen 3737 maer si waren d. soe o. 3738 dat si keerden ende lietent staen 3739 maer si voeren s.v. 3740 Lonsies doende asselgieren 3741 maer mijn her Gheraert 3742 van mulinggen die borggrave waert
3734 D. voeren dandere t. wittam
3735 doen
3736 daer af doen
3737 Maer sij w.d. soe o.
3738 D. zijt l.e. voeren s.
3739 weert
Ga naar margenoot+ 3740 ‖ E.w. daer a.
3741 Maer m. heere h. gheraert
3742 V. vmessighe d.b. waert
3733 D.d.s. hij hem q.
3734 D. voeren d. voor w.
3735 doen
3737 Maer sij waren
3738 Dat sij keerden ende lietent staen
3739 Maer sij voeren s.v.
3740 Loensijs doen assailieren
3741 Maer mijn heer geraert
3742 V. mulegē d.b. waert
3738 lieten, hs.: lieten. dus óók met een leesteeken. 3739 Vóór dit vs. in het hs. een rubriceeringteeken, maar blijkbaar ten onrechte. 3741 geraert in het hs. voluit. 3742 Vivellinge hs.: viuellinge zonder streep op de -i- van vi- De naam schijnt hopeloos bedorven; Heelu vs. 3165 heeft Muesiinge ; de drie hss. der Brabantsche Yeesten hebben elk een andere lezing: al vormen echter die, evenals de lezing van ons teksths., palaeographisch verklaarbaar zijn uit *muellinge - borchgrave : borch- in het hs. afgekort tot b'ch-
-
voetnoot3734
-
Witham = Wittem, ten Zuid-Oosten van Maastricht, tusschen Valkenburg en Aken.
-
voetnoot3739
-
Longijs: hetzelfde als Lonsi in vss. 3360, 3631, 3639, 3642, 3794 = Loncin: zie boven bij vs. 3360.
-
voetnoot3741-3742
-
her Geraert van Vivellinge: een naam die tot nog toe nergens werd aangetroffen. Zoogoed als zeker moet er gelezen worden Geraert van Muellinge (zie de noot hierboven). Mullingen is een buurt in de gemeente Oldenbroek, in het Noorden der provincie Gelderland. Of moet men veeleer denken aan het dorp Millingen, ten Oosten van Nijmegen? V. Slichtenhorst, Geldersse Geschiedenissen 2, 104 a heeft: Geeraert Mulligin.
-
-
[tekstkritische noot]3743 jegen die heren 3744 met groter e. 3745 enege 3746 en alse die h.d.v. 3747 darwert soe st. 3748 soe vreeselike 3749 al die heeren 3750 en en dorsten niet den h. sien 3751 valsche Ga naar margenoot+ Bisscop 3752 ‖ die toech 3754 D.v. Lutsenborch quamen
3743 H. doe jeghen a.d. heeren
3744 Viertich d.m. groeter eeren
3745 eenige
3747 darwaert stoutelike
3748 M. eenen h. soe vreeselike
3749 heeren
3750 sij
3751 V. Colene die valssche bisscop
3753 Grave
3754 lutsenborch sij
3743 Hielt dit met groter eeren
3744 .xl. dage jegen alle die heren
3745 enich
3746 Doen d.h.
3747 Tooch hij darwert stoutelike
3748 M. eenen heere so vreeselike
3750 Ende en dorsten opten hertoge niet sien
3751 V. coelen die valsche bisscop
3752 Tooch te w. op
3753 vlaenderen
3754 D.v. lutzenborch quamen
3743: 3744 heren : eren in het hs. voluit. 3744 grote r hs.: groten verbeterd op grond van de eenstemmige lezing van fragment M en de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten. 3745 enige : Lelong's verkeerde lezing * enig is reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3752 te wassenberge : het is wet eigenaardig dat fragment M hier de tegenovergestelde verwisseling heeft van die van het teksths. in vs. 3282.
-
voetnoot3752
-
te Wassenberge: zie boven bij vs. 3265. - De aartsbisschop van Keulen beleende Reinalt van Gelre met het land van Wassenberg en met al de leengoederen van het hertogdom Limburg die van zijn kerk afhingen, bij gelegenheid van het verbond dat hij den 22sten September 1283 met den graaf van Gelre sloot. Te gelijker tijd gaf Reinalt Wassenberg in pand aan den aartsbisschop voor de somme van 8,000 mark Keulsch (zie bij Willems, Heelu's Slag van Woeringen, codex diplomaticus, blz. 417).
-
-
[tekstkritische noot]3743 [Hil]t afschr.: ...c (de vier eerste verzen zijn in het afschrift niet aangevuld). 3747 waert in het afschr. voluit. 3748 here in het afschr. voluit. - vredelike (bij Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73 verkeerdelijk * vredelijke) = wredelike en dus niet te veranderen in * vreselike
-
-
[tekstkritische noot]3756 Die g.v.G. voer in sijn stat 3757 in sijn behout Opschrift: Hoe die hertoge d'lant van Limborch destrueerde. xxxv. 3759 Doen v.d.h. voert w. 3760 en str. Reijniers sale 3761 en 3762 ontbreken.
3755 lymborch
3756 Grave v. Gelre ter nuwer stad
3758 sij
Opschrift: Hoe hertoge Jan voir lymborch lach ende Verbrande allet landt daer omtrent
3759 vorwaert
3760 E. strueirde remerswale
3761 Te w. te sinweke te wilgenru
3756 ter nuwer stat
3757 in sijn behout
3758 sij
Opschrift: ‖ Hoe de hertoge een poengijs vacht voer bl. 56 a. spremont. lxix.
3759 [D]oe v.d.h. voort wale
3760 riemerscale
3761 en 3762 ontbreken.
3756 Die: de D- is in het hs. verbeterd uit een T gevolgd door de linker helft van een o of van een e 3759 hertoge hs.: h'toge Bij het schrijven van het kapittelopschrift is het verkortingsteeken voor -er met robrik overdekt, nl. door de -g- van neuwengrave. Daarom heeft de rubricator, in casu de kopiïst zelve, er een tweede teeken, dit maal met robrik, bij gemaakt. 3760 reimersdale: Lelong's verkeerde lezing * Reíniers dale is reeds verbeterd door Jonckbloet, Verslagen en Berigten 3, 73. 3761 Sineke hs.: siweke verbeterd in overeenstemming met de lezing van Heelu vs. 3302: Sineke De oudste vorm van dezen plaatsnaam is: Sinniche, Sinneche; vandaar: Sinneke en eindelijk: Sinke, Senke. Er is geen enkele vorm bekend, waaruit kon ontstaan * Siweke. Deze lezing van het hs. moet voortkomen uit Sineke in een hs. waarin de -n- onduidelijk geschreven was en tot het kopieeren van een -u- aanleiding gaf, welke -u- door een volgenden kopiïst door een -w- vervangen werd. De lezing Sinweke uit hs. C der Brabantsche Yeesten moet op een analoge wijze ontstaan zijn uit Sinneke. Verg. trouwens tot twee maal toe een dergelijke fout: wessen in plaats van nuesen boven vs. 3402 en beneden vs. 3887. - Wilgenru hs.: wilgen ru
-
voetnoot3756
-
te Nuwer Stat = Nieuwstadt, ten Z.-O. van Maaseik, bij Susteren en Sittard.
|