Die hertoge ontfinc oec siecheit groet,
Dat hi waende sijn bleven doet;
Philips ward coninc na tgone
Alse dit niet lane was gesciet,
Als u hier na sal werden cont.
Nu hord van Limborch vord den gront.
|
-
-
[tekstkritische noot]Opschrift: Die vaert van arragoen xxxij. 3561 dat men 3562 so ontbreekt. 3563 en 3564 ontbreken. 3565 bat die hertoge Berthaude 3566 an hem houde 3567 dien grave wert cont 3568 v. Lutsenborch v. hi op spremont
Opschrift: Hoe hertoge Jan trac in Arragoen ende Dat daer vele van sinen heeren doot bleven
3561 Arragoen
3562 soe
3563 hadde
3564 Jeghen s. valsche weder saken
3565 Heeren w. berthoude
3566 D. hijt landt jeghen h.h.
3567 Grave d. wert
3568 lutsemborch v. hi op tfreppont
Opschrift: Van coninc philips doot in arregon Ende vanden orloge over mase. lxvj.
3561 Die wile men
3562 so ontbreekt.
3563 en 3564 ontbreken.
3565 Bat die hertoge berthoude
3566 D. hij dl. aen h.h.
3567 D.d.d.g. was cont
3568 V. luthenborch v. hij op spremont
c. 49, opschr. De robrik is aan 't afschilferen; de woordjes dat die hebben reeds veel geleden. 3564 wedersaten hs.: weder saten 3565 Heren: Her- in het hs. voluit.
-
voetnoot3061-3062
-
Die wile datmen in Arragoen was: Jan I van Brabant vertrok omstreeks Paschen 1285 (den vijfden Zondag vóór Paschen (18 Februari) was hij nog niet weg, zooals blijkt uit een oorkonde afgedrukt bij Quix, Geschichte der ehemaligen Reichs-Abtei Burtscheid (Aachen 1834), blz. 288), en nog vóór November schijnt hij te Brussel weergekeerd te zijn: zie een brief aldaar gegeven den elfden dier maand bij Van Mieris, Groot Charterboek, dl. I, blz. 463, en Van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland, dl. II, blz. 254, no 579. Verg. de aanteekening bij vs. 1341.
-
voetnoot3567-3568
-
den grave...van Lussenborch: t.w. Hendrik III, die ook beweerde rechten te hebben op het hertogdom Limburg.
-
voetnoot3568
-
Freppont = Fraipont, aan de Vesdre, tusschen Luik en Verviers.
-
-
[tekstkritische noot]3569 en woude 3570 als hi oec dede 3571 maer n.l. en hadt 3572 die hertoghe en want hem ave 3573 en 3574 ontbreken. 3575 dus began w. dat l. 3576 en wert in hanc soe m.h. 3578 van oeseninc toet H.w. 3579 op die m. 3580 die heere van kuec die side
3569 E. wilde w. die C.
3570 Als sij oic daden
3571 Maer n.l. en hadde d.g.
3572 H. Reynier en deedt
3573 D. Gr. mit behendicheden
3574 E. deedt sterker m.m.
3576 Ende ye lane soe m.h.
3579 W. op die m.h. tier t.
3580 D. heere v. kuyc a.d. zijde
3569 En woud w. den c.
3570 So hij dede s. geheel
3571 Maer n.l. en hadt die greve
3572 Die hertoge en want hem weder ave
3573 tot 3576 ontbreken.
3577 Ende alle die mase
3578 Van oezemont t.h.w.
3579 W. op die m. hielt t. tijde
3580 D. heere v. cuicke deen sijde
3572 en hs.: en de voor de hand liggende verbetering wordt bevestigd door de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten. 3574 starker: stark- in het hs. voluit.
-
voetnoot3572
-
Her Reinier, nl. Reinier van Wegeseten (zie boven bij vs. 3351), zooals bij Heelu vs. 2605 voluit staat.
-
voetnoot3578
-
Oesseninc = de Ardennen; zie de aanteekening boven bij vs. 815, en verg. Verdam, Middelnederl. Woordenb. op ‘Oseninc’.
-
voetnoot3580
-
Die here van Kuuc = Jan, heer van Kuik, ridder. Heelu vs. 2631 noemt hem bij zijn naam. - die side: namelijk van den hertog, zooals Heelu vs. 2630 uitdrukkelijk zegt, en door Velthem te kwader ure weggelaten werd.
-
-
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 3581 soe 3584 e. voeren dan in sine stede 3585 Om dit belach hi den Grave 3586 ‖ van Gelre maer d.a. 3588 want hem saen q.t. 3589 Berthout 3590 en 3591 ontbreken. 3592 en die here van Breda stout
3581 Goet dat
3582 zuere
3583 roeven
3584 E. voeret den grave
3586 D. Grave v.g. inder ave
3587 keeren
3588 heere van kuyc
Ga naar margenoot+ 3589 ‖ V. Brab. m. heere Berthout
3590 mombore
3591 Gaesbeke m. heere Arn.
3592 oic heere v. Br.
3582 sure
3583 brand
3584 Ende voret dan in sijn stede
3585 ‖ Om dit belach hij den grave Ga naar margenoot+
3586 Die grave v.g. maer d.a.
3587 Moeste hij keeren
3588 Want hem saen q. toe verlaet
3589 heer berthout
3590 en 3591 ontbreken.
3592 Ende van breda die heere stout
3582 tsure staat in het hs., vanwege de lengte van het vers, boven gelre dus op dezelfde hoogte als vs. 3581, maar met een teeken ter aanwijzing dat het bij vs. 3582 behoort. 3590 monbor in het hs. voluit; Lelong's verkeerde lezing * Mombre is reeds naar het hs. verbeterd door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 252.
-
voetnoot3584
-
ten Grave = naar ‘de Graaf’, zooals het stadje Grave, aan de Maas, aan de noordelijke grens van Noord-Brabant, nog steeds door het volk genoemd wordt. - in sine stede: volgens Heelu vss. 2635-2637 zou de Graaf een stichting van Jan van Kuik geweest zijn.
-
voetnoot3590-3591
-
van Gasebeke her Arnout...here van Breda: Arnoud van Leuven, heer van Breda.
-
-
[tekstkritische noot]3593 m. sinen roten 3594 daer wert her T. gescoten 3595 die beste r. die daer w. 3596 in tsgraven here 3597 deser stride was vele en genoech 3598 het soude u duncken ongevoech 3599 diet al wilde doen bekinnen 3600 die hertoge die oec hier binnen
3593 Doe k. die Gr. m. sinen r.
3594 Maer d.w.h.t. doot g.
3595 D.b.R. dier een w.
3596 Ints g. here
3597 tot 3600 ontbreken.
3593 met sinen roten
3594 Daer wert her tielman doot gescoten
3595 D.b.R. een die was
3596 Aen sgraven sijde verstaet my das
3597 Deser strijde was veel ende genoech
3598 Het soud u duncken ongevoech
3599 Diet al woude doen bekinnen
3600 Die hertoge hier en binnen
3594 daer in het hs. voluit. 3596 heer in het hs. voluit. 3597-3601 Dat in ons teksths. iets overgeslagen is, blijkt uit de rijmen. Aangezien de drie hss. der Brabantsche Yeesten niet eenstemmig zijn in 't aanvullen der leemte, kan men een oogenblik in twijfel verkeeren of er maar één, dan wel verscheidene verzen ontbreken. Hs. C heeft een vers meer dan het Leidsche hs.; maar dit vers heeft een assonance, geen rijm, en past daarenboven niet al te best in den samenhang. Daarentegen bevatten de hss. B en D vijf verzen meer, waarvan de drie eerste dezelfde gedachten behelzen als Heelu vss. 2674-2679, de twee overige in den samenhang voortreffelijk passen en alle onmiskenbaar den stempel dragen van Velthem's woordenschat en stijl, terwijl het laatste goed rijmt met dat, hetwelk in het Leidsche hs. zijn wedergade mist. Men kan dus redelijkerwijze niet twijfelen, of de hss. B en D der Brabantsche Yeesten hebben den oorspronkelijken tekst van Velthem bewaard, natuurlijk afgezien van spelling en kleine tekstverschillen. Het ééne vers in hs. C der Yeesten moet afkomstig zijn van een kopiist die een voorbeeld had waarin, zooals in 't Leidsche hs., de leemte reeds bestond en die deze op zijne wijze heeft aangevuld, evenals dit blijkbaar boven met vs. 3554 is geschied. Op grond van deze redeneering zijn deze verzen 3597-3601 hier ingelascht.
-
voetnoot3593
- Het kwam niet tot een strijd: verg. Heelu vss. 2656-2662.
-
voetnoot3594
-
her Tielman, bij Heelu vs. 2665: Her Tielman van Scinne (thans: Schinnen, in Nederlandsch-Limburg, ten Zuid-Oosten van Sittard). Heelu voegt er bij, dat Tielman van Schinnen van binnen uutwert, van uit de stad, werd doodgeschoten. Zie verder over dezen ridder Willems op Heelu vs. 2665.
-
-
[tekstkritische noot]3601 van arragoen weder quam 3603 stoot 3604 doot 3605 heinric v. gaesbeke 3607 en h.L.v. Boutersem 3609 tot 3612 ontbreken.
3601 Die hertoge was in Arragoe dan
3604 heeren doot
3605 H. henric v. Gaesbeke bleeff d.
3607 Boutersem
3609 bossche oic
3611 pinkaert
3612 henric v. Rinsaert
3601 Van arragoen weder quam
3602 Daer hij grote scade nam
3603 stoot
3604 B.d. veel heren doot
3605 gaesbeec
3607 boutersem
3609 tot 3612 ontbreken.
3606 rotselaer in het hs. voluit. 3608 her en hem in het hs. voluit. 3610 herman in het hs. voluit. 3611 versene her pinkard: alles in het hs. voluit. 3612 Heinric Ri[n]saerd hs.: heinrixisaerd voluit; verbeterd naar de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten, waardoor die van het teksths. palaeographisch verklaarbaar wordt: de -x- is blijkbaar ontstaan uit dicht opeenstaande cr en het verkortingstreepje boven de -i- is in de pen gebleven.
-
voetnoot3605
-
Heinrijc van Gasebeke. Zie de aanteekening bij I, vs. 2849.
-
voetnoot3607
-
Lonijs van Boutersheem: zie boven bij vs. 3495.
-
voetnoot3608
-
Van Wavere her Jan, bij Heelu vs. 2693: Jan vanden Wale van Wavere. In een stuk van den 9den Februari 1292 wordt hij genoemd ‘Jehans, chevaliers, jadis sires de Wavre’ (zie Jan de Klerk, Brabantsche Yeesten, ed. Willems, Codex diplomaticus, blz. 679).
-
voetnoot3609
-
vanden Bosche...her Jan: het is niet mogelijk met eenige zekerheid uit te maken, tot welk geslacht deze ridder behoorde.
-
voetnoot3610
-
van Brustene her Herman = Herman van Brusthem (het bekende stadje ten Zuid-Oosten van Sint-Truien).
-
voetnoot3611
-
van Versene her Pinkard: Pinkard van Fresin, die in 1292 o.a. tegenwoordig was bij de blijde inkomst van Willem van Avesnes te Kamerijk (zie Van Mieris, Groot Charterb., dl. I, blz. 549b); wellicht dezelfde, of althans een voorvader van Pincart van Berlo, heer van Fresin, vermeld bij Hemricourt, Miroir des nobles de Hesbaye, éd. Jalheau, blz. 145, noot (i). - Versene = Fresin, in de provincie Limburg, ten Zuiden van Sint-Truien.
-
voetnoot3612
-
Heinric Rinsaerd. Het blijkt niet, wie met dezen naam, die bij Jan van Heelu niet voorkomt, bedoeld wordt.
-
-
[tekstkritische noot]3613 ontfine daer siecheit groot (afschrift: g't) 3614 datti w. bliven doot 3615 maer als god w. 3616 vrankerike 3617 doot 3618 wert 3619 tot 3622 ontbreken.
3613 oic ziecheit groot
3614 doot
3615 Maer
3616 D. Con. v. vranckerike
3617 doot
3618 P. wert Con. ende na tgone
3619 Als d.n. lange w. geschiet
3620 zwaer
3621 worden condt
3622 ontbreekt.
3613 Ende die hertoge ontfinc siecheit groot
3614 D. hij w. bliven doot
3615 Daer so god w. hij b.
3616 D.c.v.v. al daer nam
3617 Die doot mede,
3618 P. wert con. na tgone
3619 tot 3622 ontbreken.
3613 hertoge in het hs. voluit. 3618-3620 Letong's foutieve interpunctie is reeds verbeterd in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 252 door C. van de Water, die daarenboven vss. 3619 en 3620 wil omzetten. Maar dat is niet noodig. Velthem kán niet bedoelen: ‘daarna werd koning zijn zoon Philips IV, die zware rampen over Vlaanderen bracht, niet lang nadat hetgeen verteld is, was gebeurd’, zooals C. van de Water meent. Immers, we zijn pas aan het eind van 't jaar 1285; er moeten nog haast vijftien jaren verloopen voor de strijd met Vlaanderen uitbreekt, en zelfs Velthem zou dat geen korten tijd achten. Neen, Velthem bedoelt: zijn zoon Philips (IV) werd koning niet lang nadat dit alles geschied was. Want Philips III stierf niet in Spanje, op de ‘vaert’, zooals de opgenoemde ridders, maar in Frankrijk, op de terugreis: zie de aanteekening hieronder.
-
voetnoot3620-3621
- Velthem zinspeelt op de gebeurtenissen die hij zal verhalen in zijn vierde boek.
|