Dit secgen ward also versmord,
Dattie grave niet brachte vord
Alse gi hier nu selt verstaen.
|
-
voetnoot3282
-
Valkenborch, tegenwoordig in Hollandsch-Limburg (Fr. Fauquemont), ten N.-O. van Maastricht. Het stadje Valkenburg wordt reeds in 1041 vermeld; in de middeleeuwen had het zeven poorten en een overoud slot op een berg. Waarschijnlijk wordt dit slot door Velthem bedoeld in de volgende verzen.
-
-
[tekstkritische noot]3283 daer ontbreekt. 3284 wien 3285 Dijamel hiet d.c. 3288 ende al d. tusschen den rijn en Aken 3289 en som van dander side den rine 3290 quame opten hertoge in scine 3291 alsic 3292 Morlepas ende wetlam
[C]
3283 eenen torre
3284 Dien wan hi
3285 Junale soe h. desen Casteel
3286 D. vernam
3287 Dese heeren s. wedersake
3288 tusschen t.e. Aken
3289 W. mede totten rijne
3290 Q. tote lymborch in schine
3291 alleene als ic v.
3292 Molrepas ende die v. witham
[D]
3283 E.h. eenen torre b.
3284 Die hij
3285 Limael hiet desen c.
3287 sijn
3288 Ende alle die tusschen den rijn e. aken
3289 Ende som van bander sijde den rijn
3290 opten hartoge in scijn
3291 so ic v.
3292 ‖ Molrepas ende witham Ga naar margenoot+
verbeterd door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 248. - waen staat in het hs., vanwege de lengte van het vers, boven sonder dus op dezelfde hoogte als het voorgaande vers, maar met een aanwijzing dat het bij vs. 3282 behoort, en met een punt er achter om het te scheiden van het op dezelfde hoogte staande vers van de volgende kolom. 3287 wedersaken hs.: weder saken 3292 Moelrepas : C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 248 wil lezen * Molrepas omdat Heelu vs. 1678 dien vorm heeft; maar dat is natuurlijk een overbodige verandering. - Wi tham hs.: wicham zonder eenigen twijfel. Verbeterd, ook reeds door C. van de Water t.a.p., in overeenstemming met Heelu vs. 1679 en met de lezing der varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten.
-
voetnoot3292
-
Moelrepas: zie boven bij vs. 3245. - Witham = Wittem, ten Z.-O. van Maastricht. Met die van Witham bedoelt Velthem waarschijnlijk Herman van Withem, dien hij beneden in cap. 54 vermeldt.
-
-
[tekstkritische noot]3293 d. die h. dit v. 3294 t. hi over m.o. 3295 in dlant v.l. toet gulpe 3296 hulpe 3297 v. ludeke d. Bisscop j. 3298 en die lant grave een e.m. 3299 heinric van hessen 3300 h.b.d. met hem s. 3301 w. hi q. daer onv. 3302 haddi
[C]
3294 voirt
3295 landt v. lymborch
3296 zwagher
Ga naar margenoot+ 3297 ‖ V. Ludic die Bisscop Jan
3298 landgrave een e.m.
3299 henric van nessen
3300 maer hem s.
3302 hadde
[D]
3293 D. die h. dit v.
3294 T. hij over m.o.
3295 gulick tote gulpen
3296 zwager
3297 V. ludiek d. bisscop j.
3298 Ende een grave een e.m.
3299 D.h. oom heinrijc v. hessen
3300 Hine bracht maer h.s.
3301 Want hij daer quam al o.
3302 had hij te d.
3299 Hessen hs.: vessen wat niet bestaat; verbeterd, ook reeds door C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal.- en Letterk. 9, 248, in overeenstemming met Heelu vs. 1691 en met de lezing van de varianten uit de hss. B en D der Brabantsche Yeesten. 3300 mar hs.: m̓ Lelong's verkeerde lezing * mere is reeds verbeterd door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 248. 3301 onversien in het hs. voluit.
-
voetnoot3295
-
Gulpen, ten O. van Maastricht, aan de beek de Gulp, die in de Geul valt. Het dorp wordt doorsneden door den weg van Aken naar Maastricht.
-
voetnoot3296-3297
-
sijn swager ... Van Ludike die biscop Jan: Jan van Vlaanderen, bisschop van Luik, sloot een verbond met Jan I van Brabant vóór den 20sten October 1283 (zie bij Willems, Heelu's Slag van Woeringen, Codex diplomaticus, blz. 422).
-
voetnoot3298-3299
-
Entie lantgrave... Des hertogen oem, Heynrijc van Hessen. Hendrik I van Hessen (geboren in 1245; gestorven in 1308) was niet de oom, maar de neef van Jan I van Brabant: hij was de zoon van Sophia van Thüringen en van Hendrik II, hertog van Brabant; zie, voor de rol welke hij in de Limburgsche successie-oorlogen gespeeld heeft, Butkens, Trophées du Brabant, I, p. 584, en Willems, Heelu's Slag van Woeringen, Codex diplomaticus, blz. 434.
-
-
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 3303 groot no clene 3305 ‖ = tekst. 3306 daer verbeide al den heren 3307 ene sconen moede 3308 e.w. den hertoge 3310 maer doen sine sagen soe w. st. 3311 die Brabanters in een ghesteken 3313 ende en dorsten vorwaert c.n. 3314 duchten 3315 om d.d. dat daer leden 3316 minderbroeders die tusschen reden
[C]
3303 groot ende cleene
3304 alleene
3305 eeren
3306 verbeyde a. die heeren
3307 eenen
3308 den hertoge
3310 Maer doen syen s. zo wijchghier st.
3311 Brabanders
3312 sij
3313 Want sij duchten haer verdriet
3314 Tbeste docht hen datment achter liet
3315 tusschen
3316 Minderbroederen d. tusschen beeden
[D]
3303 en 3304 ontbreken.
3305 D. hij n.m.g. eeren
3306 Verbeide al der groter heeren
3308 Ende waenden den h.
3309 ondergedaen
3310 Maer doen sine s. so wijt gestaen
3311 Die b. in een g.
3312 sij
3313 E. en dorsten voerwaert c.n.
3314 sij duchten
3315 O. dat d.d. tusschen r.
3316 Minderbrueders diet wilden vreden
3303 groet in het hs. voluit. 3305 : 3306 eren : heren in het hs. voluit. 3308 [ den] hertoge : het lidwoord is ook reeds ingevoegd door C. van de Water: zie het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 249; ook de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten hebben het. 3310 wijchgier hs.: wijch gier 3316 Minderbroeder hs.: Minder broeder
-
-
[tekstkritische noot]3317 te paijse hebben si gesproken 3318 dat daer d.s. doen wert gebroken 3319 maer die ghenoten v.B. 3320 dat men 3321 wederhilt men se met crachte 3322 eer dat men se te paijse b. 3323 toet dat die s. 3324 dat daer die strijt niet was te br. 3325 hertoghe 3326 soe 3327 dat hem als ic 3328 Bisscop v.C. wasser c. 3329 v.G.v. Gulke v. Cleve m. 3330 Tijb. ende Loreine
3317 soe
3318 Daer den st. mede werdt te b.
3319 Maer die gemeynte v. Brab.
3320 raidt
3321 Soe moest m.w. dair m.c.
3322 dair te pointe
3323 T. dat die zoene
3324 D. werdt d. oirloge
3325 groot eere
3326 jeghen h.w. so m. heere
3327 Met hem als ict
3228 D. Bisscop v. Colene wasser c.
3329 V. Gelre v. Cleve v. guylke
3330 Loreyne
3317 So dat sij te peise hebben gesproken
3318 Ende dat strijden hebben gebroken
3319 Maer
3321 Wederhieldmense met crachte
3322 Eer datmense te pointe b.
3323 en 3324 ontbreken.
3325 hartoge e. groot eere
3326 heere
3327 Met heren die ic u sal n.
3328 D. bisscop v. colen was comen
3329 V.g. van gulick van cleve m.
3330 Tibaut v. loreine
3321 weren: wer- in het hs. voluit.
-
voetnoot3328
-
Die biscop van Coelne = Siegfried van Westerburg; zie boven bij vs. 3263.
-
voetnoot3329
-
Van Gelre = Reinalt I van Gelre. - van Cleve: De graaf van Kleef heette Diederik en was de schoonbroeder van Reinalt I van Gelderland. - van Guulke = Gulik. De graaf van Gulik was Gerard, heer van Kaster, zoon van Willem.
-
voetnoot3330
-
Tybaut van Lorein = Tibaut van Lotharingen, zoon van den hertog van Lotharingen, heer van Rumigny (in Frankrijk, departement der Ardennes, ten Z.-W. van Rocroy) en Florennes.
-
-
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 3331 van Hassen v. spanen v. nubaren 3332 v. Salme valkenborch twaren 3333 ‖ Dese waren comen d. te w. 3334 m. menegen m.d. ic af serive 3335 E.h. die paijs was g. 3336 coste daer luttel iemen v. 3337 maer 3338 datti s. gheven 3340 elken tsine in b.s.
3331 V. Nassou v. spahem v. nevenaren
3332 V.s.v. salmen
3333 wighe
3334 Maer m.m. dair ic af zwige
3335 soene wart
3336 my niemant
3337 Maer op den Grave w. sij bl.
3338 dat hijt s. gheven
3340 beyden zijden
3331 Van sassen van spanem van nuvaren
3332 Van salmen valkenborch mede waren
3333 Dees waren daer comen te wige
3335 E.h. die pais was gedaen
3336 Conste daer luttel yemant v.
3337 Maer op den g.
3338 V. vlaenderen d. hij s.g.
3339 strijden
3340 sijden
3331 Spa[ n]hem hs.: spahem gevolgd door een leesteeken, t.w. een punt. Verbeterd, ook reeds door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 248, in overeenstemming met Heelu vs. 1773 en met de lezing van de varianten uit de hss. B en D der Brabantsche Yeesten. - Newenaren hs: uewenaren verbeterd in overeenstemming met de lezing van Heelu vs. 1773 en van de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten. 3332 Sal men bs.: salm verbeterd, ook reeds door C. van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 248, in overeenstemming met Heelu vs. 1774 en met de lezing van de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten.
-
voetnoot3331
-
Van Assou: Walram en Otto, zonen van Hendrik II den Rijke; verg. beneden, derde boek, vs. 1052: Van Nassouwe beide die graven. - Spanhem = Sponheim, tusschen de Moezel en de Nahe. - Newenaren = Nieuwenaar (Hoogduitseh: Neuenahr). Walram van Neuenahr wordt vermeld in 1288 (Kremer, Akadem. Beiträge z. Gulch. u. Bergischen Gesch., III, Urk. blz. 190).
-
voetnoot3332
-
Van Solmese = Solms, het naar een bijrivier van de Lahn genoemde, graaflijke geslacht. Misschien wordt hier bedoeld Hendrik II van Solms. - van Salmen. Het aloude geslacht, dat naar de burg Salm (thans de ruine Viel-Salm) in den noordoostelijken hoek der provincie Luxemburg, genoemd is. Waarschijnlijk wordt hier bedoeld Willem, graaf van Salm.
-
-
[tekstkritische noot]3341 d. seggen bleef alsoe versmoert 3342 niene brachte voert 3343 ende die twist q.w.s. 3344 als ghi h. na s.v. Opschrift: Hoe hi voer Rode voer. xxix. 3345 H. Coensnablie wert d. 3346 die toet hem ghene onmate 3347 en hadde 3348 maer nu reet hi s.w.
3341 D. seggen wert alsoe versmoirt
3342 Dat die g.n. en bracht voirt
3343 Ende die veede
3344 Als ghi nu hier sult v.
Opschrift: Hoe hertoge Jan sant dien van tricht hulpe tegen walraven vander Roitsen.
Ga naar margenoot+ 3345 ‖ Eer coene snabble
3346 Te lymborch die grave onmate
3348 Ende inden daelhem
3341 Dit seggen bleef so versmort
3342 ‖ Dats die g. niet en bracht voort Ga naar margenoot+
3343 Dies quam die veede
3344 Als ghij nu sult v.
Opschrift: ‖ Hoe hertoge Jan voer rode lach. lx. Ga naar margenoot+
3345 [ H]er coensnable wart d.
3346 Die tot heer geen onmate
3347 Opten hertoge en had g.
3348 Maer nu reet hij sonder w.
c. 46, opschr. Swabbe hs.: suabbe zie verder de volgende noot. 3345 Her in het hs. voluit. - swabble : de ( lange) s- is verbeterd uit een andere letter, blijkbaar uit een b- waarvan de schacht is uitgekrast, en wat van het oog overbleef onder- en bovenaan bijgewerkt. Heelu vs. 1821 heeft ‘Snabbe’, en C. van de Water ( Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 249) wil dan ook bij Velthem aldus lezen; maar het lijkt mij geraden, aan de lezing van het teksths. niet te tornen: ook in boek III, vs. 1069 staat swabbe en A van Slichtenhorst, Geldersse Geschiedenissen 2, 202 b ( ao 1654) heeft evenzeer ‘Cuno Swabbe’; aan den anderen kant hebben de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten: snable en dergelijke, terwijl de bijnaam in geen oorkonde schijnt aangetroffen te zijn. Het kan natuurlijk, dat Heelu den juisten vorm heeft, maar ‘snabbe’ kan ook ontstaan zijn uit de schrijfwijze suabbe, zooals in het opschrift van dit hoofdstuk 46 en beneden in vs. 3633. 3347 hadde : de h- is verbeterd uit een andere letter, waarschijnlijk uit een n, die onder en boven den regel bijgewerkt is.
|