Na alle gescienesse, sonder gevecht.
Oft na vonnes des coninc echt.
3275[regelnummer]
Dit bleef staende tusscen [hem] tween.
Dat des ne volgede haer negeen.
Ende wilde hem des nember volgen.
|
-
-
[tekstkritische noot]Varianten uit de hss. C en D der Brabantsche Yeesten.
C
Opschrift: Hoe die Grave vanden Berge opdroech Hertogen Janne dlant van lymborch
3213 is
3214 vranckrike - daer ontbreekt.
3215 Soe b. een oirloge groot
3216 Tusschen den h. ende die genoot
3217 lymborch w. ontkeeren
3218 Vijf j. twisten d. heeren
3219 seggen by
3220 des geh.
3221 Gravinne
3222 V. Gelre d.d.w. tshertogen
D
Opschrift: Hoe deerste hertog Jan int lant van lymborch trac. Iviij.
3213 dat es
3215 Tusschen den hertoge ende die genoote
3216 ‖ Dat hem harde seere verdroot Ga naar margenoot+
3217 wilde
3218 .V. jaer twisten
3219 Ende sal u seggen dese dingen
3220 G. die w. dit g.
3221 Die alle dinc heeft voer ogen
3222 Die dochter was tsertogen
3213 waer in het hs. voluit. 3215 groet in het hs. voluit. 3218 iaer in het hs. voluit.
-
voetnoot3215
-
So began .i. orloge: deze oorlog begon na 1282, in welk jaar Irmingardis, hertogin van Limburg, gestorven was.
-
voetnoot3216
-
Tusseen dien hertoge: nl. hertog Jan I van Brabant (1267-1294).
-
voetnoot3220
- Met dit vers begint weder Velthem's doorloopende bekorting van Jan van Heelu's kronijk van den slag van Woeringen, vs. 1452, waarover zie in den breede de inleiding.
-
voetnoot3221
- vlgg. (die) gravinne van Gelre enz.: Irmingardis, hertogin van Limburg, dochter van Walram IV, getrouwd met Reinalt I van Gelre.
-
-
[tekstkritische noot][C]
3223 V. lymborch s. oyr sterff
3224 E. naiste dair aff als bederff
3225 Wilde
3228 D. geboertich was doen ave
3229 Maer die Grave w. bynnen
3230 ende en woude
3231 verstont
3232 Ontboot hi d.h.v. Brabant
3233 dair op sijn recht
3234 lymborch
[D]
3224 Ende die naeste d. af gearl
3225 Woudi comen tsinen goede
3226 Als die naeste van haren bloede
3227 en 3228 ontbreken.
3229 ‖ Maer die gr. was daer b. Ga naar margenoot+
3230 V.g. dies hem niet en woude kinnen
3231 Doen dit verstont die greve te hant
3232 Ontboot hij
3233 E. vercocht hem sijn recht
3234 land
3223: 3224 starf : bedarf in het hs. voluit. 3225: 3226 geherve : bederve in het hs. voluit. 3232 ontboet [ hi] den hertoge : het pronomen is ook reeds ingevoegd door C. van de Water. Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 247, op grond van Heelu vss. 1488 vlgg. Dit is in overeenstemming met de varianten uit de hss. C en D der Brabantsche Yeesten.
-
voetnoot3227
-
vanden Berge die grave = Adolf, graaf van Berg.
-
voetnoot3233-3240
- Den 21sten Mei 1282 verzocht Adolf van Berg den Roomsch-Koning Rodolf van Habsburg, het hertogdom Limburg, alsmede de andere goederen die aan den overleden hertog Walram IV, zijn oom, en aan diens dochter Irmingardis toebehoord hadden, en waarop hij, graaf van Berg, als hun beider naaste bloedverwant nu recht had, wel te willen verleenen aan Jan I, hertog van Lotharingen en Brabant; denzelfden dag zond hij nog een anderen brief met hetzelfde verzoek aan vorsten, wier naam niet vermeld wordt (De Ram, Dynteri Chronicon Brabantiae, II, blz. 439). Den 3den Oogst 1283 vraagt Adolf van Berg den hertog van Brabant, hem te bevestigen in het bezit van 't leengoed Limburg, en den 13den September daaraanvolgende bericht hij aan ‘die van Limburg’, dat hij zijn rechten op dit hertogdom aan Jan I van Brabant heeft overgedragen, tevens verzoekende, dat zij dezen als hun heer zouden erkennen. Zie Willems, Heelu's Slag van Woeringen, Codex Diplomaticus, pp. 414 en 416; Sloet, Oorkondenboek der Graafschappen Gelre en Zutfen, no 1069.
-
-
[tekstkritische noot]Varianten uit het afschrift van hs. B der Brabantsche Yeesten.
Ga naar margenoot+ 3243 ‖ daer na doen quam met sinen here 3244 die hertoghe Jan doen seide hem were 3245 en 3246 ontbreken.
[C]
3236 D. werdt gevorweert e. gescreven
3237 E. soe vaste oic onder knocht
3238 soe toebrocht
3239 D. niemant en mochte aff q.
3240 wilde
3241 werdt soe
3242 Dat die h.
3243 landt v. lymborch
3244 Die stavedriessche n. harer w.
3245 oic
[D]
3235 tot 3240 ontbreken.
3241 wert
3242 Dat die h.
3243 heere
3244 Ende hem ooc seyde ene meere
3245 en 3246 ontbreken.
3237 onderenocht hs.: onder cnocht ( veeleer enotht) 3244 were in het hs. voluit. 3245 Molrepas hs.: molre pas 3246 hertoge in het hs. voluit.
-
voetnoot3238
- Jan's zoon, Godfried, zou trouwen met Margaretha, dochter van Adolf's broeder.
-
voetnoot3244
-
Scavedriesce, een familie die vermaagschapt was met die van Witthem. Zie Hemricourt, Miroir des nobles de Hesbaye, ed. Jalheau, p. 237.
-
voetnoot3245
-
Her Molrepus: zie over het geslacht Molrepas de aanteekening bij I, vs. 3413. Een Hendrik van Mulrepas wordt vermeld in akten uit de jaren 1289 (Ennen und Eckertz, Quellen zur Gesch. der Stadt Köln, III, blz. 292) en 1290 (Butkens, Troph. du Brab., I, preuves, blz. 127).
-
-
[tekstkritische noot]3247 Her molrepas wilde hi bestaen 3248 dlant soude hem sciere in hant gaen 3249 e. somen worden si sine m. 3250 aldus dorloge began 3251 dit geduerde 3252 eert volinde wet voer w. 3253 d.q.d.h. in dat l. 3254 en stichte roef ende brant 3255 als een rechter e. een heere 3256 D. beniden alle sere 3257 tusschen 3258 ende swoeren alle 3259 selen weren 3260 haren h.e. deren
[C]
3247 landt
3248 M. strijde het soude in handt g.
Ga naar margenoot+ 3249 ‖ oic
3250 yerst
3251 vijff
3252 E. sij geeyndt wert voir w.
3253 yerst int landt
3254 lymborch
3255 Als r.e. als heere
3256 D. benijdde hem allen zeere
3257 D. heeren tusschen m.e. rijn
3258 swoeren
3259 D. sij d.h. sullen d.
3260 Mit alle harer h.
[D]
3247 Her molrepas wildy verstaen
3248 Dlant soud sciere in hant gaen
3249 Ende som worden sij sine man
3250 Dus dorloge ierst began
3251 Dat duerde .v. jaer
3252 Eert voleinde wet voer waer
3253 D.q.d.h. daer int I.
3254 Ende stichte roof ende brant
3255 Als een rechtere ende een beere
3256 Dit benijden alle zeere
3257 tusschen der masen ende den rijn
3258 Ende zwoeren alle diere sijn
3259 D. sij d.h. sullen deeren
3260 M. alle haerre hulpen ende weeren
3248 [ t]soude : het pronomen is ook reeds ingevoegd door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 1, 1100 en C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 2, 248. De emendatie wordt bevestigd door de lezing der varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten. 3250 werringe in het hs. voluit. 3251 daer in het hs. voluit. 3255: 3258 here : sere in het hs. voluit. 3259: 3260 deren : weren in het hs. voluit. 3260 hare in het hs. voluit.
-
-
[tekstkritische noot]3261 en 3262 ontbreken. 3265 D. Bisschop v.C. wasser een 3264 voren 3266 dat hem die grave van Geldre gaf 3267 tot 3274 ontbreken.
[C]
3262 heeren
3263 D. Bisscop v. Colene wasser een
3264 voren m.h. scheen
3265 ghinc hijs h. aff
3266 gaff
3267 V. Gelre oic
3268 lymborch niet en wilde
3269 tshertogen
3270 E. na sine macht oic n.
3271 Hier omme boot h.
3272 effeningen
[D]
3261 en 3262 ontbreken.
3265 D. bisscop v. colen wasser een
3264 voren
3266 Dat hem die greve van gelre gaf
3267 tot 3274 ontbreken.
3271 omboet in het hs. voluit.
-
voetnoot3263-3264
-
Die biscop van Coelne = Siegfried van Westerburg, aartsbisschop van Keulen (1262-1297). Zie de aanteekeningen bij boek I, vss. 3427 en 3440-3447. Den 17den December 1282 hadden Jan I en Siegfried van Westerburg een nieuw verbond gesloten: zie het verdrag in Willems' uitgave van Heelu's Slag van Woeringen, Codex diplomaticus, blz. 411.
-
voetnoot3265
-
Wassenberg, stadje gelegen aan de Roer, in het regeeringsdistrict Aken, tusschen Gulik en Roermond.
-
voetnoot3270
-
Ende na sijn maech. Jan I van Brabant was de kleinzoon van Hendrik II van Brabant, zoon van Hendrik I; Reinalt I van Gelre was de kleinzoon van Margaretha van Brabant, dochter van Hendrik I. Jan I en Reinalt I van Gelre waren derhalve neven in den zesden graad, en, naar middeleeuwsche opvatting, nauwe bloedverwanten.
-
-
[tekstkritische noot]3275 d.b. dus staende tussche hem t. 3276 dats en wilde hare gheen 3277 den hertoge wilde den coep laten 3278 a) maer met crachte ende met onmaten b) onthilden si hem sijn rechte goet c) dies was hem wee in sijnen moet Opschrift: ‖ Hoe d'eerste Hertoge Jan valkenborch belach. xxviij. 3279 Nu d. Ga naar margenoot+ d.h. gereiden 3281 over die mase 3282 in dlant van valckenborch
[C]
3273 gesciedenisse
3274 Ofte na vonnisse d. Conincx echt
3275 D. bleeff st. tusschen t.
3276 Dats en volghde harer gheen
3277 werdt
3278 nemmeer
Opschrift: Hoe hertoge Jan trac voir Junale Ende dair wert den pays gemaect
3279 gereyden
3280 T. ende voer sonder beyden
3282 Int landt van valkenborch
[D]
3275 D.b. dus staende tusschen hem tween
3276 Dat en wilde haerre geen
3277 Dat die hertoge wilde den torre platen
3278 a) Maer met crachten ende met onmaten
b) Onthielden sij hem sijn rechte goet
c) Dies was hem wee in sinen moet
Opschrift: ‖ Hoe die hertoge te gulpen opden berch Ga naar margenoot+ sijn vyande verbeyde met machte. lix.
3279 [ N]u d.d.h. gereiden
3280 beyden
3281 E. tooch o. die m.s.
3282 ‖ Int lant van valkenborch Ga naar margenoot+
3275 tusscen [ hem] tween : in overeenstemming met Heelu vs. 1621 en met de varianten uit de hss. B en D der Brab. Yeesten. 3282 Va lkenborch hs.: wassenborch voluit. Heelu vs. 1643 en de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten hebben hier eenstemmig Valkenborch. Ook reeds
|