In staden, dat haer yet bescoet,
3000[regelnummer]
Want die dief daer jegen scoet,
Her Pirs, ende seide sonder waen
Dus ward die vrouwe gesint sciere
In enen casteel, met ere cameriere.
3005[regelnummer]
Dit ward den hertoge ontboden thant
Van siere suster tot in Brabant,
Diet gerne souden hulpen weren.
Doen dit die hertoge heeft verstaen,
3010[regelnummer]
Ontboet hi siere ridders saen
Ende dede hem sinen wille weten.
| |
Doen hi [dit] gemaect had in roere
Ane sine liede, hine voer vore,
3015[regelnummer]
Ende wilde na niemen beiden daer,
Alse gi horen selt vor waer.
|
-
-
[tekstkritische noot]Varianten uit het afschrift van hs. B der Brabantsche Yeesten.
Opschrift: ‖ Hoe coninc Philips tsertogen sustre te wive nam. xxiiij. 2963 In der Jans t. 2964 Was Ga naar margenoot+ een huwelic g. 2965 Tusschen P.v. Vrankerike 2966 tsertogen 2968 huwelic 2969 Soe dat si kindere h. te samen 2970 Doen si voer die stucken quame
Varianten uit de hss. C en D der Brabantsche Yeesten.
C
Ga naar margenoot+ Opschrift: Hoe Piers des Conincs kijnder vergaf Ende seide dat de Coninginne gedaen hadde
2964 Soe w. een huwelic
2965 Tusschen philips v. vranckerike
2966 E. tshertogen zuster des gelike
2967 Coninc wedewere
2968 D. huwelic quam
2969 Soe dat zij
2970 Doen sij voir die stucken q.
D
Opschrift: Hoe coninc philips te huwelijc nam Ga naar margenoot+ tshertogen suster van brabant ende hoe sij beclapt wart. liij.
2963 [ I]n d. tijden
2964 een huwelijc
2965 Tusschen philips
2966 ‖ E. tsertogen s. dier g. Ga naar margenoot+
2967 wedeware
2968 Dit h.
2969 Dat sij kijnder
2970 voort die stucken
2966 shertogen in het hs. voluit. 2967 weduwere in het hs. voluit.
-
voetnoot+
- Cap. 40. Dit en de twee volgende hoofdstukken heeft J.F. Willems naar Lelong's uitgave overgedrukt achter zijn Maria van Braband (Antwerpen, 1828; ook verschenen, maar zonder de bijlagen, in den Belgischen Muzen-Almanak 1829, blz. 149 vlgg.); daarbij heeft hij eenige varianten uit het thans verloren handschrift B der Brabantsche Yeesten medegedeeld.
-
voetnoot2963-2967
- Philips III de Stoute, weduwnaar van Isabella van Arragon, hertrouwde in 1275 met Maria, zuster van Jan I van Brabant.
-
-
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 2971 Her piers was des conincx r. 2972 seit 2973 ‖ Datti m.d. conincx w. 2974 was in heijmeliken bedrive 2975 seggict 2976 waest dat ment 2977 hi begroete oec an die vrouwe 2978 van minnen op rechte trouwe 2979 Maer het hadde haer harde ontwert 2980 Om dat d. piers sinen aert 2981 conincx 2982 en l. den coninc verstaen
[C]
2971 Piers d.w. des Conincx raidt
2972 Daermen
2973 des Conincs wive
2974 H. te doene als m.m.w.
2975 N. en seggic u o.w.
2976 Al waest
2977 Hi begroet oic
2978 D. sij h. wair
2979 Maer het hadde haer herde onweert
2980 O.d. soe d. piers s. aert
2981 E. vergaff d. Conincs kijnder
2982 Con. ghinder
[D]
2971 Ende een piers was d conincs r.
2972 Daermen
2973 D. hij m.d. conincs w.
2974 Was in heimeliken bedrive
2975 seggict
2976 waest
2977 ‖ Hij vervolchde ooc aen d.v. Ga naar margenoot+
2978 Van minnen op gerechter trouwen
2979 Maer het hadde haer onwaert
2980 O.d. dede pierts sinen aert
2981 des conincs kijnder
2982 Ende dede den coninc verstaen ginder
2974 De herhaling van hetzelfde rijmwoord in twee opeenvolgende regels maakt dit laatste vers verdacht, zooals ook reeds door J.F. Willems, Maria van Braband, blz. 29, werd opgemerkt. De hss. B en D der Brabantsche Yeesten hebben dan ook een andere lezing. Maar Velthem was een slordig rijmer, en dit weerhoudt mij tot een ingrijpende verandering over te gaan. 2975 waer in het hs. voluit. 2979 Mar het [ hadde] haer harde onward : het werkwoord is ingevoegd in overeenstemming met de varianten uit de hss. B, C en D der Brabantsche Yeesten, wat trouwens voor de hand ligt; ook reeds ingevoegd door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 2, 722. - haer in het hs. voluit.
-
voetnoot2971
-
Pirs = Pieter de la Broce, raadsman van Philips III, was diens kamerheer geworden omstreeks 1266.
-
voetnoot2981
-
Ende vergaf des coninc kinder. In 1276 stierf Lodewijk, de oudste zoon van Philips den Stoute en Isabella van Arragon.
-
-
[tekstkritische noot]2983 dat die coninghinne dede 2984 bringen soude 2985 den c. 2986 tgone 2987 ome 2988 vragede pierse alsoe s. 2989 watti d. ome 2990 Piers antworde alsoe houde 2991 doet se bernen a. enen stake 2992 was gevisiert 2993 heijmelic daer 2995 en a. tkints 2996 soude men 2997 D. was 2998 Ghene o. en mochte
[C]
2983 Dat die Con.
2984 sij
2985 Con.
2986 Die Coninc g.w.d. ghone
2987 omme
2988 vraeghde pierse alsoe s.
2989 omme
2990 Piers seyde dat m.
2991 aen eenen stake
2992 gevisiert
2993 Dat m.d. heymelic
2994 In een Casteel w. zij
2995 kints
2996 Soudemense richten openbare
2997 werdt dair
2998 Gheen onschout
[D]
2983 Dat het die coninginne mede
2984 sij bringen soud
2985 soon
2986 wel tgoon
2988 piertse
2989 W. hij daer toe
2990 Pierts antwoorde also houde
2991 Doetse barnen aen enen st.
2992 D.w. gevisiert
2993 heimelijc daer
2994 In een c.w. sij droech kijnt
2995 E. als sij tkijnts
2997 D. waert daer so g.
2998 Gheen o.
2985 coninerike hs.: coninc rike - haren: har- in het hs. voluit. 2986 In het hs. vóór coninc een punt, zooals meermalen: zie de noot bij vs. 2894. 2991 bernen: ber- in het hs. voluit. 2995:2996 ware: hare in het hs. voluit.
-
-
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 2999 iet 3000 stoet 3001 Piers 3002 hadde 3003 ‖ wert 3004 m. eene c. 3005 Die hertoge wert ontboden te hant 3006 V. sine s. in B. 3007 en 3008 ontbreken. 3009 hadde verst. 3010 sine ridders 3011 en dede h.s.w.w. 3012 en was
[C]
3000 Want wie daer jegen scoet
3001 Her piers seide ( eerst: Her piers ende seide maar ende is, blijkbaar op staanden voet, doorgehaald)
3002 Con. d.s. hadde
3003 werdt d.v. geseint schiere
3004 In een C.m. eender C.
3005 D. werdt d.h.o. te hant
Ga naar margenoot+ 3006 ‖ V.s. zuster tot in Brabant
3007 E. mede met anderen heeren
3008 Die
3010 Ontboot hi sine ridders s.
3011 hen ( voluit)
3012 dair
[D]
2999 bescoot
3000 Want die dief daer jegen croot
3001 en 3002 ontbreken.
3003 D. waert d.v. geseint sc.
3004 In een c.m. eenre cameniere
3005 Die hertoge waert ontboden te hant
3006 Van sijnre suster, in b.
3007 en 3008 ontbreken.
3009 had verst.
3010 Ontboot hij sijn ridders saen
3012 en was
3000 Op het eerste gezicht zou men allicht meenen dat de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten wel eenige aandacht verdient, maar de correctie die in het volgende vers is aangebracht, nl. het doorhalen van ende, bewijst dat die lezing door den kopiist van dit hs. C in den tekst is gebracht.
-
-
[tekstkritische noot]3013 en 3014 ontbreken. 3013 Hine wilde 3016 Als ghi h.s. hier naer Opschrift: Hoe die hertoge tsine suster voer doen si gevaen was. xxv. 3017 Nu es 3018 een ors
[C]
3013 D. hij dit g. hadde in roer ( verbeterd uit roere)
3014 Aen s. lieden, hier voer voir ( verbeterd uit vore)
3015 E. en wilde na nyemant beyden d.
3016 Als ghi hooren sult hier naer
Opschrift: Hoe hertoge Jan comen is te Parijs Om sijn zuster te verlossenne biden Coninc.
3017 is
3018 eenen ors
[D]
3013 en 3014 ontbreken.
3015 Hine wilde na niemant b.d.
3016 So ghij h. sult hier naer.
Opschrift: ‖ Van her pyerts vander roetsen verradernysse. Ga naar margenoot+ liiij.
3018 Op een ors
3013 Doen hi [ dit] gemaect had: zie de volgende noot. 3014 Ane siene liede: C. van de Water meent, Tijdschr. voor Nedert. Taal- en Letterk. 9, 246, dat hier ‘natuurlijk’ moet gelezen worden * Alle sine liede Al is het niet te ontkennen dat deze verandering iemand licht voor den geest komt - Willems heeft in zijn Maria van Braband, blz. 32, Ane zelfs stilzwijgend veranderd in * Alle en ook mij is ze aanvankelijk ingevallen -, bij nader inzien lijkt ze toch zoo natuurlijk niet: deze bepaling met ‘ane’ bij ‘maken’ wekt den indruk, een door en door Middelnederlandsche constructie te zijn. Immers, een bepaling met ‘ane’ stond bij talrijke werkwoorden, die nu anders geconstrueerd worden ( zie b.v. Verdam, Middelnederl. Woordenb. op ‘Aen’ onder de beteekenis 3), en bij Velthem komt deze constructie bij ‘maken’ meermalen voor: zie b.v. boven I, 3585 en 3592. Hs. C der Brabantsche Yeesten - het eenige dat dit vers bevat - heeft trouwens dezelfde lezing als het teksths. Alleen, men verwacht, behalve de bepaling met ‘ane’, een lijdend voorwerp bij maken: vandaar de invoeging van * dit in vs. 3013, naar het voorbeeld van de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten. 3015 beiden en 3018 wel : de -c- van bei- en die van wel heeft een dubbel oog: daar de inkt van het eerste
samengeloopen was, maakte de kopiist er nog een tweede bij.
|