Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

⁺ Hoe die coninc van Ingelant entie grave Robbrecht over zee voren. xxxiij.

In desen tiden recht omtrent
So ward ene zeevard bekent
In Ingelant van Eduwerde
Den coninc, diet wel sere begerde.

+ bl. 24 d.

[p. 355]

 

Ander heren oec wel vermeten⁺

 

Die daer alom oec waren geseten,

2505

Voren met menich een.

 

Die grave Robbrecht niene feen,²⁵⁰⁶

 

Doen hi wiste die waerheit das

 

Dattie coninc greet was,⁺

 

Hine voer met oec sekerleke.

2510

Ende wilde Gods ande helpen wreken.

 

Nu alse dus quam die vard,

 

Entie scepe waren beward

 

Met alre tiere dinge met,⁺

 

So was daer niet lange gelet.

2515

Sine voren wech met bliden sinne.

 

Gods mogentheit, die niet es dinne,

 

Gebrachse sonder enich verdriet

 

Int lant daer hi hem erusen liet:⁺

 

Sonder enige pine oft vresen

2520

Logierden si int lant na desen.

 

Ende Saphadijn, .i. heiden coninc,²⁵²¹

 

Doen hi vernam dese dinc,

 

Gaderdi volc, ende quam hem jegen⁺

 

Ende wanetse optie zee hebben belegen:

2525

Mar si waren gelogiert wel

 

Int lant. Doen hi vernam dit spel,

 

Behaget hem qualike; ende ter vard

 

Trac hi doe bat achter ward,⁺

+ (5)

2506 Die grave Robbrecht = Robrecht van Bethune, zoon van Gwijde van Dampierre en Mehaut van Bethune, geboren in 1239, werd in 1305 graaf van Vlaanderen († 1322).

+ (10)

+ (15)

+ (20)

2521 Saphadijn. Dit is natuurlijk niet dezelfde van wien Velthem spreekt in zijn eerste boek, vss. 246-261 en 343-500.

+ (25)

+ (30)

[p. 356]

 

Om meer te hebben Sarrasine.

2530

Hi liet doen weten Halapine,

 

Sinen broder, hoe comen ware

 

Die coninc van Ingelant met ere scare

 

Van vromen lieden wel in scine;⁺

 

‘Ende striden op onse Sarrasine

2535

Ende hebben gewonnen den irsten pas.’

 

Doen dit den genen cont was,

 

Was hi tornich ende erre,

 

Ende vergaderde wide ende verre⁺

 

Serrasine daer hi mochte,

2540

Daer hi jegen den coninc met vochte.

 

Dus brachten dese .ij. heren

 

Groet volc, ende willen hem weren

 

Den coninc enten grave Robbrecht.⁺

 

Aldus ward daer doen een gevecht,

2545

Mar en geduerde daer niet lanc.

 

Want die heydine an haren danc

 

⁺ Moesten wiken ende achter vlien.

 

Ende in die vlocht bleef mettien⁺

 

Saphadijn over reden daer,

2550

Want sijn[.] ors snevede vor waer,

 

Ende hi viel af ende brac sijn been;

 

Ende also alsi quam[en] over een

 

Ridende met ere scare,⁺

 

Sone wordense sijns niet geware

2555

Ende reden daer over, entie parde

 

Torden doet optie arde.

+ (35)

+ (40)

+ (45)

+ bl. 24 e.

+ (50)

+ (55)

[p. 357]

 

Ende sijn broeder, daer hi soude vlien

 

Over .i. water, verdranc in dien.⁺

 

Aldus storven dese twee.

2560

Menich ander bleef daer mee.

+ (60)

2509 sekerleke: de -e- van -le- verbeterd uit een i 2511 vard in het hs. voluit. 2512 beward: het eerste been der -w- staat in het hs. boven op de schacht van een andere, niet verder afgemaakte letter, waarschijnlijk van een b.

2529 en 2534 sarrasine in het hs. voluit. 2539 Serrasine in het hs. voluit. 2541 heren in het hs. voluit. 2542 weren: wer- in het hs. voluit. 2546 haren: har- in het hs. voluit. 2549 daer in het hs. voluit. 2550 sijn[.] hs.: sijns door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 1, 286 en 2, 2000 stilzwijgend verbeterd. 2552-2553 Ende also alsi quam[en] over een | Ridende hs.: Ende also alsi quam over een | Redense De aangebrachte veranderingen zijn reeds aangewezen door C. van de Water, Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 9, 62.

2557 daer in het hs. voluit. 2567 vard in het hs. voluit. 2571 Gemellee hs.: geniellee zeer duidelijk met een stip op de i maar de fout zal wel afkomstig zijn van den kopiist, niet van Velthem: zie boven 1, 369 waar Gemelle staat; verg. beneden vss. 2580 en 2591. 2573 tiden: in het hs. is de t- verbeterd uit een andere letter, waarschijnlijk uit een lange s; wat te veel was, is uitgekrast. - hem in het hs. voluit.