Dat accidencien sijn sonder subject,
(Also alse broeder Allebrecht spreet)
So eest een wesen boven nature.
Ende sal u een lettel secgen vort
Die ten sacrament selen gaen
Ende hoe dat sijt selen ontfaen.
|
-
-
[tekstkritische noot]4016 alebrecht in het hs. verbeterd uit allbrecht: ran de tweede -l- is een e gemaakt. 4017 en 4025 hoeftsonden hs.: hoeft sonden 4023 Sine hs.: Sinē - hem in het hs. voluit. 4027 saera[...]ment hs.: sacracrament
-
voetnoot4016-4025
- Eene plaats, waarvan deze verzen de vertaling zouden zijn, heb ik bij Albrecht den Groote niet kunnen opsporen. Vermoedelijk zijn ze dan ook géén vertaling, maar een paraphrase van de plaats die beneden in vss. 4230-4233 vertaald is en doen ze hier dienst als inleiding op alles wat nog volgt.
-
voetnoot4017
-
hoeftsonden. Men zij er op bedacht dat in dit en in de volgende hoofdstukken hoeftsonde steeds beteekent: doodzonde, peccatum mortale, niet (zooals tegenwoordig uitsluitend): hoofdzonde, peccatum capitale. Bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. op Hovetsonde zijn deze twee begrippen met elkander verward.
-
voetnoot4018
-
ward niet bekent eigenlijk = wordt niet ondervonden; vandaar: gewordt niet, valt niet ten deel.
-
voetnoot4026-4039
- Velthem geeft hier, aan de hand van Albertus Magnus, de scolastische verklaring van het H. Sacrament des Altaars. Albrecht de Groote behandelt dit onderwerp op twee verschillende plaatsen, t.w. in zijn traktaat De Eucharistia, dist. VI, tract. 3, cap. unic. (p. 127a) en in zijn Commentaria in lib. IV Sententiarum, dist. VIII, art. XI, ad 1. (t. 16, p. 115b). Deze laatste plaats komt Velthem's woorden het meest nabij en is dus blijkbaar door hem gebruikt; ze luidt aldus: in hoc sacramento tria sunt, quorum primum est sacramentum in ratione signi tantum, scilicet species panis et vini. Secundum est sacramentum et res, et signum et causa tertii, et hoc est corpus Christi verum. Tertium est res tantum, et est virtus secundi ... et hoc est unitas corporis mystici. Het heeft Velthem blijkbaar zeer veel moeite gekost om deze bij uitstek afgetrokken begrippen in Dietsche verzen uit te spreken. De ‘drie dinge’ worden door Albertus elk tweemaal aangewezen, eens in 't algemeen: 1. sacramentum in ratione signi tantum = bij Velthem 4030: figure; 2. sacramentum et res = bij Velthem 4036-4037: sacrament ... ende .i. wesen; 3. res tantum et virtus secundi = bij Velthem 4038-4039: .i. wesen omtrent Ende oec en geen sacrament; en eens in 't bijzonder, door het vermelden van datgene waarop in het H. Sacrament des Altaars die algemeene termen toepasselijk zijn: 1. species panis et vini = bij Velthem 4030: wijn ende broet; 2. corpus Christi verum = bij Velthem 4031: Gods lichgaem ende sijn bloet; 3. unitas corporis mystici = bij Velthem 4032-4033: die cracht der
genoechtechede ende der karitaten. Terwijl Albertus op 't algemeene 't bijzondere onmiddellijk laat volgen, heeft Velthem beide gescheiden en elk in een afzonderlijke reeks opgenoemd, uitgezonderd voor het eerste punt, in vs. 4030: Dit irste... Es ene figure (d.i. 't algemeene), wijn ende broet (d.i. 't bijzondere), waar hij begint alsof hij een regelmatige opsomming zal maken, maar, in plaats van de twee volgende punten in te leiden met Dat andere, Dat derde, dat doet met een tweemaal sterk beklemtoond Daer. Wat nu den zin dezer voor leeken onbegrijpelijke passage betreft, moge een korte opheldering volstaan. In ieder sacrament zijn drie dingen te onderscheiden: 1. het teeken; 2. het wezen of de natuur; 3. de werking; die door Velthem respectievelijk genoemd worden: 1. figure; 2. wesen; 3. cracht en wesen omtrent. Datgene wat in een sacrament het teeken is, staat wel is waar in nauw verband met het wezen, doch geeft door zich zelf geenszins het wezen te kennen. Vandaar dat Velthem het eerste punt in vss. 4034-4035 nogmaals kan omschrijven met: Dat irste es dat sacrament Ende en geen wesen en bekent Inderdaad, de gedaanten van brood en wijn, die in het H. Sacrament des Altaars teeken zijn, geven geenszins door zich zelven het wezen van dit sacrament (volgens Albertus: 't ware lichaam des Heeren; bij Velthem vs. 4031: Gods lichgaem ende sijn bloet) te kennen. Dat wezen van 't sacrament noemt Velthem nu in vs. 4036-4037: dat sacrament...ende .i. wesen, bij Albertus: sacramentum et res, namelijk: het corpus Christi verum, = Gods lichgaem ende sijn bloet. Het derde wat tot een sacrament behoort is: zijne werking, bij Albertus: virtus secundi, welke bestaat in 't voortbrengen van de genade in de ziel
des menschen. Deze genade nu is geene zelfstandigheid, maar een toevalligheid, een ‘accidens’. Dit bedoelt Velthem in vss. 4038-4039 met: .i. wesen omtrent ende oec en geen sacrament. Het accidens is immers geen wezen, geen zelfstandigheid door zich zelf; het bestaat niet buiten iets anders, buiten zijn ‘subject’; 't is geen volmaakt wezen, derhalve: wesen omtrent (in de terminologie der scholastiek: ens diminutive, entis ens). En wat nu inzonderheid in het H. Sacrament des Altaars ‘wesen omtrent’ is, noemt Velthem in vss. 4032-4033: die cracht der genoechtechede ende der karitaten. Albertus zegt hiervoor: unitas corporis mystici, en al ontbreekt bij Velthem een letterlijke vertaling, toch lijdt het geen twijfel, of hij bedoelt hetzelfde. De werking van ieder sacrament is de genade; die van het H. Sacrament des Altaars is inzonderheid: vereeniging, eenheid van den kristen mensch met Christus. Christus is het hoofd; de kristenen zijn de ledematen: daaruit is het begrip ‘corpus mysticum’ ontstaan. De vereeniging der ledematen met het hoofd maakt de unitas corporis mystici uit. Deze vereeniging wordt verwezenlijkt door de goddelijke deugd der liefde. Velthem kon derhalve zeggen: Daer es (ten derde) die cracht der karitaten. Hij voegt er echter nog een ondergeschikte werking van het H. Sacrament des Altaars bij, namelijk de satisfactio (mnl. genoechdoen): want dat bedoelt Velthem in dit verband ongetwijfeld met genoechtechede, al lijkt dit woord hier, wellicht uit rijmdwang, niet volkomen juist gebruikt. Immers, door de liefde worden onze werken bij God verdienstelijk, en hebben zij de kracht de nog overgebleven schuld te
vereffenen. En aangezien de werking van het sacrament niet het sacrament zelf is, voegt Velthem bij .i. wesen omtrent terecht: Ende oec en geen sacrament, naar het voorbeeld van dezen anderen term der scholastici, welken Albertus Magnus bezigt in De Eucharistia, dist. VI, tract. 3, cap. unic.: res et non sacramentum.
-
-
[tekstkritische noot]4036 Vóór dit vers heeft het hs. een rubriceeringteeken, dat hier echter zeker misplaatst is. 4038 Terde en omtrent in het hs. voluit. 4041 hevet macht hs.: hebben macht maar op ratuur. 4042 So: in het hs. de S op ratuur. 4044 heren en 4045 -ker- in verkeren in het hs. voluit.
-
voetnoot4035
-
bekent. Het werkwoord bekennen staat hier blijkbaar gelijk met lat. dicere bij de scolastici, d.i. te kennen geven, uitdrukken. Zie een paar voorbeelden met een daaraan zeer nabijkomende beteekenis van bekennen met een zaak als onderwerp bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. 1, 781 op Bekennen, 4, b).
-
voetnoot4040-4047
- Velthem gaat hier plotseling over tot een anderen gedachtengang. Of hij hier Albertus vertaalt, is niet met zekerheid te zeggen: een gelijkluidende plaats heb ik niet kunnen opsporen.
-
voetnoot4048-4061
- Ook van deze plaats kon ik geen gelijkluidenden tekst bij Albertus Magnus vinden. Het schijnt me zelfs weinig waarschijnlijk toe, dat Velthem hier zou vertaald hebben. Vergelijkenderwijs zijn deze verzen te vloeiend: waar hij vertaalt zijn ze veel stroever.
-
voetnoot4048-4052
- Zie Matth. 26, 26-28; Marc. 14, 22-24; Luc. 22, 19, 20; I Cor. 11, 23-25.
-
-
[tekstkritische noot]4051 hem in het hs. voluit. 4054 en 4055 weerd: sacreert in het hs. voluit. 4058 des: de e is in het hs. verbeterd uit een a, waarvan het rechter onderdeel is uitgekrast. 4067 subject hs.: subieet - waer in het hs. voluit. 4071 fijn hs.: sijn (met een lange s); fijn is een gewoon epitheton bij waerheit; zie voorbeelden bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. 2, 806.
-
voetnoot4052-4055
- Verg. Alb. Magn., De Eucharistia, dist. VI, tract. 4, cap. 4 (p. 134 a): in ordine autem sacerdotali potestas datur conficiendi corpus Christi, ergo qui non habet ordinem sacerdotalem, nullam habet conficiendi potestatem, et ita conficere non potest.
-
voetnoot4055
- Hier heeft bekent sijn zijn gewone beteekenis: bestaan, zijn; hier dus: aanwezig zijn.
-
voetnoot4066-4074
- Verg. Alb. Magnus, Comment. in lib. IV Sententiarum, dist. XII, art. XVI (p. 185 a): accidentia manent ibi sine subjecto ... scilicet non existente ibi substantia quae proprium est subjectum illarum specierum. Hetzelfde in De Eucharistia, dist. VI, tract. 2, cap. 1 (p. 110).
-
-
[tekstkritische noot]4074 boven nature in het hs. op ratuur. Cap. 55, opschrift. manieren in het hs. tweemaal, maar de eerste maal rood doorgehaald. 4083 hoefsonde hs.: hoef sonde 4084 gebiecht er staat in het hs. veeleer gebietht: zie de noot bij vs. 569. 4087 Tusschen dat en verstaet is in het hs. een punt uitgekrast. 4089 s[c]ande hs.: sande zie dezelfde fout beneden in vs. 4129.
|