Van Galylee te Cedar ward;
Ende daer vergadertse in haer vard
Ende die en gaet niet verre mede
Van Albelina der goeder stede.
|
-
-
[tekstkritische noot]793 abraems in het hs. voluit. 798 Sauluse hs.: pauluse De verbetering ligt voor de hand: zie den tekst van Vinc. in de aanteekening hieronder en ten overvloede de Handel. 9. 799 gerne in het hs. voluit.
-
voetnoot+
- Cap. 13, opschrift. Vinc.: De Damasco et Libano ac Iordane. - Damascene. Naast Damascus was ook een vorm Damascene in gebruik: zie b.v. Spbuner-Menke, Atlas antiquus, nr XXVI.
-
voetnoot791-795
-
Vinc.: Damascus caput syrie. civitas est quam fundavit elyezer abrae puer. in campo in quo abel occisus est a fratre.
-
voetnoot796-799
-
Vinc.: Ad duas vero leucas a damasco est locus in quo dominus jhesus in luce apparuit persecutore saulo.
-
voetnoot800-808
-
Vinc.: In pede libani montis scaturiunt duo rivi. qui fluvii sunt damasci. Abana per libanum et archadie plana fuit (lees fluit) et excipitur [a]Ga naar voetnoot* mari ubi beatus eustachius uxore ac filiis desolatus remansit. Farfar per syriam prope muros antiochie currit. seque mari ad decem miliaria ab antiochia fundit. Ubi dicitur porta sancti symeonis. De vertaling die Velthem hiervan geleverd heeft, is zeker niet geschikt om een hoogen dunk te geven van zijn kennis van 't Latijn. Maar men mag niet vergeten dat ook de voorstelling van Vincentius met de werkelijkheid in strijd is: blijkens den loop der rivieren laat hij het gebergte Libanon oostelijk van Damascus liggen, de Abana en de Farfar in zee vallen, en gewaagt hij verder van een archadie plana, waarvan niemand ooit in Palestina gehoord heeft. Hoe hij daaraan moge gekomen zijn, is intusschen wel uit te maken. Bij Jac. de Vitr., blz. 1127 vindt men dezelfde voorstelling: Montis Libani et planities Archados transfluit Albana, copulans se mari magno, in illis partibus in quibus beatus Eustatius uxore privatus et filiis recessit desolatus enz. Maar bij Will. Tyr. (Rec. d. Hist. d. Croisades [éd. Acad. d. Inscript.], Hist. Occid., t. I, 1re part., p. 164) leest men: Farfar enim et Albana a Libano trahentes originem, per agrum Damascenum secus ipsam urbem defluentes, in Orientem properant, ubi in arenosa solitudine deficere dicuntur. Als
archadie bij Vincentius en archados bij Jac. de Vitriaco respectievelijk vervangen worden door arenosa en arenosas, krijgen hun mededeelingen een gezonden zin. Dat zij den Farfar langs Antiochië laten loopen, is blijkbaar het gevolg eener verwarring met den Orontes, wellicht ontstaan door de gelijkenis van den naam Farfar met Fer, een anderen naam van den Orontes: Orontes ... verbo vulgari Fer dictus, zegt Will. Tyrensis, t.a.p. Velthem heeft de verwarring nog verergerd, door in archadie den tweeden stroom te zien die door Vincentius bedoeld wordt, zoodat hij er ten slotte drie opnoemt.
-
voetnoot*
- a ontbreekt in de ed. 1473, maar staat in de ed. 1494.
-
-
[tekstkritische noot]806 Eustatius staat natuurlijk gelijk met Eustacius, en dient niet veranderd te worden. 814 Dan De kopiïst heeft eerst geschreven dan en dan zelf van de n een v gemaakt.
-
voetnoot802
-
Abana: De Abanah of Amanah, waaraan Damascus gelegen is.
-
voetnoot807
-
Farfaer: de Pharpar, die ten zuiden van Damascus loopt naar het meer Hidjane. - De Abana en de Pharpar worden reeds in den bijbel ‘de rivieren van Damascus’ genoemd: zie 2 Kon. 5, 12; vandaar ook reeds bij Will. Tyr., t.a.p.: Farfar Damasci fluvius.
-
voetnoot809-811
-
Vinc.: Iterum ad pedem libani sita est civitas quae dicta est paneas et cesarea philippi. sed modo belynas. - Belinas = Bâniâs, ten Z.-W. van Damascus, oudtijds Caesarca Pancas.
-
voetnoot812
-
Noch an desen berch vermeten. Bij Vinc. eenvoudig: Ad libani quoque pedem enz.
-
voetnoot815-818
- Hier geeft Velthem weer een onjuiste vertaling van zijn voorbeeld. Vinc. zegt nl.: Quorum rivi sub montibus gelboe fluunt et iterum orti ac simul conjuncti jordanem constituunt.
-
-
[tekstkritische noot]820 derder in het hs. voluit. 823 [een] dal De verbetering is reeds aangewezen door C.J.M. van Gelder-van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 224. 825 wederside hs.: weder side - [van] Lybani De verbetering is reeds aangewezen door C.J.M. van Gelder-van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 224. 828 sceet hs.: steet De verbetering is reeds aangewezen door C.J.M. van Gelder-van de Water in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 225, die echter ten onrechte zegt dat het niet duidelijk is of het hs. steet of sceet heeft. 830 Bosre hs.: bofre blijkbaar fout voor bofre C.J.M. van Gelder-van de Water wil lezen Bosra (zie Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 225), maar dit is niet noodig: zie hieronder de aanteekening op vss. 828-830.
-
voetnoot819-827
-
Vinc.: In quo scilicet fluvio baptizatus est dominus tercio miliario a jerico A montibus gelboe usque ad lacum asphaltidem est vallis quam influit jordanus (lees jordanis). et vocatur vulgariter gurges ex utraque parte a libano usque ad desertum pharan cincta montanis. Zooals men ziet, heeft Velthem niets van zijn origineel begrepen, en terecht mocht C.J.M. van Gelder-van de Water zeggen: ‘Dat Velthem de plaatsbepaling in vs. 30 en 31 met het volgende in plaats van met het voorgaande verbindt, bewijst ten duidelijkste, dat hij weer geen voorstelling had van wat hij neerschreef; maar hoe zou dat ook, als hij van eene stad Aspaltee spreekt, en dat nog wel, terwijl hij een paar capita vroeger herhaaldelijk van lacus asphaltites = Doode Zee heeft gelezen!’ (Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 224).
-
voetnoot828-830
-
Vinc.: Iordanis dividit galileam et ydumeam. terramque bosre que secunda metropolis est ydumee. Velthem heeft bosre blijkbaar voor een nominatief genomen.
-
voetnoot831-836
- Bij Vinc.: Iordanis significat descensum. eo quod terram subgreditur prope ortum suum. ut iterum oriatur ad quoddam planum quod dicitur placamedan lingua saracenorum. Men ziet dat Velthem slechts de tweede helft van deze aanhaling uit Vinc. zoo ongeveer vertaald heeft, en dat vss. 834 en 835 eigenlijk door hem ingevoegd zijn. Zie boven de noten bij deze verzen.
-
-
[tekstkritische noot]833 en 834 staan in het hs. in omgekeerde volgorde. De verbetering is van C.J.M. van Gelder-van de Water: zie het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 225. 835 in serramois Bij Vinc.: lingua saracenorum, wat C.J.M. van Gelder-van de Water tot de vraag heeft gebracht, of Velthem zich door den buigingsuitgang heeft laten beetnemen en in serrasinoes heeft geschreven? (zie Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 225 vlg.). De verbetering is aanlokkelijk. - serramois: ser- in het hs. voluit. 836 Placamedan in het hs. voluit, de e verbeterd uit a, met een leesteeken, nl. een punt, er achter. 837 Marct in het hs. voluit. 841 Dan De kopiïst is begonnen met te schrijven Dan maar toen hij den ophaal voor het tweede been der n gemaakt had, is hij er uitgescheiden en heeft hij dien ophaal doorgehaald, zoodat er op het eerste gezicht Dat schijnt te staan. 845 weerdelike in het hs. voluit.
-
voetnoot836-840
- Bij Vinc. leest men: Placa namque platea latine forum interpretatur . quoniam ibi mercimonia turcis et arabicis . in estate ad pascua convenientibus exponuntur . Porro medan est compositum . Med siquidem lingua syra quedam aqua interpretatur . dan vero quidam fluvius dicitur . qui per suythen fluit. Zooals men ziet, is deze geheele etymologie door Velthem overgeslagen, op de verklaring van de rivier dan na, die men pas in vs. 841 terugvindt (zie beneden). In de plaats vinden wij eene mededeeling over een markt, die van Paschen af tot het einde van den zomer duurt. Reeds C.J.M. van Gelder-van de Water heeft opgemerkt, dat Velthem hier alleen kan toe gekomen zijn door pascha te lezen in plaats van pascua (zie Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 226).
-
voetnoot842
- Wat met Chivithen, bij Vinc. suythen bedoeld wordt, is niet volkomen zeker. Waarschijnlijk Suweda, heden es-Suwaidia ten Noorden van Bostra en ten Westen van het Djebel Haurân. Cfr. Will. Tyr. (Rec. d. Hist d. Croisades [éd. Acad. d. Inscript.], Hist. Occid., t. I, 2de part., p. 1090): in regione Suhite (var. Suite), trans Jordanem, a Tiberiade sexdecim distans milliaribus.
-
voetnoot843-845
-
Vinc.: In qua scilicet urbe imago beati job in magna reverentia existit.
-
voetnoot846-852
- zijn weer zeer slecht vertaald. Vinc. zegt: fluensque versus galileam saracenorum se vertit sub civitate cedar . ut se jor fluvio infundat . qui non longe a belynas civitate distat. Vss. 850 en 851 zijn dus door Velthem ingevoegd; hoe hij aan albelina gekomen is, is niet zeer duidelijk; wellicht door a belynas van Vinc.?
-
-
[tekstkritische noot]848 vergadertse hs.: vergaderde doch dit imperfect is hier op zijn minst misplaatst, terwijl daarenboven het onderwerp ontbreekt: er zal gestaan hebben vergadertse symmetrisch met deletse in vs. 850, en de kopiïst zal de tf voor een d aangezien hebben. - vard hs.: v'd verbeterd uit w'd: het eerste been der w is uitgekrast. 853 Belina[s] hs.: helina Bij Vinc.: Prope Belynas est lacus enz. 864 oec hs. veeleer oet
|