Het volkomen huwelijk
(1926)–Th.H. van de Velde– Auteursrecht onbekendEen studie omtrent zijn physiologie en zijn techniek Voor den arts en den echtgenoot geschreven
[pagina 18]
| |
Hoofdstuk III
| |
[pagina 19]
| |
Beginnen wij met de bespreking der psychische indrukken, die in staat zijn op de sexueele sfeer invloed uit te oefenen. Wij zien dan, dat alle natuurverschijnselen, die angst of vrees veroorzaken, de geslachtelijke gevoelens kunnen prikkelen. Dat is gedeeltelijk te verklaren door den wensch, zich in gevaar bij een lotgenoot, - als het kan bij een, die sterker is - aan te sluiten. Deze wensch drijft de vrouw ertoe, bescherming bij den man te zoeken, terwijl de man van zijn kant een sterke neiging heeft om de zwakkere, de vrouw, te beschermen. Deze gevoelens leiden dan al spoedig tot prikkeling van de (geslachtelijke) toenaderingsdrift. Maar de verklaring van deze prikkelende werking is toch zonder twijfel niet alleen dáárin gelegen. Want ook zonder de mogelijkheid, dat de beschermingsfactor zich doet gelden, kunnen natuurverschijnselen een dergelijken invloed op de geslachtsdrift uitoefenen, hetgeen soms bij masturbanten duidelijk waarneembaar is. Of daarbij ook onbekende factoren von zuiver natuurkundigen aard (in verband met atmospherische storingen b.v.) hunnen invloed op de werking der hersenen in deze richting uitoefenen, is niet te zeggen. Toch geeft het te denken dat - zooals reeds Virgilius vermeldt - in het bizonder een onweêr sexueel prikkelend kan werken, en dat wel dan reeds, wanneer het pas in aantocht is, dus vóórdat bliksem en donder vrees teweeg kunnen brengen. Niet slechts vrees en angst kunnen in geslachtelijk opzicht prikkelen, ook zorgen en kommer zijn ertoe in staat. Daarbij kunnen natuurlijk ook weer verschillende beweegredenen in het spel zijn: het verlangen om troost te zoeken of te schenken; het gedeelde leed, dat twee menschen nader tot elkander brengt; de onbewuste poging om de gedachten af te leiden. Haar invloed is evenwel slechts indirect. Toch bestaat er zeker ook wel een wezenlijke, meer directe verbinding tusschen kommer (ik gebruik het woord niet in de beteekenis van uitputtende armoede) en geslachtelijke prikkelbaarheid, wat ieder, die op zulke dingen let, wel eens bij zichzelf en bij anderen kan waarnemen. Een verklaring van dit verschijnsel zou men daarin kunnen zoeken, dat een verstoring van het psychische evenwicht in staat is, de gewoonlijk bestaande remwerking te verminderen, waardoor de oerdriften gelegenheid krijgen, zich méér dan anders te doen gelden. Van den anderen kant beschouwd, - indrukken, die angst, vrees, leed, zorgen, kommer teweegbrengen, werken, indien zij intensief genoeg zijn, in hooge mate temperend op een reeds bestaanden sexueelen prikkelingstoestand in, of kunnen het onmogelijk maken, dat een zoodanige toestand, zelfs onder invloed van krachtige plaatselijke prikkels, wordt te voorschijn geroepen. Daardoor kan het dan ook | |
[pagina 20]
| |
voorkomen, dat eene, overigens normaal voelende, vrouw onder den remmenden invloed van dergelijke indrukken (b.v. uit vrees voor zwangerschap) bij den coitus niet tot bevrediging kan geraken, of dat bij een man eene reeds bestaande erectie weer verdwijnt. Dat hebben gemoedsbewegingen van dien aard trouwens gemeen met alle andere gevoelens, en met alle gedachten, die sterk genoeg zijn om den geest af te leiden van de aandrift tot geslachtelijke werkdadigheid. Want dit staat vast: vooral complexen van gedachten of gevoelens zijn in staat, de geslachtelijke prikkelbaarheid in positieven of negatieven zin te beïnvloeden. Soms kan dit onaangename gevolgen hebben, zooals ik daareven heb aangeduid. - Maar een verstandig en dóórdenkend mensch maakt er toch ook dikwijls tot zijn nut, of tot dat van zijn partner in de liefde, van gebruik, zij het nu om zijne toenaderingsdrift te bevorderen of te belemmeren, dan wel om den afloop der geslachtelijke reacties te versnellen of te verlangzamen. * *
Ik ben op de vragen, die zich in bovenstaanden samenhang voordoen, wat nader ingegaan om te toonen, hoe opwekking en remwerking, hoe lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen, hoe uitwendige en inwendige psychische prikkels in en door elkander loopen, hoe moeilijk ze vaak te onderscheiden zijn, hoe zij elkaâr versterken of opheffen, m.a.w. hoe ontzaglijk ingewikkeld dit alles is. Het zoude mij veel te ver voeren, indien ik in dit verband telkenmale op den samenhang der dingen wilde wijzen. Ik zal dat dus trachten te vermijden en den stand van zaken zoo eenvoudig mogelijk voorstellen. De lezer echter moet zich steeds voor oogen houden, hoe gecompliceerd het in werkelijkheid hiermede gesteld is, - ook in het practische leven. Want hij, die vergeet, dat in het labyrinth der ziel de wegen van het geslachtsleven tot de sterkst gekronkelde en meest verward dooreenloopende behooren, stelt zich bloot aan menige begoocheling en ontgoocheling. * *
De indrukken, die van de geestelijke gesteldheid van een mensch uitgaan, kunnen in staat zijn op de sexueele gevoelens van het andere geslacht in gunstigen of ongunstigen zin in te werken. Bepaaldelijk is dat het geval, wanneer een specifiek-geslachtelijke karaktereigenschap op voordeelige wijze tot uiting komt. Om een paar voorbeelden te noemen: ridderlijkheid en moed van een man versterken den drang tot toenadering eener vrouw; de zedigheid van een meisje trekt den man aan, terwijl het tegendeel daarvan hem gewoonlijk eer afstoot. | |
[pagina 21]
| |
Maar ook ongeslachtelijke geestelijke eigenschappen of wijzen-vanhandelen kunnen in sexueel opzicht aantrekkingskracht uitoefenen. De hoogachting, die iemand van het eene geslacht voor een bepaald lid van de andere sekse koestert, wordt niet zelden tot basis van de liefde. Bewondering werkt nog sterker, en zelfs naar twee kanten: de bewonderende wordt aangetrokken, de bewonderde echter niet minder; - hetgeen tevens een blik schenkt op de beteekenis van de ijdelheid met betrekking tot de liefde. * * * Behalve de psychische indrukken zijn het de door de zintuigen overgebrachte prikkels, die een man en een vrouw tot elkander trekken. En de evolutie van toenaderingsdrang tot liefde geschiedt door het uitkiezen van die persoon van de andere kunne, van wie die meest gewenschte indrukken en prikkels uitgaan. (‘Geslachtelijke keuze’ in de vaktaal van vele schrijvers). Ook na deze evolutie verliezen de hier bedoelde prikkels niets van hunne beteekenis. Integendeel, zij zijn voor het behoud der liefde beslist noodzakelijk, omdat de steeds herhaalde, en steeds opnieuw te herhalen, wederzijdsche hofmakerij alleen door tusschenkomst der zintuigen kan plaats vinden. ‘Aimer, c'est avoir du plaisir à voir, toucher, sentir par tous les sens et d'aussi près que possible, un objet aimable et qui nous aime’. (Stendhal, de l'Amour, Chapitre II). Laat ons dus achtereenvolgens de vijf zinnen in verband met hunnen invloed op het liefdegevoel en de gewaarwordingen der liefde beschouwen. * * * Wat den SMAAK aangaat, kan men het bestaan van een desbetreffenden invloed betwijfelen. In ieder geval is hij niet van groot gewicht, - dat geef ik toe. Ik verheel mij ook niet, hoe moeilijk het in het algemeen is, den smaak met zekerheid van den reuk te onderscheiden, en ben er mij van bewust, dat dit onder de gegeven omstandigheden meestal zelfs onmogelijk is. Maar toch geloof ik niet, hem als geheel zonder belang met betrekking tot de liefde te mogen beschouwen. Natuurlijk heb ik daarbij niet het oog op het bekende Duitsche gezegde, dat de vrouw ertoe aanspoort om goed voor haren man te koken, daar zij slechts op die wijze zijn liefde kan behouden; en evenmin op het feit, dat een tezamen genoten, goed diner (ook zonder dat de alcohol daarbij medewerkt) den toenaderingsdrang der beide aanzittenden vaak aanzienlijk ver- | |
[pagina 22]
| |
sterkt. Want de smaak staat in zulke gevallen niet in direct verband met de geslachtelijke gevoelens. Veeleer denk ik aan de ervaring dat, bij het bestaan eener reeds sterk ontwikkelde liefde, sommige der door het lichaam van de(n) eene(n) deelgenoot(e) afgescheiden stoffen - ik noem b.v. het speeksel - door hunnen smaak op de(n) andere(n) eene opwindende werking vermogen uit te oefenen. Het kan zelfs voorkomen, dat een dergelijke prikkel belangrijk blijkt te zijn. In dit opzicht evenwel hangt zeer veel (om niet te zeggen alles), méér dan van de eigenschappen der smaakgevende stof, af van de op dit punt bestaande gevoeligheid van de waarnemende persoon, eene gevoeligheid, die - en dat geldt ten opzichte van alle soorten van prikkels - niet alleen zeer ongelijk is bij verschillende individuen, maar ook bij één en denzelfden mensch onder verschillende omstandigheden, op verschillende tijden, aanmerkelijk kan wisselen. * * In samenhang met het bovenstaande wil ik er hier dadelijk met den meesten nadruk op wijzen, dat ik overal in dit boek slechts die gevoelens en gewaarwordingen in mijne beschouwingen betrek, welke ten eenen male binnen de (stellig ver uiteenliggende) grenzen van het gezonde, normale, blijven. Ziekelijke en tegennatuurlijke verschijnselen, - hoe belangrijk, hoe veelvormig en hoe buitengewoon veelvuldig, zij ook in het geslachtelijke leven zijn - behooren in eene ‘Physiologie van het huwelijk’ niet thuis. En het ‘volkomen huwelijk’ moet met inspanning van alle krachten vrij daarvan worden gehouden. ‘De pathologie der liefde is een hel, waarvan de poort niet eens mag worden geopend’ zegt zeer terecht Rémy de Gourmont in zijn boek ‘Physique de l'amour, Essai de l'instinct sexuel’. Wij zullen trachten, met: alle kracht, die ons ten dienste staat, haar gesloten te houden. * * * Het komt mij voor, dat het GEHOOR, in zijne betrekking tot het geslachtelijk voelen, door vele schrijvers sterk wordt onderschat. ‘Hör ich das Liedchen klingen,
Das einst die Liebste sang,
So will mir die Brust zerspringen
Von wildem Schmerzensdrang’Ga naar voetnoot1)
zuchtte eens de onovertroffen poëet der liefde. En wie ter wereld ooit | |
[pagina 23]
| |
de klanken nog eens weder hoort, die hem herinneren aan de tijden van een geluk der liefde, dat voorbij is, zucht zijne woorden na, ook al was het een ‘Lied ohne Worte’, waardoor hij in verrukking geraakte. - De herinnering wordt door de melodie opgewekt; in geringere mate, vaak in het geheel niet, door den bij deze melodie behoorenden tekst. Het was dus de melodie, die zich met de liefdesgedachten associeerde en derhalve is het 't gehoor geweest, door welks bemiddeling deze diepe, blijvende indruk in de sexueele sfeer tot stand kwam. In het algemeen, - het rijk der tonen oefent op menschen, die zoowel voor muziek als voor gevoelens van liefde sterk vatbaar zijn, sexueele prikkels uit van den allereersten rang. Geen mensch met zulk een aanleg kan den orchestralen stroom van Wagner's ‘Tristan und Isolde’ (ik bedoel bepaaldelijk het tweede bedrijf) over zich heen laten bruisen, zonder dat daardoor zijn geslachtelijk gevoel ten diepste in beroering wordt gebrachtGa naar voetnoot1); géén ook het, helaas veel zeldzamere, genot smaken, de ‘G'schichten aus dem Wiener Wald’ van Johann Strauss door een orkest van den eersten rang met heerlijken gloed te hooren spelen, zonder dat hij het klankbord van zijne sexualiteit voelt medevibreeren. ‘Der liefde voedsel’ heeft Shakespeare de muziek genoemd (‘Twelfth Night, or, what you will’. Act I, Scene I.) ‘If music be the food of love, play on, Give me excess of it; - - -’ Beter zou hare erotische werking niet kunnen worden uitgedrukt. Een wezenlijken, veelal misschien zelfs den grootsten, factor hebben wij daarbij in het rhytme te zien, dat trouwens in iederen vorm een primordiale beteekenis voor het geslachtelijk leven heeft. * * Het is echter niet slechts de muziek, die in staat is door middel van het gehoor de vermelde werking uit te oefenen. Sterker, véél sterker vaak, wordt de toenaderingsdrift geprikkeld door geluidsindrukken, die een beslist persoonlijk karakter bezitten, met name door de stem. De nuance van de stem, de intonatie van een enkel woord - dat daarbij op zich zelf volslagen onbelangrijk kan zijn - kunnen soms in haast ongelooflijke mate als liefdesprikkel werken. De geheel haar eigen wijze, waarop een minnende vrouw den naam van den geliefde weet uit te spreken, een liefkoozend woord weet te zeggen, kan vol- | |
[pagina 24]
| |
doende zijn om den man tot de hoogste uiting te brengen, of zijn verlangen naar haar ondragelijk te doen worden. Wil iemand opponeeren: Het zijn in zulk een geval niet alleen de indrukken van het gehoor, die zich doen gelden; ook de houding der geliefde, haar gelaatsuitdrukking, haar blik, zijn van zeer grooten invloed, dan antwoord ik: Zeker, dat is mogelijk, dat is zelfs stellig het geval. Maar het kan toch ook heel goed, dat de indrukken uitsluitend door middel van het gehoor worden overgebracht. En als bewijs voer ik aan, dat een klank, zooals ik dien daareven bedoelde, een onverminderd effect kan hebben, wanneer hij langs telefonischen weg het oor bereikt; en ik wijs er op, dat de herinnering bij voorkeur indrukken van dezen aard vasthoudt - een teeken van hunne sterke en voortdurende werking. Inderdaad ken ik gevallen, waarin onder de reminiscenties eener doode liefde zulk een, door de telefoon overgebrachte, woordklank de voornaamste plaats inneemt.
* * *
Persoonlijke eigenschappen zijn in de betrekkingen, welke tusschen den REUK en de sexueele gevoelens bestaan, van veel gewicht. - In tweeërlei richting, d.w.z. zoowel wat de gevoeligheid voor reuk-indrukken als de afscheiding van riekende stoffen betreft. In het algemeen kan men zeggen, dat meestal deze beide eigenschappen sterker ontwikkeld zijn bij de vrouw dan bij den man, en dat er een belangrijk onderscheid in deze opzichten tusschen de menschenrassen bestaat. De individueele gevoeligheid voor prikkeling van het reukorgaan is in hooge mate. verschillend. Er zijn menschen, die slechts een geringe vatbaarheid voor reuk-indrukken bezitten. Er zijn er zelfs vele, die van de beteekenis van den reuk voor het geslachtelijk leven geen begrip hebben en de tot hen komende geuren van dezen aard in ieder geval niet met bewustheid waarnemen. Hun ontgaat daardoor in de liefde een genot schenkende prikkel. Derhalve zou ik hun den raad willen geven, hunne opmerkzaamheid met betrekking tot dit punt te scherpen, zóó dat zij zich bewust worden van de genietingen, die de teedere geuren, welke van het lichaam van een geliefde uitgaan, hun kunnen bereiden. Er bestaan echter ook menschen, die een veel beter ontwikkelden reukzin hebben. De geleerden, wien het schematiseeren een tweede natuur is geworden, hebben hen in een expresselijk daartoe geschapen categorie, ‘het olfactorische type’, ingedeeld. Zij staan in dit opzicht | |
[pagina 25]
| |
dichter dan de anderen bij den primitieven mensch en zijne voorzaten, voor wie de reuk, met betrekking tot het geslachtelijk voelen, een zoo groote beteekenis heeft, dat hij het gezicht overtreft. * * Evenzeer als de menschen van elkaar verschillen in vatbaarheid voor geuren, doen zij het wat de productie van eigen reukstoffen betreft. Het is duidelijk, dat wij met die benaming niet de bijgeuren kunnen bedoelen, welke, door onreinheid van lichaam of kleeding, door uittreding van darmgassen, door bederving der uitademingslucht tengevolge van het eten van zekere spijzen (knoflook!) ontstaande, een beslist afkeerwekkende, en derhalve den toenaderingsdrang sterk in negatieve richting beïnvloedende, werking uitoefenen, waardoor ook zij zeer zeker van belang geacht moeten worden. Nog belangrijker - omdat zij nog meer afstootend werken - zijn de onaangename geuren, die bij bepaalde ziekelijke toestanden behooren. Het ergste zijn wel die, welke zich met de uitademingslucht vermengen, omdat het niet mogelijk is, ze te verbergen. Een ‘slechte maag’, carieuse kiezen, ziekten van den neus, kunnen daardoor fataal worden. Van den graad der sexueele afstooting in dergelijke gevallen legt de Islam getuigenis af, waar hij als een der vier redenen, die aan de Mohammedaansche vrouw recht op echtscheiding verleenen, vermeldt: ‘indien de man een akhbar is, dat is met stinkenden adem (ozaena) behept’Ga naar voetnoot1). * *
Hoezeer een ieder zijn eigen, voor hem karakteristieken, geur bezit, kan men aan het gedrag van den eersten den besten goeden hond nagaan. Hij kent zijnen baas, alléén aan diens reuk, uit alle andere menschen en volgt zijn voetspoor, ook dan, als het geen zichtbaren indruk heeft kunnen nalaten, zonder aarzelen en zonder fout. Ook menschen zijn in staat zulke geuren te herkennen. Wij, bewoners van het Avondland, weliswaar in veel geringere mate dan Oosterlingen, Indianen, en anderen, die tot de meer primitieve volken behooren. Maar toch. - - Is niet de uit de geheele huid, uit de haren, opstijgende eigen geur van een geliefd wezen een bron van zaligheid? Tracht niet de minnaar steeds weer den welriekenden, hem in verrukking brengenden, adem der geliefde in zich op te nemen? ‘Wat is een kus?’ schreef eens een in liefde zeer ervarene. ‘Is het misschien niet het | |
[pagina 26]
| |
vurige verlangen om een deel van het wezen, dat men mint, in te ademen?’ (Giacomo Casanova, La Filosofia dell'Amore. ‘Che cos' è un bacio? Non è forse il desiderio ardente di aspirare una porzione dell' essere che si ama?’).
* *
Verkrijgen de tot nu toe besproken persoonlijke geuren, omdat zij zeer zwak en fijn zijn, eerst dan een zekere waarde, wanneer reeds een voldoende mate van toenadering bestaat, de reuk van het zweet, die dikwijls reeds kan worden waargenomen bij de eerste pogingen van den toenaderingsdrang om zich te doen gelden, heeft voor het resultaat van deze pogingen niet zelden een beslissende beteekenis. Want ook deze heeft sterk persoonlijke kenmerken. Daarenboven is hij veel krachtiger dan die, welke wij hierboven bespraken. Aangezien hij voor een groot gedeelte in de okselholten ontstaat, en deze bij vrouwen, vooral wanneer zij zeer licht gekleed zijn, - bovenal tijdens de beweging en de nauwe aanraking bij het dansen - alle mogelijke gelegenheid hebben, hem te doen uitstroomen, is het gemakkelijk te begrijpen, dat hij tot een factor van groot gewicht kan worden, vooral ook omdat het hier een indruk betreft, die in staat is om in een gegeven geval sexueele antipathie op te wekken. Bij een betrekkelijk groot aantal vrouwen en meisjes ontstaat in de okselholten eene uitwaseming, die de aantrekkelijkheid niet bepaald verhoogt. De bedenkelijkheid daarvan wordt meestal nog versterkt door het feit, dat zulk een vrouw of meisje zich van dit gebrek niet bewust is, omdat zij dezen reuk niet zelf waarneemt. Een advertentie in ‘The Strand Magazine’ is in dit opzicht werkelijk kenteekenend: ‘Iedereen merkt het, slechts Gij niet. - Dat is het bedenkelijke van lichamelijke geuren en uitwasemingen; het zijn alleen de anderen, aan wie zij opvallen. Gij weet niet, dat Gij zelfs Uw beste vrienden afstoot, en de hoffelijkheid verbiedt hun, er U op attent te maken’ (daarna volgt een reclame voor een desodorans). In een betrekkelijk gering aantal gevallen is de eigenaardigheid van het afgescheiden zweet zoodanig, dat een onmiddellijk aantrekkende werking plaats vindt. Vaker evenwel komt het voor, dat deze reuk, zoolang nog geen toenadering heeft plaats gevonden, eer een licht afstootenden, of in het geheel geen, invloed uitoefent, terwijl hij daarentegen bepaald prikkelend werkt, indien de toenaderingsdrift reeds tengevolge van andere indrukken een zeker resultaat heeft bereikt.
Hoezeer in deze dingen niets slechts de bijzondere eigenschappen | |
[pagina 27]
| |
van den ‘producent’, maar ook die van den ‘consument’ tot het resultaat bijdragen, bleek mij weer eens bij het bezoek, dat twee jonge vrienden mij onlangs brachten. Het gesprek kwam op een meisje, dat wij allen kenden. Toen zeide de ééne - hij was pas 22 jaar - losweg, en zeker zonder dat hij zich van de eigenlijke beteekenis van zijn gevoel bewust was: Och neen, ik dans niet graag met haar; ze is wel aardig, maar ze ruikt zoo onaangenaam. Waarop de andere - van denzelfden leeftijd, niet minder naïef dan zijn vriend -: ‘Vindt je werkelijk? Dat begrijp ik niet. Ik vind juist den geur, die van haar uitgaat, zoo prettig.’ Het toeval wilde, dat ik een week later bijna precies hetzelfde aanhoorde, toen twee achttienjarige meisjes - eveneens in alle onschuld - over een paar danseurs spraken. Om te toonen, hoe fijn het reukzintuig van sommige menschen besnaard is, en tevens om een voorbeeld te geven van de veranderlijkheid der reukstoffen die door een en hetzelfde individu onder verschillende omstandigheden worden afgescheiden, diene het volgende geval: Ik heb een zeventienjarig meisje in behandeling gehad, dat dikwijls een lichte verhooging van temperatuur vertoonde. Telkenmale, als dit verschijnsel optrad, herkende haar moeder de ‘koorts’ aan den geur, dien zij reeds op eenigen afstand bij het kind waarnam. En ofschoon niemand anders deze typische verandering bemerkte, werd de ‘diagnose’ toch altijd door den thermometer bevestigd. Een tweede voorbeeld is zoo interessant, dat ik ook dit niet aan mijne lezers wil onthouden. Eene mij bekende jonge vrouw ruikt aan de huid-uitwaseming van haren man (zijn adem is door het vele rooken onzuiver), hoe het psychisch met hem gesteld is. Zij kenmerkt zijnen geur als aangenaam en frisch bij goede stemming, meer van scherpen aard bij vermoeienis, zéér scherp bij ergernis en sterke opwinding, en in het algemeen als steeds sterker wordend naarmate het psychische evenwicht verstoord is. Wanneer ik nu hier nog aan toe voeg, dat meer dan ééne verfijnde vrouw van Oostersche afkomst mij verzekerd heeft dat zij aan een Westerling als echtgenoot den voorkeur had gegeven boven eenen man van haar eigen ras, omdat mannen van de eerstgenoemde soort ‘beter ruiken’, dan is de vraag omtrent de verhouding, waarin de geur der lichaamsuitwaseming tot het geslachtelijk voelen staat, wel voldoende besproken. * *
Een andere belangrijke reuk, die in tegenstelling tot de bovengenoemde, een volslagen specifiek sexueel karakter bezit, is alleen bij | |
[pagina 28]
| |
vrouwen waarneembaar, en dat nog slechts van tijd tot tijd. Ik bedoel den reuk, welke bij de menstruatie behoort. Hij is in de eerste plaats aan de door de geslachtsorganen uitgescheiden stoffen gebonden en bezit - afgezien van den stank, die door vervuiling kan ontstaan - typische eigenschappen, die tot op zekere hoogte weliswaar bij alle vrouwen dezelfde zijn, maar toch zoodanig in nuance, intensiteit en individueele eigenaardigheid kunnen verschillen, dat hij daardoor een geheel persoonlijk karakter kan aannemen. Nu spreekt het vanzelf, dat deze reuk door de kleêren, vooral wanneer het ondergoed dikwijls. wordt verwisseld, grootendeels verborgen wordt. Desniettegenstaande is hij toch waarneembaar, - vooral voor iemand. die tot het olfactorische type behoort - en dat wel niet alleen als reuk van de uit de geslachtsorganen afkomstige stoffen, maar bij vele vrouwen evenzeer aan de lichaamsuitwasemingen, inzonderheid aan het zweet en de uitademingslucht, die juist het meeste er toe bijdragen om hem eene persoonlijke nuance te verleenen. Ook de menstruatielucht kan men, zooals wij dat hierboven ook voor het zweet zagen, wat hare uitwerking op den toenaderingsdrang betreft, indeelen in afstootend, aantrekkend, en relatief aantrekkend - d.w.z. zonder voorbereiding licht afstootend; maar aantrekkend, soms zelfs sterk aantrekkend, wanneer een zekere sexueele prikkelingstoestand bestaat; deze toestand moet daartoe hier zelfs reeds een belangrijken graad bereikt hebben -. Het tweede der genoemde gevallen komt niet heel veel voor, het derde veelvuldiger dan men zou denken, het eerste zeer dikwijls - ‘Un homme averti en vaut deux’, zegt het spreekwoord. Men kan er aan toevoegen: une femme avertie - - trois.
* *
De reuk, die van de geslachtsorganen uitgaat, is zoowel bij de vrouw als bij den man voor het geslacht specifiek. Ook deze reuk heeft daarenboven een persoonlijk kenmerk, in nuance en intensiteit. Met de beperking, dat de intensiteit niet sterk mag zijn - wat zij in den regel ook niet is - kan men zeggen, dat de normale genitaalgeur een prikkelenden invloed op den sexueel-vatbaren mensch van het andere geslacht uitoefent. Deze invloed kan zich echter, bij onze levensgewoonten, pas doen gelden, wanneer de geslachtelijke intimiteit reeds zeer groot geworden is. Zoodra de natuurlijke geur, zij het ook slechts in geringe mate, door bijluchtjes ten gevolge van onzindelijkheid of van abnorme afscheiding bedorven wordt, werkt hij onmiddellijk in tegenovergestelde richting, en verwekt hij geslachtelijke antipathie. | |
[pagina 29]
| |
De genitaalgeur is bij vrouwen duidelijker dan bij mannen. Onder den invloed van sexueele prikkeling wordt hij grooter - gelijk dat bij sommige vrouwen trouwens ook het geval schijnt te zijn met de reuk der geheele lichaamsuitwaseming - en kan hij het bepaalde karakter van een bijzonder prikkel- en lokmiddel voor den man aannemen.
* *
Tot de soortelijke geslachtsgeuren behoort natuurlijk ook die van het sperma, het zaad van den man. Ook deze reuk is zeer wisselend van schakeering. In de eerste plaats vinden wij hier weder onderscheid bij de verschillende rassen. Het sperma van den gekleurden riekt sterker, scherper, dan dat van den blanken man. Dat van sommige Oosterlingen heeft een penetrante lucht, die zelfs aan een bokkenstal kan doen denken. Het zaad van een gezonden, West-Europeeschen, jongen man ruikt frisch, dat van den geheel volwassenen meer doordringend. De aard en de schakeeringen van den zeer karakteristieken spermareuk hebben een opvallende overeenkomst met de geuren der bloesems van tamme kastanjeboomen, die, al naar de soort van den boom en de weersgesteldheid, een belangrijk verschil in nuance vertoonen, zóó dat deze bloesemgeur wisselt tusschen aangenaam, frisch, en werkelijk bloesemachtig eenerzijds, en doordringend scherp, bijna misselijk makend, als ander uiterste. De reuk van het sperma van denzelfden man schijnt, naar mij van geloofwaardige zijde meer dan eens verzekerd werd, onder verschillende lichamelijke en geestelijke omstandigheden zeer verschillend te kunnen zijn. Hij werd mij als in het algemeen parallel verloopend met dien der lichaamsuitwaseming beschreven. Het is mij opgevallen, dat een zeker aantal vrouwen, dat mij dergelijke mededeelingen verstrekte, - hoewel zij elkander niet kenden en zelfs uit verschillende landen afkomstig waren - ter aanduiding der reukschakeeringen van dezelfde bijvoegelijke naamwoorden gebruik maakte. Dat de spermalucht van den eenen man met die van den anderen tot op zekere hoogte kan verschillen - dat dus ook zij persoonlijke nuances bezit - komt mij, in verband met het hierboven geconstateerde, waarschijnlijk voor. Merkwaardigerwijze echter vindt de arts, die dikwijls in het laboratorium onderzoek van sperma moet doen, deze veronderstelling slechts in betrekkelijke mate, en dan nog slechts wat de intensiteit betreft, bevestigd. Voor een gedeelte kan dit daardoor worden verklaard, dat hij bij een dergelijk onderzoek zijn reukzintuig zooveel mogelijk uitschakelt, omdat deze lucht hem een zekeren afkeer | |
[pagina 30]
| |
inboezemt. Anderdeels komt het door het feit, dat de karakteristieke spermareuk door eene min of meer langdurige inwerking van de lucht, en in het algemeen reeds door het verblijf buiten de mannelijke geslachtsorganen, (zoo lang het zich nog in deze organen bevindt, ruikt sperma weinig of in het geheel niet), dusdanig wordt versterkt, dat de individueele verschillen verloren gaan. Met dat al heerscht er bij vrouwen, die der zake kundig zijn, niet de geringste twijfel over het bestaan van dergelijke verschillen. Evenmin over hunne beteekenis. Ik ken een bijzonder begaafde en voor allerlei indrukken zeer gevoelige vrouw, die aan eene liefdesverhouding een plotseling einde maakte toen het haar bij den eersten coitus bleek, dat zij den reuk van het sperma van dezen man niet kon uitstaan. Wat nu in het algemeen de werking van den spermageur op de geslachtelijke gevoelens aangaat, kan men zeggen, dat hij op vrouwen een prikkelenden, op mannen een afstootenden invloed uitoefent. De associaties van gedachten, die zich bij het waarnemen van een dergelijken reuk opdringen, zijn evenwel van zoodanige beteekenis, dat zij den oorspronkelijken indruk dikwijls geheel verdringen. Zoo komt het, dat de lucht van het eigen sperma bij de meeste mannen geen afkeer wekt, terwijl dat van een ander door zijnen reuk den waarnemer misselijk kan maken. Een vrouw, die haren man lief heeft, gevoelt bij het ruiken van zijn sperma vreugde en hernieuwde opwinding, terwijl deze reuk, wanneer zij afkomstig is van eenen onbeminden echtgenoot, haar nog meer afstoot.
* *
Van het in de scheede der vrouw uitgestorte sperma vloeit gewoonlijk een vrij belangrijk gedeelte spoedig weer naar buiten. Dat, wat er in achterblijft, verliest zijnen typischen oorspronkelijken reuk binnen korten tijd. Daarentegen verkrijgt het in de vagina zich vormende mengsel van mannelijke en vrouwelijke vochten eenen (minder sterken) eigenaardigen reuk, die zich door hem, die ervaring heeft, zonder moeite als zoodanig laat herkennen. De tot het olfactorische type behoorende waarnemer kan deze lucht niet zelden reeds aan de kleêren en het linnengoed constateeren. Zij oefent op beide seksen een prikkelende werking uit, met dien verstande, dat ook in dit geval weêr de associaties van gedachten, die zich aan deze waarneming vastknoopen - vooral wanneer deze associaties betrekking hebben op de afkomst der afgescheiden vochten - den primairen indruk ten zeerste kunnen versterken of hem geheel en al kunnen te niet doen. Dat alles is bij ingewijden zoo bekend, dat geen demimondaine, qui se respecte, zal nalaten alle sporen van het sperma | |
[pagina 31]
| |
van eenen bezoeker te verwijderen, voordat zij eenen nieuwen cliënt ontvangt. * *
Ten slotte moet ik nog van eenen specifiek-geslachtelijken geur gewag maken, die weliswaar misschien slechts zelden duidelijk kan worden waargenomen, daartegenover echter in meer dan één opzicht zoo interessant is, dat ik hem niet onvermeld wil laten, temeer omdat hij, voor zoover ik weet, nog niet beschreven is. Het gaat om drie vrouwen, die mij, onafhankelijk van elkander, hebben medegedeeld, dat haar adem eenigen tijd (¼-1 uur) post coitum min of meer naar sperma begint te rieken en dezen geur gedurende één of twee uren behoudt. Deze vrouwen hadden het verschijnsel niet zelf bemerkt, doch het was haren echtgenooten opgevallen. In twee van deze gevallen gaf dit menigmaal aanleiding tot herhaling van den coitus. De verklaring daarvan, mij door een der mannen gegeven, luidde dat de toevoeging van een lichten, van hem afkomstigen, geur aan dien van de ademlucht zijner vrouw, en de daardoor opgewekte gedachte, dat de uiting zijner liefde geheel het lichaam van het beminde wezen had doordrongen, tezamen met de herinnering aan het daarbij doorleefde geluk, hem dusdanig in vervoering bracht, dat een nieuwe liefdesextase er het gevolg van was. Deze verklaring, welke de opwinding aan een combinatie van gedachten en gevoelens toeschrijft, waarbij de reuk niet anders dan als opwekker der associaties betrokken is, acht ik alleszins overtuigend en veel aannemelijker dan de mogelijkheid eener direkte prikkeling van de sexueele centra van eenen man door den, immers homologen, spermageur. De juistheid dezer observaties zelf staat voor mij vast; ik Heb haar in twee der gevallen gecontroleerd en den typischen reuk der uitademingslucht kunnen waarnemen, terwijl het derde mij door een collega werd bevestigd. Het is mij niet gelukt het aantal dezer waarnemingen - afgezien van een twijfelachtig geval - te vergrooten. Men is niet dikwijls in de gelegenheid, een dergelijk ‘onderzoek’ te doen, omdat de uitademingslucht, met het oog op de zwakheid van den geur, in vollen stroom, vlak voor den mond, moet worden gekeurd, zoodat de zaak in meer dan eenen zin delicaat is. Intusschen deelde mij, nadat het bovenstaande geschreven was, eene mij bekende, in het leven en in de liefde zeer ervaren vrouw mede, dat de hier besproken waarnemingen slechts bevestigen, wat sommige harer sekse-genooten, die meer waarde hechten aan den schijn, dan aan het wezen hunner huwelijkstrouw, heel goed weten, - weshalve zij het Odol en aanverwante middelen hoog in eere houden. | |
[pagina 32]
| |
De wetenschappelijke beteekenis van het verschijnsel is daarin gelegen, dat het een bewijs vormt voor de resorptie van bestanddeelen van het mannelijk zaad door de geslachtsorganen der vrouw, voor het dóórdringen van deze stoffen in hare lichaamssappen en in haar bloed en voor de uitscheiding der reukstoffen van het sperma door hare longen. Deze resorptie - waartoe het baarmoederslijmvlies zeker, de scheede eveneens, doch minder, in staat is - is van groot physiologisch gewicht. (Wij komen daar later op terug.) Zij is in de laatste jaren op veel meer exacte wijze dan in dit geval mogelijk was, door mikroskopisch onderzoek, door serumreacties, door proefnemingen, met zekerheid bewezen. Desniettemin is ook dit eenvoudige bewijs de vermelding waard. Evenzeer is het interessant, dat uitscheiding van spermareukstof door de longen plaats vindt. - Het geheel herinnert mij levendig aan de dikwijls door mij gedane waarneming, dat bij vrouwen, wier baarmoederslijmvlies met jodiumtinctuur behandeld wordt, na korten tijd een duidelijke jodiumgeur der uitademingslucht optreedt. Het feit, dat ik in de weinige gevallen, waarbij ik verder in de gelegenheid was de uitademingslucht van vrouwen door middel van mijn reukorgaan op spermageur te onderzoeken, negatieve resultaten moest boeken, kan aan eene tijdelijke minderwaardigheid van dit orgaan gelegen hebben. Dat is echter zeker niet de eenige reden, daar deze pogingen met zeer lange tusschenpoozen zijn aangewend. Ook een gebrekkige uitscheiding door de longen van de ‘proefpersoon’ kan in het spel zijn. Het meest waarschijnlijk is echter het geheel of gedeeltelijk ontbreken der resorptie in dergelijke gevallen, hetgeen zich het beste laat verklaren, wanneer men aanneemt, dat het sperma niet tot in de uterusholte is doorgedrongen. Wij weten allen dat dit dikwijls, en onder invloed van zeer verschillende omstandigheden, - die niet zelden met voorbedachten rade worden teweeggebracht - het geval is.
* *
Werpen wij een blik terug, zoo zien wij dat de reuk, ook bij ons Westerlingen, in belangrijke betrekkingen tot de geslachtelijke gevoelens staat. In het algemeen gesproken werkt de waarneming van sexueele, en ook reeds van sterke persoonlijke, geuren op geciviliseerde menschen eer negatief, d.w.z. deze geuren verwekken sexueele antipathie. Is echter reeds een zekeren graad van geslachtelijke toenadering bereikt, zoo kunnen zij eene verdere toenadering bevorderen, en bij reeds bestaande sexueele opwinding kunnen zij deze zelfs in hooge mate versterken. Daarentegen kan ook eene reeds ver gevorderde toenadering nog te | |
[pagina 33]
| |
niet worden gedaan door abnormale reuk-indrukken, in het bizonder wanneer deze onzindelijkheid verraden. * * Waar het met deze dingen zóó gesteld is, laat het zich gemakkelijk begrijpen, dat de mensch reeds van oudsher zijn toevlucht genomen heeft tot natuurlijke of kunstmatig bereide reukstoffen, met de bedoeling door middel daarvan zijne eigene geuren te versterken of te verbergen. | |
Parfumerie en sexueele gevoelensHet thema is groot en belangrijk genoeg om er eene op zich zelf staande studie aan te wijden. Ik zoude deze gaarne willen schrijven. Maar het vraagstuk is nog niet rijp; in menig opzicht zou men niet boven algemeenheden uit kunnen komen. En dus zou slechts een boek ontstaan, gelijk aan de tallooze andere, die telkens weer over de liefde, en wat met haar verbonden is, geschreven worden, in een geest - waarin ik het onderwerp niet wensch te behandelen. Indien het mij, zooals wij zien zullen, ook thans reeds mogelijk is, op een reeks van feiten en waarnemingen te wijzen, welke voor het tot stand komen van eene leer der rationeele sexueele parfumeering principieele beteekenis hebben, zoo ontbreekt toch voor den opbouw van eene dergelijke leer nog een gedeelte van de grondslagen. Deze te scheppen is aan eene samenwerking van beoefenaren der sexueele physiologie en reukwerkfabrikanten voorbehouden. Een interessant arbeidsveld ligt hier braak. Zijne ontginning zoude in alle opzichten de moeite kunnen loonen. In afwachting daarvan houd ik het voor nuttig, hier wat nader op het onderwerp in te gaan, omdat het voor het ontstaan, en vooral voor het behoud van liefdesbetrekkingen belangrijke elementen bevat, en dus van werkelijk belang voor de techniek van het huwelijk moet worden geacht. En daar de lezer in hetgeen ik ga zeggen reeds menigen raad voor de practijk zal kunnen vinden, acht ik deze uitwijding voldoende gemotiveerd.
Het gebruik van welriekende voortbrengsels heeft, physiologisch gedacht, verschillende doeleinden, die men in vijf groepen kan rangschikken. Twee daarvan, die tezamen een hoofdgroep vormen, zijn van algemeenen aard, de drie anderen (een tweede hoofdgroep) hebben een sexueelen grondtrek. De eerste hoofdgroep tracht eenerzijds onaangename geuren der omgeving door overstemming te verbergen (wat met het uitschakelen van een deprimeerenden invloed gelijk staat), anderzijds op het | |
[pagina 34]
| |
geheele zenuwapparaat eene opwekkende werking uit te oefenen. Want welriekende stoffen brengen, in passende verdunning gebruikt, niet slechts een aangenamen reukindruk teweeg, doch prikkelen ook het centrale zenuwstelsel op zoodanige wijze, dat de opname en verwerking van andere indrukken er door wordt bevorderd en de reacties worden versterkt. In dien zin ontbreekt dus ook hier reeds de beteekenis voor de geslachtelijke sfeer niet. In de tweede hoofdgroep zijn de doeleinden meer direct sexueele: het neutraliseeren of het overstemmen van afstootende, het accentueeren van aantrekkende persoonlijke geuren, resp. het vervangen van de laatstgenoemde, indien zij ontbreken. En naast deze beide groepen, die in hoofdzaak de bedoeling hebben, de toenaderingsdrift van de andere partij te versterken, een derde (de vijfde groep dus van de geheele serie), waarvan de vertegenwoordigers het sexueele gevoel van den waarnemer zelf prikkelen. Het komt mij voor dat het vooral vrouwen zijn, die, gewoonlijk onbewust, bij het gebruik van parfums ook dit doel nastreven.
De rationeele sexueele parfumeering moet beschikken over ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ odeurs, dat zijn zulke, die op de geuren, welke den man eigen zijn, gelijken, ze duidelijker doen uitkomen, aanvullen, en fixeeren, en daardoor de sexueele gevoelens der vrouw prikkelen; en zulke, die, met vrouwelijke geuren harmonieerend, de eigenschap bezitten, geslachtelijk exciteerend op den man te werken. Naast welriekende preparaten van dezen aard zijn reukwerken noodig, die, als ‘negatief-mannelijke’ en ‘negatief-vrouwelijke’, ten doel hebben, onaangename eigen geuren van den man of van de vrouw te neutraliseeren. Het zijn dus vier soorten van sexueele parfums (welriekende toiletartikelen daaronder begrepen), welke dienst hebben te doen bij het nastreven van de doeleinden der bovengenoemde derde en vierde groep. Voor de vijfde categorie (waar prikkeling van het eigen gevoel het doel is) zijn geen afzonderlijke middelen noodig, daar de vrouw hiertoe ‘mannelijke’ odeurs kan gebruiken en de man ‘vrouwelijke’. Deze vijfde groep kan dus voor de vervaardiging van reukwerken buiten beschouwing blijven. (De zoo straks gemaakte rangschikking diende trouwens alleen om de doeleinden van het gebruik van parfums duidelijk te maken; zij had niet de indeeling der reukwerken zelf op het oog).
Voordat ik nu eenige détails wat nader beschouw, moet ik enkele | |
[pagina 35]
| |
woorden wijden aan de begrippen: fixeeren en neutraliseeren van geuren, die ik in het voorafgaande heb genoemd. Er bestaan reukstoffen, die, in zéér geringe hoeveelheid toegevoegd, de eigenschap bezitten, andere, zeer vluchtige, geuren vast te houden en tot grootere en langer durende werkzaamheid te brengen. Daartegenover kennen wij ook reukstoffen, die in staat zijn, bepaalde geuren door specifieke werking te neutraliseeren. Verder zijn zekere chemische en physische agentia ervoor bekend, dat zij geuren kunnen opheffen of versterken. Om een eenvoudig voorbeeld te noemen: menige reuk gevende stof houdt op met geuren, indien zij uitdroogt; bevochtigt men haar dan, zoo begint zij opnieuw te rieken. Wat het vermelde begrip der harmonieering van geuren betreft, hebben wij er indachtig aan te zijn, dat de samenstellers van parfumeriemiddelen groot gewicht hechten aan het combineeren van geuren, wier stemming bij elkander past. Een Fransch parfumeur, Piesse genaamd, heeft zelfs een volledige toonschaal der geuren gemaakt, die met de claviatuur van den vleugel overeenkomt. Volgens hem kan men accoorden en harmonieën van geuren vormen, en van reukdissonanten spreken. Al schijnt nu ook de poging van Piesse meer aardig gedacht dan wetenschappelijk gefundeerd, zij is toch kenmerkend voor de beteekenis van een goed gekozen combinatie van verschillende geuren.
Terugkomende tot het vraagstuk van den opbouw eener kunst der sexueele parfumeering, moet ik toegeven, dat verreweg het voornaamste werk daarvoor nog geheel te verrichten is. Een typisch voorbeeld van een mannelijke reukstof geeft de natuur in de muscus, die het mannelijke, volwassene muscusdier door middel van bepaaldelijk daartoe dienende, in de nabijheid der geslachtsorganen gelegen, klieren - en dat wel het meeste en het beste in het voorjaar, d.w.z. in den bronstijd - produceert. Van deze muscus wordt in de parfumeriefabricage een veel grooter gebruik gemaakt dan men gewoonlijk denkt. Men moet er alleen ten zeerste op bedacht zijn, deze reukstof - die een der allersterkste is, die wij kennen - niet anders dan in sterk verdunden toestand en in harmonie met andere geuren te gebruiken, omdat vele menschen, vooral mannen (wat volkomen in overeenstemming met hunnen mannelijken aard is) een duidelijken afkeer van dezen reuk vertoonen, indien hij als zoodanig herkenbaar is. Tegen de veelvuldige toepassing van de muscus, juist bij de bereiding van fijne zeep, reukpoeder, eau de toilette, en odeur, zoude niets in te brengen zijn, wanneer deze middelen altijd op rationeele wijze en met voldoende kennis werden samengesteld, - hetgeen inderdaad echter menigmaal niet het geval is. | |
[pagina 36]
| |
Nog een andere reukstof wil ik als voorbeeld noemen, en wel eene, die tot de negatief-vrouwelijke behoort; ik bedoel de lavendel. Reeds de Arabieren uit de 16e eeuw kenden dezen geur als eene remedie tegen eenen ‘kwaden reuk der vrouwelijke geslachtsdeelen’. En het veelvuldige gebruik, dat onze overgrootmoeders van de gedroogde blauwe bloemetjes, die zij in zakjes tusschen het lijfgoed in de linnenkast legden, hebben gemaakt, geeft (het geringe aantal badkamers en bidets van die tijden in aanmerking genomen) te denken. De lavendeloliereuk bezit werkelijk deze ontgeurende eigenschap ten opzichte van den bedoelden ‘kwaden reuk’, tenminste indien deze niet al te sterk, en niet van opvallende onzindelijkheid, of van ziekelijke afscheiding afkomstig is. Met andere woorden: lavendel toont neutraliseerende werking tegenover een te duidelijken eigen geur der vrouwelijke geslachtsorganen; waarschijnlijk ook ten opzichte van andere geuren der vrouw, hetgeen de voorkeur van vele leden der schoone sekse voor lavendel-badzout en lavendel-toiletwater verklaart. Alleen, - om werkelijk de verlangde werking te kunnen uitoefenen, moeten dergelijke middelen op eene voor het bepaalde doel zaakkundige wijze samengesteld zijn, en op juiste wijze worden gebruikt. Een met deze reukstof bereide vinaigre de toilette kan door zijne zure reactie de ontgeurende werking (vooral in de buurt der genitalia) versterken, terwijl in een alkalisch preparaat (zeep!) de beoogde lavendelwerking niet tot gelding zou komen, omdat alkali de eigen reuk der geslachtsorganen verscherpt. Een goede ‘Vinaigre de Lavande’ kan worden samengesteld uit lavendelwater (1 Liter), rozenwater (zonder muscus of andere dierlijke reukstoffen bereid!) ⅛ Liter, ijsazijn 75 gram. Hij kan met wat indigokarmijn blauw gekleurd worden. De ‘vinaigre des quatre voleurs’ bevat in azijnzure oplossing een alcoholisch extract der bladen van lavendel, pepermunt, wijnruit (ruta graveolens), rozemarijn, en kaneel, en behalve eenige andere, minder belangrijke, stoffen, nog kamfer. Voor zoover ik weet, is het preparaat niet met deze bedoeling bereid, en ook nooit als zoodanig aanbevolen. Maar het is, zij het dan ook geen fijn, toch een in dit opzicht bijzonder werkzaam toiletmiddel, dat een juist voor het hier besproken doel rationeele samenstelling bezit, omdat het verschillende stoffen bevat, die in dezelfde richting werken, en geen enkele, die een tegenwerking uitoefent. Het spreekt van zelf, dat dergelijke middelen alleen in sterke verdunning, in zitbaden en bidet (bij uitzondering, doch slechts op advies van den arts, ook in den vorm van vaginaalirrigaties) gebruikt mogen worden. Het effect van den lavendelgeur kan, behalve door alkali, nog worden verhinderd door de toevoeging van muscus, die ik b.v. in | |
[pagina 37]
| |
het recept van een Engelsch ‘lavenderwater’ aantrof. Deze belemmering is niet het gevog van de ‘mannelijkheid’ van den muscusgeur, maar van het feit, dat hij, behalve andere geuren, ook de ‘eigen reuken’ fixeert en accentueert. Uit het een en ander kan men reeds zien hoe veelzijdig de wisselwerking is, en met hoeveel factoren een rationeele sexueele parfumeering rekening moet houden. Om mij echter door het interessante onderwerp niet te ver uit den koers te laten brengen, zal ik er mij verder toe bepalen, alleen nog eenige, gedeeltelijk reeds vermelde, waarnemingen en feiten neer te schrijven, die principieele beteekenis hebben, vooral ook omdat zij de richting toonen, waarin men verder zal moeten gaan. De reuk der geslachtsorganen wordt versterkt door alkaliën, verzwakt door zuren. In dit verband hebben wij het volgende in herinnering te houden: de reactie van normale urine is meer of minder sterk zuur; bij gebruik van alkaliën (alkalisch bronwater b.v.) beweegt zij zich in alkalische richting. Bij ontbinding der urine, in of buiten het lichaam, gaat de zure reactie eveneens in een alkalische over. Sommige geneesmiddelen kunnen de alkalische reactie van urine, die zich nog in het lichaam bevindt, weer in een zure veranderen. De vaginaalafscheiding is normaliter licht zuur. Haar zuurgehalte wisselt onder invloed van verschillende (normale) omstandigheden. Onder bijzondere voorwaarden, speciaal ten gevolge van de bijmenging van (zij het normale, zij het ziekelijke) afscheidingsproducten, evenzoo als door inwerking van bepaalde bacteriën, wordt de inhoud der scheede alkalisch. De onder invloed van geslachtelijke opwinding afgescheiden slijmstoffen van de mannelijke pisbuis en van de slijmklieren der vrouwelijke organen reageeren alkalisch. Bloed, bloedwei, sperma, hebben een alkalische reactie, zweet eene zure. Kamfer (vergelijk de samenstelling van coldcream), lavendel, en amygdaline neutraliseeren den reuk der geslachtsorganen, en vermoedelijk ook andere van het menschelijk lichaam uitstralende specifieke geuren. (Amygdaline is de werkzame stof uit bittere amandelen, perzikpitten enz. Zij wordt in toiletartikelen veel gebruikt, b.v. in ‘eau de Violettes’, dat ongeveer 2‰ bittere amandelolie bevat, en in de ‘pâtes d'amande’ van verschillende fabrikanten. In deze samenstellingen blijft de neutraliseerende eigenschap van deze stof intact. Dat kan men van sommige andere preparaten, waarin zij eveneens is verwerkt, daarentegen niet zeggen. Bij de bereiding van ‘amandine’ b.v. heeft verzeeping plaats en overtollig alkali kan de bedoelde werking der amygdaline opheffen). Muscus - en waarschijnlijk ook de overige reukstoffen, die van | |
[pagina 38]
| |
dieren afkomstig zijn - fixeert, wanneer het in minimale hoeveelheid wordt gebruikt, alle aan het lichaam eigen geuren, zoowel die der geslachtsorganen als de overige, en doet ze duidelijker uitkomen. In een ietwat minder zwakke concentratie overstemt deze reukstof alle andere geheel, waarbij zijn ‘mannelijk’ karakter sterk op den voorgrond treedt. Van de overige, minder specifieke, overstemmende reukstoffen, noem ik die uit de pepermuntplant. Bij elk gebruik van reukstoffen moet er op worden gelet, dat deze niet alleen onder elkander, doch ook met de eigen geuren van den gebruiker harmoniëeren, dat de preparaten die elementen bevatten, welke ter bereiking van het doel, waartoe ze gebruikt worden, dienstig kunnen zijn, en geen dusdanige, die de werking der eerstgenoemde kunnen opheffen of een tegenovergestelden invloed kunnen uitoefenen. * * * Het GEZICHT behoef ik met betrekking tot het geslachtelijk voelen niet zoo uitvoerig te bespreken als de reuk. Waar ik over de belangrijkheid der geuren heel wat te zeggen had, wat tot nog toe onbekend, althans zeker niet algemeen bekend was, zoude ik omtrent datgene, wat de oogen aan sexueele prikkels overbrengen, niet veel anders dan van ouds bekende dingen kunnen herhalen. Het is overbodig te betoogen, hoe groot de beteekenis van het gezichtszintuig voor den toenaderingsdrang is. Door middel van dit zintuig ontvangen (van uitzonderingen afgezien) man en vrouw de eerste indrukken van elkander. En deze kunnen beslissend zijn. Gelukkigerwijze hangt echter niet alles van gezichtsindrukken af, - want dan ware het met den kans op het ontstaan eener liefde, en vooral met dien op haar voortbestaan, waarlijk niet al te best gesteld. In tegenstelling tot den reuk en het gevoel, die bij het voortschrijden der toenadering grootere beteekenis verkrijgen, verliest het gezicht daarbij steeds meer aan belangrijkheid. Dat wil zeggen: indien het ook later nog in de gelegenheid is, gunstige indrukken op te nemen, blijft dit zintuig een bron van krachtige prikkels. Ontbreekt echter deze gelegenheid, zoo laat zich juist het gezicht vaak op bijna ongelooflijke wijze door de gewoonte, door den wil, door gedachten, uitschakelen en door de andere zinnen, maar vooral door psychische invloeden, overvleugelen. ‘Hoort, Vrienden, met een woort den gront van uwe saken,
Des Vrijers gunstigh oog, dat ken de schoonheijt maken’.
(Cats).
* * | |
[pagina 39]
| |
De aanblik der primaire geslachtskenmerken, der geslachtsorganen dus, prikkelen den volwassenen mensch slechts betrekkelijk weinig. Pas als reeds een vrij hooge graad van sexueele opwinding bestaat, kan hunne aanschouwing tot verdere versterking daarvan bijdragen. De secundaire geslachtskenmerken daarentegen oefenen op den toenaderingsdrang een aanzienlijken prikkel uit, in het bijzonder die lichamelijke eigenschappen, welke een zoo groot mogelijke geschiktheid tot geslachtelijke vereeniging en tot dat, wat daarop natuurlijkerwijze volgt, doen vermoeden. Derhalve wordt de man door goed gevormde borsten en heupen der vrouw aangetrokken, de vrouw door eenen krachtigen lichaamsbouw van den man. Daarom ook wordt de man (eveneens instinctief) door lichamelijke kenmerken afgestooten, welke een onvolkomen vrouwelijkheid verraden, omdat deze hem een voorgevoel geven van de fatale gevolgen eener geslachtelijke verbintenis. Hoe goed hij daarbij door de stem der natuur wordt geleid, blijkt wel uit het door eeuwenoude ervaring geconstateerde feit, dat vrouwen, die eene onvoldoende ontwikkeling der sexueele kenmerken vertoonen, veel kans hebben op een reeks van stoornissen in hare geslachtelijke functies: pijnlijke menstruatie, moeilijkheden bij den coitus, onvruchtbaarheid of stoornissen in de zwangerschap en bij de baring, - de noodige psychische conflicten, die licht tot een volledige katastrophe kunnen leiden, daarbij niet te vergeten, (vergelijk het opstel van M. Hirsch in het Zentralblatt für Gynäkologie, 1923, No. 39). Dat bij de waardeering der bovengenoemde goede eigenschappen ook het gevoel voor schoonheid meêspreekt, zal wel niemand ontkennen. Toch is het in dit verband interessant te vernemen, dat een man als Aschner in de te Heidelberg gehouden zitting der Deutschen Gesellschaft für Gynäkologie (1923) met instemming de meening van Stratz (die in dit opzicht als autoriteit geldt) kon aanhalen, volgens welke slechts vijf op de duizend vrouwen er aanspraak op mogen maken, schoon te zijn. Hoe dit ook zij, - overwegend is deze factor niet. Dat zijn de andere, regelrecht met de eischen van het leven in verband gebrachte, indrukken, zij het nu, dat dit verband tot het bewustzijn doordringt, dan wel (zooals gewoonlijk het geval is) onbewust of halfbewust blijft. Van minstens evenveel invloed als de aanblik van den bouw is die van de beweging van het lichaam. Of nu de bewegingen met min of meer erotische bedoelingen gemaakt worden, zooals dat gedeeltelijk bij het dansen geschiedt, of zich in een onopzettelijk spel van lijnen vertoonen, zooals dat bij den, bijzonder bekorenden, eenigszins roteerenden gang van sommige vrouwen het geval is, - hunne groote beteekenis met betrekking tot den toenaderingsdrang kan geen oogenblik worden betwijfeld. | |
[pagina 40]
| |
Wil men zich voor den geest roepen, hoe eene vrouw - onbewust - in dit opzicht gevoelt, zoo denke men aan de woorden van Gretchen am Spinnrade: ‘Sein hoher Gang, Sein' edle Gestalt,’ - -. Ten slotte wil ik niet nalaten, in verband met het gezegde over de beteekenis van den indruk, die bewegingen voor het geslachtelijk voelen hebben, ook hier, waar wij het gezicht bespreken, evenals bij het gehoor, te wijzen op de beduidenis van het rhytme. * *
De bekleeding heeft zich alleen in koudere gewesten ten doel gesteld, den mensch tegen al te sterke afkoeling te beschutten. In warme landen heeft men er oorspronkelijk niets anders mede bedoeld dan het lichaam te tooien, het meer aantrekkelijk te maken, en de opmerkzaamheid op bepaalde deelen te vestigen. Nauwkeurige onderzoekingen van een aantal schrijvers kunnen dit bewijzen. Wat de kleeding van den man betreft, hebben de cultuurvolkeren in hoofdzaak steeds het principe der Noordelijke landen (bescherming tegen koude) gehuldigd. Slechts nu en dan vindt men in de geschiedenis een mode, die klaarblijkelijk het doel nastreefde, de specifiekmannelijke kenmerken sterk te doen uitkomen. Het opvallendste was dit wel in den tijd, toen de geslachtsorganen in bepaaldelijk daartoe aangebrachte zakjes buiten de tricotbroeken gedragen werden, zoodat zij bij den eersten blik moesten opvallen. De ‘braguettes’, zooals deze zakjes genoemd werden, kwamen ongeveer in het midden van de 15e eeuw in zwang; men kan ze op de wandtapijten van Nancy uit den tijd van Karel den Stoute afgebeeld zien. In het begin van de 16e eeuw worden ze werkelijk bespottelijk. Dürer en zijn tijdgenooten hebben ze in dien vorm geteekend. Ook later is deze mode, zij het in mindere mate, nog waar te nemen. (Zie Viollet-le-Duc, Dictionnaire du Mobilier, T.3.p. 80). De kleeding der mannen uit den modernen tijd heeft in het algemeen geen sexueel-opdringerig karakter. Van de vrouwenkleeding, vooral van die der laatste jaren, kan men dit niet zeggen. Zij berust geheel op de grondgedachte der Zuidelijke volken, niet de bedekking, maar de versterking der bekoring te beoogen. Van oudsher heeft zij trouwens, ook dan, wanneer zij nog tegen koude trachtte te beschutten, een zeer duidelijke neiging getoond om de drapeering van het lichaam in de allereerste plaats dienstbaar te maken aan de demonstratie der secundaire geslachtelijke kenmerken. Ten bewijze daarvan behoeft men slechts te herinneren aan het décolleté; aan het corset, welks model een tijd lang zijn doel, de borsten naar voren te brengen, op al te lettelijke wijze vervulde; aan de wespentaille, die borsten en heupen beide grooter en breeder wilden | |
[pagina 41]
| |
toonen, dan zij zijn konden. Vergeten wij ook niet de ‘queue de Paris’ uit de jaren van omstreeks 1880, welke aanvankelijk slechts ten doel had, de aandacht op het ronde vetkussen der vrouwelijke zitdeelen te vestigen (hetwelk tot de typische secundaire geslachtskenmerken behoort en als zoodanig zeer zeker een belangrijke bekoring uitoefent; - vergelijk de antieke Aphrodite Kallipygos in het Museo nazionale te Napels) doch er mede eindigde, in hare matelooze overdrijving de dames der toonaangevende Europeesche kringen een bedenkelijke gelijkenis met de vrouwen der Hottentotten te bezorgen. (Voor deze vrouwen is n.l. de steatopygie - de enorme vetbult te dezer plaatse - een characteristicum, dat door hare mannelijke stamgenooten als bijzondere schoonheid hoogelijk gewaardeerd wordt.) In sexueel opzicht buitengewoon geraffineerd toont zich de mode, wanneer zij, gelijk in den tijd van het Directoire, en ook thans, niet slechts zooveel mogelijk onbedekt laat, maar ook datgene, wat zij verbergt, door het gebruik van zeer lichte stoffen, in vorm en beweging zoodanig laat zien of laat raden, dat het sterker erotischprikkelend werkt dan wanneer het geheel ontbloot ware. Voor de rest, ook in dit opzicht is er niets nieuws onder de zon. Niet alleen van sluiers, sluierdansen, enz. heeft de vrouw sedert overoude tijden dankbaar gebruik gemaakt om den man tot toenadering te prikkelen, ook de andere middelen tot verlokking, welke de mode in toepassing heeft gebracht zijn zoo oud als . . . . het paleis van Knossos (Kreta, ± 15e eeuw v. Chr., zie Ahrem, das Weib in der antiken Kultur), op welks wanden men vrouwenfiguren afgebeeld ziet met corsetten, met wespentailles, met een ‘queue de Paris’, met volants, met een décolleté à la mode de . . . ., etc. etc. * *
De belangrijkste sexueele indrukken, die het oog kan ontvangen, gaan uit van het oog. (Gretchen: ‘Seines Mundes Lächeln, Seiner Augen Gewalt’). ‘Men heeft den blik in de liefdesgeschiedenissen zoo erg misbruikt, dat men ten slotte heelemaal geen rekening meer met hem hield. Men waagt thans nauwelijks meer te zeggen, dat twee wezens elkander lief kregen, omdat zij elkaâr aanzagen. En toch komt de liefde slechts zóó, enkel en alleen zóó, tot stand. Het overige is nu eenmaal het overige, en komt later. Niets is zoo waar als de geweldige aandoeningen, die twee zielen elkander mededeelen, wanneer zij deze vonken tegen elkander uitwisselen’ (naar V. Hugo). Hoe - d.w.z. door welke combinatie van minimale spierwerkingen - men verliefde blikken wisselt, hoe men elkander toelonkt, hoe men ‘Augen macht’, laat zich even moeilijk analyseeren als het gemakkelijk is, de beteekenis van | |
[pagina 42]
| |
deze samengestelde bewegingen en het doel, dat zij nastreven te onderkennen. Het oude Duitsche volksliedje ‘In den Augen liegt das Herz, in den Augen musst du lesen’ is wel het allermeest toepasselijk in liefdesaangelegenheden. En de indrukken, die oogen van oogen ontvangen, houden niet op zich te doen gelden van den eersten schuchteren blik der toenadering-zoekenden af tot den dankbaar-gelukkigen van hen, die bevrediging vonden. * * Veel minder belangrijk voor het geslachtelijk voelen dan de indrukken van persoonlijken aard zijn die, welke de mensch door middel van het gezichtszintuig van de onpersoonlijke buitenwereld ontvangt. Tot deze laatste mogen natuurlijk niet die impressies worden gerekend, welke, evenzeer van personen afkomstig zijnde, door middel van het schrift, den druk, of de beeldende kunsten, met behulp van ons voorstellingsvermogen tot ons doordringen. Toch kunnen ook onpersoonlijke indrukken op de sexueele sfeer van invloed zijn. Het aantal (op gezonde wijze gevoelende) menschen, dat door den aanblik van een mooi landschap geslachtelijk wordt geprikkeld, is niet klein. Minder veelvuldig vindt men normale individuen, op wie kleuren en lijnen een dergelijken prikkel uitoefenen. Maar dat zij bestaan, is zeker, en ieder, die zich met zulke vragen heeft bezig gehouden, kent mannen en vrouwen, bij wie dit het geval is. * * * De GEVOELSZIN moet, wat den invloed der zintuigelijke waarnemingen op de geslachtelijke sfeer betreft, wel als de belangrijkste der vijf worden beschouwd. Hij heeft zijnen zetel in de geheele huid en in de gedeelten der slijmvliezen, welke aan de huid grenzen. Maar de verschillende deelen der huid zijn in dit opzicht lang niet gelijkwaardig. Het is voor onze bespreking wenschelijk, de prikkels, die op de zenuwuiteinden in de paringsorganen worden uitgeoefend, te scheiden van die, welke de eigenlijke tastzin overbrengt, en de eerstgenoemde pas later te behandelen, - en verder, een onderscheid te maken tusschen actieven en passieven gevoelszin. Actief zullen wij dat gevoel noemen, hetwelk de indrukken opneemt, die bij het betasten van een voorwerp in de betastende lichaamsdeelen ontstaan. Als zoodanig komen hier alleen de handen, inzonderheid de vingers, en van dezen weêr de toppen, alsmede de punt van de tong in aanmerking, terwijl voetzolen ten teenen, ook bij de barvoetsgaande menschen, slechts een geringe beteekenis in dit opzicht bezitten. | |
[pagina 43]
| |
Een afzonderlijke positie nemen met betrekking tot deze indeeling de lippen in, omdat actieve en passieve sensibiliteit hier van even groot gewicht zijn. Inderdaad doen zich bij de belangrijkste sexueele functie, die zij - van hunne medewerking bij het spreken afgezien - uitoefenen, beide soorten van gevoel gezamenlijk en gelijkelijk gelden. De passieve gevoelszin (die de indrukken overbrengt, welke van de betaste plaatsen van het lichaam uitgaan) heeft zijnen zetel in alle overige gedeelten van de huid en de aangrenzende slijmvliezen. Bovendien kunnen in de onder de huid gelegene weefsels, bij voldoende intensiteit der betasting, gevoelsindrukken ontstaan, die met de hier besprokene verwant en verbonden zijn.
* *
Wat de betrekking van den passieven gevoelszin tot de sexueele sfeer aangaat, kan men zeggen, dat de prikkels, die de betaste plekken ontvangen, eene geslachtelijk opwekkende werking ten gevolge kunnen hebben, welke des te grooter is, naarmate de prikkel een gevoeliger plaats treft; op een sterker wijze, en met voldoende afwisseling, wordt uitgeoefend; en een grootere lichamelijke en psychische ontvankelijkheid (die door oefening en ervaring wordt vergroot) bestaat. Ook op deze prikkels zullen wij later terugkomen. Hier is het voldoende, er op te wijzen, dat weliswaar de geheele lichaamsoppervlakte gevoelig is voor sexueele betastingsprikkels, doch dat er predilectieplaatsen zijn, die het karakter van ‘erogene zonen’ bezitten. Als een eigenaardigheid van deze plaatsen hebben wij te vermelden, dat zij in hoofdzaak de lichaamsopeningen omgeven. Al kan ik het ook niet eens zijn met diegenen, die zooals Havelock Ellis van meening zijn, dat de erogene zonen bepaaldelijk en uitsluitend daar gevonden worden, waar slijmvlies en huid in elkander overgaan (slechts de rand der lippen is als zoodanig van bijzonder belang) zoo is toch niet te ontkennen, dat niet slechts de omgeving der genitalia, maar ook die van den anus en die van mond en neus, deze beteekenis bezitten. Dat geldt eveneens, zij het ook in geringere mate, van de huidplekken, welke zijwaarts van de oogholten, en van die, welke om de gehooropening gelegen zijn. Inderdaad vormen oordekseltje en oorrand bij vele menschen een erogene zone, waartoe ook het oorlelletje behoort. Alleen zijn voor deze deelen gewoonlijk sterkere prikkels (bij voorkeur die, welke door een lichte zuigwerking worden uitgeoefend) noodig ter verkrijging van het sexueel opwekkende effect, dat in ruil daarvoor dan ook weer des te grooter kan uitvallen. Behalve de genoemde, bestaan er andere plaatsen van geslachtelijke predilectie voor den passieven gevoelszin, welke echter met de lichaamsopeningen niets te maken hebben. | |
[pagina 44]
| |
Zou men van de plooi, die aan weêrskanten van het lichaam de grens vormt tusschen de Ml en de achtervlakte van het bovenbeen (de huid is daar voor zachte aanraking buitengewoon geslachtelijkgevoelig) nog kunnen beweren, dat zij met genitaal- en anaalzonen tezamen hangt, van de erogene zonen, die zich in de buurt van het uiteinde der valsche ribben, achter de onderkaak, en ter hoogte van de nekharen bevinden, kan men dat toch zeker niet zeggen. Er zijn verder nog verschillende andere, bijzonder prikkelbare huidplekken, die echter niet zoo constant als de bovengenoemde het karakter van erogene zonen toonen te bezitten. * * Een afzonderlijke plaats komt aan de sensibiliteit der borsten, en vooral aan die der tepels, toe. Zacht knijpen en kneden der geheele borst met volle hand brengt een beginnende sexueele opwinding bij de vrouw teweeg. Prikkeling van de tepel met de vingers, of meer nog met de tong en de lippen, veroorzaakt niet alleen een reactie van de geheele borst, in den vorm van vermeerderden toevoer van bloed, van vergrooting der zwelling, en van versterking der afscheiding (alles voor zoover het orgaan er toe in staat is) en een samentrekking en verstijving van den tepelhof, - zij oefent ook een reflexwerking op de geslachtsorganen uit, welke o.a. als samentrekking van de baarmoeder kan worden waargenomen. (Omgekeerd brengen prikkels, die op de genitalia worden uitgeoefend, wanneer zij eene voldoende intensiteit hebben, de tepels langs reflectorischen weg tot contractie. Op grond van dit onderlinge verband, dat natuurlijk ook den Ouden reeds bekend was, namen de anatomen der Middeleeuwen het bestaan van directe verbindingswegen - zonder inschakeling van het ruggemerg - tusschen tepels en geslachtsorganen aan. De eerste, die daarvan blijk gaf, was Leonardo da Vinci; de overlevering zegt, dat hij aan deze ‘vondst’ groote waarde hechtte. Zijne bekende teekening, welke de sagittale doorsnede van een menschenpaar, dat den coitus uitoefent, voorstelt, laat de bedoelde regelrechte verbinding bij de vrouw duidelijk zien.) De werking, die prikkeling der tepels op de geslachtelijke gevoelens heeft, is opvallend sterk. Zelfs de zuigbeweging van het kind schijnt bij sommige vrouwen in staat te zijn, sexueele opwinding te. doen ontstaan. Dat zegt althans een vrij groot aantal schrijvers. Of zij gelijk hebben? - Ik heb daaromtrent geen eigen meening. - A priori redeneerend, zouden physiologische overwegingen vóór, psychologische tegen de waarschijnlijkheid van een zoodanig effect moeten pleiten. - Zoo kan alleen de ervaring beslissen. Maar die is | |
[pagina 45]
| |
niet gemakkelijk te verkrijgen. - Persoonlijk kan ik alleen maar zeggen, dat de betrekkelijk weinige vrouwen, aan wie ik het gewaagd heb deze vraag te doen, mij zonder uitzondering hebben geantwoord, dat zij nooit een sexueele prikkeling bij het zoogen hebben ondervonden, - ook niet in die gevallen, waarin haar de opwinding, die de prikkeling der tepels in het liefdesspel teweeg kan brengen, zeer goed bekend was. Dat een prikkeling dezer organen in het genoemde spel een groote rol kan spelen, zullen wij ook later nog zien. * *
Door tusschenkomst van den actieven gevoelszin kan een duidelijke, soms zelfs een groote, sexueele opwinding tot stand komen, indien de betasting van een menschelijk lichaam van het andere geslacht met erotische bedoelingen, of ten minste bij een daarvoor gunstige gemoedsgesteldheid, plaats vindt. Is een zeer sterke psychische ontvankelijkheid daarvoor aanwezig, dan kan ook de geringste toevallige aanraking een siddering van liefde veroorzaken. Bestaat daarentegen onverschilligheid ten opzichte van de aangeraakte persoon, of worden associaties van erotischen aard, hetzij door den wil, hetzij door afleidende gedachten, in hun opkomst verhinderd, of weer teruggedrongen, dan kan zelfs een langdurige betasting der geslachtsorganen worden uitgevoerd, zonder dat de actieve gevoelszin daarbij in staat is, erotische gevoelens op te wekken. Bij een gemiddelde psychische ontvankelijkheid echter is het er zoo mede gesteld, dat deze betasting des te sterker op het sexueele gevoel werkt, naarmate het geslachtelijke karakter der betaste gedeelten van het lichaam meer op den voorgrond treedt. Wij zien dus, dat de gevoelszin, met betrekking tot de indrukken van geslachtelijken aard, weliswaar de belangrijkste der vijf zinnen is, - dat inzonderheid hij echter eene voldoende ontvankelijkheid der psyche als ondergrond noodig heeft, tengevolge waarvan hij dan ook pas in werking kan treden, wanneer reeds een zekere graad van sexueele toenadering is bereikt. |
|