Het volkomen huwelijk
(1926)–Th.H. van de Velde– Auteursrecht onbekendEen studie omtrent zijn physiologie en zijn techniek Voor den arts en den echtgenoot geschreven
[pagina 1]
| |||||||||
Eerste Afdeeling Inleiding en algemeene geslachtelijke physiologieHoofdstuk IInleiding. Huwelijk en Volkomen HuwelijkIk leer U het Volkomen Huw'lijk. Niet het volmaakte. - Dat kunt slechts Gij zelf U leeren, wanneer Gij het volkoom'ne kent. De kunst des huw'lijks ging in 't Avondland verloren. Gij kent niet anders dan den roes van d'eersten tijd, - dien Gij misbruikt. Dan valt Ge in de sleur van d'allen dag.-Uw huw'lijk noemt Gij dat. Ik wil U leeren, hoe Gij, wetende, de kunst van het Volkomen Huw'lijk kunt bereiken en - behouden.
* * * Het huwelijk, - dat der christelijke landen althans - schiet vaak te kort. Daaromtrent kan, jammer genoeg, geen twijfel bestaan. Het kan tot een paradijs op aarde leiden, - het wordt maar al te dikwijls tot een hel. Een purgatorium, een oord der loutering, dat het altijd zou moeten zijn, is het slechts zelden. Moet men het huwelijk dan verwerpen? Menigeen heeft dat betoogd; - maar niemand heeft iets beters voorgesteld. Veel en veel grooter is dan ook het aantal dergenen, die aan de aloude instelling blijven vasthouden, en de meest beteekenende mannen en vrouwen behooren tot hen. Voor de geloovigen is deze instelling heilig; Voor den Staat, voor de Gemeenschap, onontbeerlijk; Voor de kinderen volstrekt noodzakelijk. De vrouwen kunnen aan hunnen aandrang om lief te hebben alléén in het huwelijk met - tenminste betrekkelijke.- veiligheid toegeven. | |||||||||
[pagina 2]
| |||||||||
En voor de mannen zijn de geregelde levensomstandigheden, in welke het huwelijk hen gewoonlijk plaatst, over het algemeen genomen zeer bevorderlijk aan het welslagen van hunnen arbeid. Om de hier opgesomde redenen, en vóór alles ook, omdat ik in het huwelijk, als blijvenden vorm van de monogame liefdesverbintenis, een resultaat van de evolutie der geslachtsdrift zie, dat het egoïsme, hetwelk een kenmerk van deze aandrift is, grootendeels in altruïsme omzet, verklaar ook ik mij tot een beslist voorstander van het behoud dezer instelling. In het huwelijk wordt veel geleden; Zonder het huwelijk zou echter nog veel meer leed gedragen moeten worden. * * * Wij houden dus aan het huwelijk vast. Maar dan doemt onmiddellijk de vraag voor ons op, of wij het gebrek aan geluk, en de groote ellende, die wij in vele gevallen aan deze instelling wijten, gelaten hebben te aanvaarden, dan wel moeten trachten, daarin verbetering te brengen. Green mensch, die zooals de arts - in het bijzonder de sexoloog en de vrouwenarts - in de gelegenheid is, dikwijls achter de coulissen van het echtelijk leven te kijken, zal ook slechts een oogenblik met zijn antwoord aarzelen. Wij moeten alle pogingen in het werk stellen om de kans op blijvend geluk in het huwelijk op elke mogelijke wijze te verbeteren. De vier hoekpijlers voor het gebouw van liefde en geluk in het huwelijk zijn:
Omtrent de keuze van een echtgenoot kan men verstandige dingen lezen bij iederen ernstigen auteur, die over het geslachtelijk leven der menschen, over het sexueele vraagstuk, over het huwelijk, heeft geschreven, - moge deze auteur nu arts zijn, of theoloog, dan wel philosoof, moge zijn raad reeds voor eeuwen hebben geklonken, of pas een maand geleden zijn geuit. Ik behoef dus het reeds zoo dikwijls gezegde niet te herhalen - wat ook niet in het bestek van dit werk zoude passen -; ik kan het slechts betreuren, dat al deze raadgevingen nog steeds veel te weinig worden gewaardeerd, zoodat het meerendeel der menschen toch altijd maar weer zonder keuze van een echtgenoot, in den blinde rondtastend, het | |||||||||
[pagina 3]
| |||||||||
huwelijk binnenstruikelt; en ik kan trachten, met mijn stem het koor van diegenen te versterken, die met betrekking tot deze keuze den nadruk leggen op een vlekkelooze gezondheid. Want niets - of in ieder geval bijna niets - werkt reeds van den beginne af aan, en blijvend, in zoo sterke mate belastend op een huwelijk als een in dit opzicht begane fout. * * * De psychologie van het huwelijk valt eveneens buiten het eigenlijke onderwerp van deze studie. Ik raad alle belanghebbenden, dat zijn dus o.a. alle gehuwden, aan, de voortreffelijke boeken van Löwenfeld ‘Ueber das eheliche Glück’, en van Th. von Scheffer ‘Philosophie der Ehe’, alsmede het pas verschenen ‘Ehebuch’ (Eine neue Sinngebung im Zusammenklang der Stimmen führender Zeitgenossen, angeregt und herausgegeben von Graf Hermann Keyserling, Niels Kampmann Verlag, Celle 1925), te lezen, beter gezegd, te bestudeeren. Ook in het vijfde gedeelte van Gina Lombroso's boek ‘De ziel van de vrouw’Ga naar voetnoot1) zullen zij veel vinden, dat hen tot vruchtbaar nadenken kan brengen. ‘In het huwelijk zijn het eischen en het schenken ondeelbaar met elkander verbonden; voor zijn bloei echter is veel zelfverloochening noodig’Ga naar voetnoot2). Het beteekent ‘wellicht de grootste opvoedende kracht in de school des levens, en als alle scholen, zoo is ook die van het leven niet gemakkelijk te doorloopen’Ga naar voetnoot3). Een groot gevaar, dat het huwelijk bedreigt, is de verveling, die een onweerstaanbare vervreemding van elkander ten gevolge heeft. Onder deze vervreemding lijdt de vrouw - voor wie het huwelijk, ook nu meestal nog, alles beteekent, terwijl de man met zijne gedachten hoofdzakelijk bij zijn werk is - wel het meeste. ‘De intellectueele en moreele verlatenheid waarin de man zijne vrouw laat, is oneindig veel pijnlijker en moeilijker te dragen dan zijn despotisme, de onbeschaamdheden, de brutaliteit tegen welke de openbare meening zich met zoo groote beslistheid keert. Want dit laatste is een zichtbaar, vaak slechts tijdelijk, kwaad, waartegen juist de genoemde reactie van de openbare meening al eenigen troost geeft, terwijl de verlatenheid een onzichtbare, niet te grijpen ellende vormt, die allen afweer onmogelijk maakt, maar ieder uur van den dag en elken dag van het leven vergiftigt, omdat zij een niets beteekent, | |||||||||
[pagina 4]
| |||||||||
zonder hoop, zonder kans op verbetering, en omdat de ontmoediging, die zij teweegbrengt, met de jaren grooter wordt, en moeilijker te dragen dan ieder denkbaar heftig, maar voorbijgaand leed’Ga naar voetnoot1). De man moet het als zijn plicht beschouwen, ‘de vrouw deelgenoote van zijn werk te maken, zich voor hare moeilijkheden te interesseeren, hare activiteit in de juiste banen te leiden, hare onzekerheid op te heffen’. Dat alles is hem mogelijk, want ‘er bestaat geen mannenwerk, waaraan de vrouw niet, in materieel of in intellectueel opzicht, zou kunnen deelnemen; er bestaat geen angstig makende onzekerheid, aan welke de man niet door een enkel goed woord een einde zou kunnen maken. Laat den man de vrouw bij zijn werk interesseeren, laat hem zich de moeite geven haar leider in het leven te zijn, en zij zal zich geliefd achten en zich gelukkig gevoelen, hoe groot ook de opofferingen mogen zijn, die men van haar vergt.’ Aldus schrijft Mevrouw Ferrero. In denzelfden geest uiten andere menschenkenners hunne gedachten. Albert Moll b.v. zegt reeds in den eersten druk (1912) van zijn ‘Handbuch der Sexualwissenschaften’: ‘Juist indien het mogelijk is, dat de vrouw haren man als verstandige helpster, zij het ook slechts in kleinigheden, bij zijn werk ter zijde staat, wordt hierdoor de innerlijke band, die de beide echtgenooten verbindt, buitengewoon versterkt. Misschien hangt het daarmede samen, dat we bij kleine winkeliers, waar de vrouw vaak den man in den winkel behulpzaam is, en evenzoo bij kleine zelfstandige handwerkslieden, die ook menigmaal in allerlei dingen door hunne vrouwen worden geholpen, betrekkelijk heel gelukkige huwelijken vinden.’ Ik ben het met dergelijke opvattingen volkomen ééns, zou er alleen willen bijvoegen, dat de vrouw ook veel kan bijdragen ter voorkoming der fatale echtelijke verveling, wanneer zij uit zich zelf belangstelling heeft in dingen, die ook haren man kunnen interesseeren. Heeft de vrouw b.v. een mooi boek gelezen, een reisbeschrijving bestudeerd, een voordracht bijgewoond, en weet zij haren man daarvan op boeiende wijze te vertellen, zoo kan zij hem daarmede vaak goed doen, omdat zijne gedachten van het werk, van de zaken, van ergernis en zorgen, worden afgeleid. - Dat de man daarbij op zijn beurt weer belangstelling in dezen kout moet toonen, spreekt wel vanzelf. - Juist in zulke dingen, die betrekkelijk kleinigheden zijn, maar toch groote beteekenis in het leven hebben, omdat zij een zekere stemming | |||||||||
[pagina 5]
| |||||||||
teweegbrengen of bederven, is het de tact, die aan man en vrouw beide den juisten weg moet wijzen. Slechts aan de hand van den gids, die Tact genoemd wordt, is het mogelijk den louteringsberg van het huwelijk te bestijgen. Moge het op de hier aangeduide wijze al kunnen gelukken, de altijd dreigende geestelijke vervreemding der echtgenooten van elkander te verhoeden, het meest werkzame middel daartoe zal toch altijd een tezamen gekoesterde belangstelling blijven in iets, dat hen beiden in gelijke mate boeit. Of dat ‘iets’ nu bestaat in het kweeken van bloemen of in het aanleggen van een postzegelverzameling, in muziek of in sport, in het schaakspel of in de studie van automobielmotoren, is om het even. Maar het blijkt een feit, dat een gemeenschappelijke ‘hobby’ de belangstelling niet slechts voor deze, doch ook voor elkander, wakker houdt. * * Welk onderwerp van gemeenschappelijke belangstelling echter zou Echtgenooten méér geboeid kunnen houden dan liefde en zorg voor hunne kinderen? Kinderen vormen den sterksten band des geestes in het normale huwelijk. - En een paar, dat deze oeroude waarheid heeft miskend, zal dit later genoeg berouwen. Met dat al, - dat het vraagstuk der progenituur voor vele menschen niet zoo eenvoudig is als voor de benijdenswaardigen, die er in het geheel geen vraagstuk in zien, omdat zij de oplossing getroost aan hoogere machten overlaten ,- wie ervaart dat sterker dan de vrouwenarts? Hij is het, die dag-in, dag-uit, de ongelukkigen op zijn weg ontmoet, bij wie de eene ontgoocheling op de andere volgt, voor wie het uitblijven van den kinderzegen de ruïne van het echtelijk geluk beteekent. Maar hij is het ook, die iederen dag van een slaapkamer hoort, waarin de echtgenoot uit vrees voor de gevolgen niet meer binnentreedt; die zoo menige vrouw kent, wier liefde voor haren man geheel wordt verdrongen door haren angst voor zijne liefkozingen; die weet, hoe vele huwelijken enkel en alleen uit vrees voor zwangerschap verongelukken. De bespreking van dit voor het huwelijksgeluk uiterst belangrijke vraagstuk behoort zeer zeker tot de taak, die ik mij heb gesteld. Zij vereischt echter een voldoende kennis van de normale levensverrichtingen der geslachtsorganen. Derhalve moet de physiologie van het huwelijk aan haar - in dit boek - voorafgaan. De problemen van vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid zullen dan in een volgend werk worden behandeld. * * * | |||||||||
[pagina 6]
| |||||||||
Zoo komen wij thans tot het eigenlijke onderwerp van dit boek. Een harmonisch, bloeiend geslachtsleven heb ik den vierden hoekpijler voor het bouwwerk van het huwelijksgeluk genoemd. Hij moet goed opgetrokken zijn, en sterk, want hij heeft een groot gedeelte van het gewicht te dragen. Jammer genoeg is hij meestal slecht gefundeerd en uit ondeugdelijk materiaal vervaardigd. - Wat wonder, dat dan het geheele gebouw na korten tijd instort? Het geslachtsleven is het fundament van het huwelijk. En toch weten de meeste echtelieden weinig of niets van de elementen, waaruit dit leven bestaat, en van de wetten, die het beheerschen. Dit gebrek te verhelpen en de middelen en wegen te toonen, om het geslachtsleven in het huwelijk harmonisch en bloeiend te maken, - ziedaar de taak, die ik mij hier heb gesteld. * * * Ik wend mij daarbij tot de artsen en tot de gehuwde mannen. Tot de artsen, omdat zij raadgevers der echtgenooten ook in deze dingen zouden moeten zijn. Zouden moeten zijn! - Hoe weinig zij het werkelijk zijn, en waaròm zij het niet zijn, doet ons een zinsnede uit Ludwig Fraenkel's ‘Normale und pathologische Sexualphysiologie des Weibes’Ga naar voetnoot1) zien: ‘Ich habe den Sexologen so ausführlich hier zum Worte kommen lassen, weil er vielleicht die spezialistisch-zuständige Stelle für diese Fragen ist; sodann weil aus einer gewissen vornehmen, allerdings wohl unrichtigenGa naar voetnoot2) Zurückhaltung oder Prüderie die Mehrzahl der Gynäkologen tatsächlich wenig über diese Dinge weiss’Ga naar voetnoot3). * * * Tot de gehuwde mannen - die vooral ook in dit opzicht hunne vrouwen hebben te leiden - wend ik mij omdat zij dikwijls niet alleen de eigenschappen van een leider missen, maar zelfs die van een goeden partner. Zij hebben van hunne onvolkomenheid geen begrip. Want de man, die, in het bezit van een normaal geslachtelijk vermogen, zijne ‘echte- | |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
lijke plichten’ regelmatig, op eene wat hemzelf betreft physiologische wijze vervult, meent daarmede al dat te doen, wat zijn vrouw van hem kan verlangen. En wanneer zij zich daardoor niet bevredigd gevoelt, en ook op den duur onbevredigd blijft, dan deelt hij haar - zuchtend of verstoord, al naar zijn aard - in bij de twintig tot tachtig percent (de schrijvers over dit onderwerp loopen in hunne schattingen zeer uiteen) ‘koudblijvende’ vrouwen, beklaagt zich over zijn tegenspoed, - en verwijdert zich steeds verder van haar. Heeft hij het geluk gehad, een vrouw met meer temperament te trouwen, die zich bij de vervulling harer ‘plichten’ niet frigide betoont, dan maakt zich na eenige jaren, bij de altijddurende gelijkvormigheid hunner geslachtelijke geneuchten, een sexueele verveling van de echtgenooten meester, die het huwelijksgeluk bijna evenzoozeer in gevaar brengt. Want verveling is slechts door afwisseling te bestrijden, en afwisseling schijnt hem alleen mogelijk door verandering van partner. - Ook nu is de verwijdering onontkoombaar. De gedachte, dat de fout bij hem zou kunnen liggen, dat hij in staat zou zijn geweest, de ook door hem diep betreurde verwijdering te voorkomen, - deze gedachte valt hem in het geheel niet in. Hij weet immers niet, dat er ontelbare, volkomen binnen de grenzen van het normale blijvende, varianten van het geslachtsgenot bestaan, die de verveling van het sleurleven uit het huwelijksbed kunnen weghouden, omdat zij aan de betrekkingen tusschen de echtgenooten steeds nieuwe bekoring verleenen. - Of als hij er eenig vermoeden van heeft, dan houdt hij het voor uitspatting, niet begrijpend, dat alles wat physiologisch is, ook als zedelijk geoorloofd mag worden beschouwdGa naar voetnoot1). En hij ‘stelt zijn vrouw voor zóó iets veel te hoog’, laat haar meer en meer alleen, zoekt de begeerde afwisseling buitenshuis, en belandt daarbij lang niet zelden in de werkelijke débauche. Hij weet zelfs niet, de alledaagsche echtgenoot, dat het verloop der geslachtelijke bevrediging bij eene vrouw niet hetzelfde is als bij hem; hij heeft er geen begrip van, dat hare gevoelens eerst op voorzichtige wijze langzamerhand moeten worden opgewekt; hij vat niet, waarom de vrouwen der Hindoe's, gewend als zij er aan zijn, dat hunne mannen rekening met hare verlangens houden, de Europeanen minachtend ‘dorpshanen’Ga naar voetnoot2) noemen; het ontbreekt hem aan inzicht in de mentaliteit van den Javaan, die veeleer prat gaat op het genot, dat hij schenkt, als op dat, wat hij zelf ondervindtGa naar voetnoot3). | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
Hij weet niet, ‘dass der Gottheit Frucht verbrennt
Im Schoss der Frau, weil ihn der Mann nicht kennt,
Weil er nicht wissen will, weil er zu klein
Im Geist, als dass er seine Kraft begriffe,
Weil lieber er der Frauen Heiligenschein
Erkämpfen will als ihre Liebesgriffe,
Weil er die Feuersbrunst fur sich allein
Von dannen trägt auf sturmgehetztem Schiffe.
Weil er sein Feuer löscht und nicht das Ihre,
Im Dienst der Gottheit tierischer als Tiere’Ga naar voetnoot1).
Want Don Juan's geestesgesteldheid is geheel en al een raadsel voor hem; méér nog, hij heeft een volslagen verkeerd begrip omtrent een dergelijke figuur. Zoo moge hij dan Marcel Barrière's ‘Essai sur le Don-juanisme contemporain’ lezen, opdat het hem duidelijk worde, dat de ziel van den typischen Verleider niet het laag-egoïste nemen-en-wegwerpen zoekt, doch enkel en alleen de zalige vreugde van bevrediging te verschaffen. In dezen zin echter moet juist iedere echtgenoot Verleider zijn, - een verleider van zijne vrouw, telkens opnieuw. Dan zal hij, steeds weer geluk schenkend, blijvend geluk ervaren en zijn huwelijk zal een Volkomen huwelijk zijn. * * * Indien niet liefdesgenie hem tot gids is, heeft de man, zal hij tegen deze taak opgewassen zijn, kennis noodig, moet hij weten. Dit boek kan hem deze kennis verschaffen. Gedeeltelijk zal ook de leek het zonder inspanning kunnen lezen. Voor een ander gedeelte echter moet het worden bestudeerd. Want hetgeen ik ga zeggen, moet, al zal ik overbodige geleerdheid vermijden, een beslist wetenschappelijk karakter dragen. Dit, en de aard van het onderwerp, brengen mede, dat de noodige vreemde woorden en uitdrukkingen niet kunnen worden gemist. Ik geloof niet, dat dit aan de begrijpelijkheid van mijn betoog schade zal doen. Wie echter het een of ander niet zou kunnen begrijpen, kan een arts om uitlegging verzoeken. Het doel is waard, dat men er zich moeite voor geeft. |
|