Servaaslegende
(1993)–Hendrik van Veldeke– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Hendrik van Veldeke: Servaaslegende | |
Eerste boekProloogGa naar eind30In de naam van God en onder Zijn bescherming beginnen we dit verhaal met de woorden: Sancti Spiritus assit nobis gratia [Moge de genade van de Heilige Geest bij ons zijn]. Vervolgens bidden we God, onze Trooster en Helper, dat de genade van de Heilige Geest Quae corda nostra sibi facit habitaculaGa naar eind31 [Die onze harten tot Zijn woonplaats maakt] met ons moge zijn en ons in geval van nood moge bijstaan. Want we hebben het zeer van node dat de Heilige Geest ons verstand leidt en Zich in onze harten vestigt, zodat we Gods leer en woorden liefhebben en daar profijt van trekken, indien we er acht op slaan. Jezus Die alle harten kent, sprak tot Zijn leerlingen: - ‘Als gij Mij liefhebt, zult ge Mijn geboden onderhouden.’Ga naar eind32 Zijn genade moet ons dag en nacht aanzetten tot en sterken in het volbrengen van goede werken; Hij moet ons de kracht geven die we nodig hebben om Hem te kunnen dienen, want wij nemen de genade die ons zeer dierbaar is, met liefde in ontvangst. <1,34> We moeten achtslaan op Gods woorden en ze daadwerkelijk navolgen. Zalig zijn zij die datgene doen, wat Gods Zoon ons leerde, toen Hij tot Zijn jongeren, Zijn beminde apostelen, in de Hof van Olijven sprak en hun opdroeg: - ‘Waak en bid, dat gij niet op de bekoring ingaat.’Ga naar eind33 Daarom spoor ik u aan te allen tijde met volharding te waken. Als Hij Zich om u bekommert en ons bezoekt of Zijn bode zendt, laat Hij ons dan gereed vinden.Ga naar eind34 <1,50> Wat God Die ons Zijn genade toezendt, daarmee bedoelt, is van zeer groot gewicht voor ons, zondaren. Hij heeft ons allen opgedragen ijverig te waken, net zoals Hij Zijn leerlingen dat beval. Onder waken moeten we niet verstaan dat we letterlijk wakker blijven en daarmee niet alleen ons lichaam schade toebrengen, maar ook onze zonden vermeerderen. Als we ons met hart en ziel van de zonden afkeren, zou dat goed zijn voor ons zieleheil. Wie over rechtvaardige en deugdzame zaken kan waken - zoals de heiligen, die in vroeger tijden tot dat inzicht kwamen -, werd op een goed moment geboren. <1,69> | |
[pagina 36]
| |
Er zijn twee soorten slaap die slecht zijn voor onze ziel. Dat is ons meegedeeld, als we het tenminste goed begrijpen. Onze menselijke natuur is zodanig dat we de slaap niet kunnen missen; we moeten ons lichaam er dus niet te veel aan wennen. Aldus handelen zij die de enige weg bewandelen naar de eeuwige rustplaats, waar ze in het gezelschap van de engelen zullen verkeren. <1,81> Maar er is een ander soort slaap dat de ziel meer schade berokkent. Wie het vlees daarin ter wille is, slaapt dag en nacht, zodat niemand - behalve de Heilige Geest - hem wakker kan maken. Deze soort slaap schaadt ons het meest, en daarover kan ik u het volgende meedelen. Deze slaap bestaat wanneer we onze zonden liefhebben, erin volharden, ze aangenaam vinden en onze zinnen erop zetten. De zonden vertroebelen ons verstand, als we berusten in de geneugten des vlezes en eraan gewend raken. Dit is de slaap die ik bedoel; die is vreesaanjagend en gruwelijk. Het loon dat we daarmee verdienen, is afschuwelijk, tenminste als we in staat van zonden sterven. Moge Gods ons in Zijn goedertierenheid daarvoor behoeden. Daarom is het van het grootste belang dat wij in de geest waken, zoals God ons gebood. Moge God ons hart en gemoed zóveel kracht geven, dat we goed en kwaad nauwkeurig kunnen onderscheiden. Dan kunnen we ons erop toeleggen het kwade te mijden, niet alleen met ons hart, maar ook met ons lichaam en met onze mond. Moge dit geschieden vóórdat we zo door zonden in beslag genomen worden, dat we geen goed meer kunnen doen. Laten we Gods Zoon, onze Schepper, bidden dat Hij ons, arme zondaren die door zonden in slaap gesust zijn, Zijn genade zendt om ons wakker te houden en onze geestelijke ogen te openen, zodat we de weg der Waarheid kunnen waarnemen die ons uit de duisternis naar het Licht leidt.Ga naar eind35 Moge de Koningin der Hemelen ons gedachtig zijn en mogen we Gods liefde deelachtig worden, zodat we ons er niet om hoeven te bekommeren dat we al slapende sterven. God Die ons schiep, behoede ons voor die afschuwelijke ellende. <1,140> God bewijst hun grote eer die Zijn leer aanhangen, begrijpen en navolgen in hun werken. Alleen hun geeft Hij Zijn rijk en de eeuwige vreugde. De zaligen die zich aan God onderwerpen en dag en nacht in de geest waken, leiden een deugdzaam leven overeenkomstig Zijn geboden. <1,153>
De heilige en goedgunstige Sint Servaas over wie ik dit verhaal ben begonnen, besefte dit ten volle. Hij was een oprechte bisschop die zich nauwgezet aan Gods geboden hield, want God had hem tot Zijn dienst geroepen. Hij was geboortig uit het edele geslacht van Maria. Ter wille van de hemelse zaligheid doorstond hij op aarde vele ongemakken. Met gezag predikte hij Gods woord en uit zijn daden bleek voortdurend dat zijn woorden uit het hart kwamen. <1,169> Bidden we nu tot deze vriend Gods die door vele zondaren wordt aangeroepen. Laat hij er bij de waarachtige God omwille van Zijn grenzeloze genade op aandringen mij niet te verachten vanwege enige misstap mijnerzijds. Moge Hij mij hulp, raad en genade schenken, opdat ik het Leren van Sint Servaas aan lekenGa naar eind36 kan vertellen in overeenstemming met Zijn en Sint Servaas' waardigheid. Moge hij deze levensbeschrijving welwillend in ontvangst nemen, want ik ben onbelangrijk, dom, onontwikkeld en met zonden beladen. Daarom bid ik de edele, geëerde, wijze en geleerde dienaar Gods, de goede Sint Servaas die al tijdens zijn leven hier op aarde een trouwe gezant was. om mijn voorspreker bij God te zijn. Moge de heilige prediker mij, arme zondaar, helpen en steunen om dit werk te voltooien, in het bijzonder ter ere van God.Ga naar eind37 <1,198> | |
Afkomst en jeugdVerneem nu (en vergeet het nooit) uit wat voor een edel geslacht de ootmoedige Sint Servaas was geboren, want hij heeft zich een plaats verworven in Gods Rijk tot in alle eeuwigheid. Vóór de geboorte van ChristusGa naar eind38 waren er eens twee zusters; beiden waren nobel, van goeden huize, kuis en wel opgevoed. Volgens degenen die de boeken hebben gelezen, waren ze werkelijk buitengewoon edel en mooi. Zowel hun moeder als hun vader | |
[pagina 37]
| |
stamden uit een vooraanstaand Joods geslacht. De ene zuster heette Anna: zij was de moeder van Onze Lieve Vrouw die Jezus Christus droeg en ter wereld bracht. Over Hem is zeer veel te vertellen, want vele zielen zijn door Zijn toedoen gered. De andere zuster heette Esmeria. Zij had - zoals geschreven staat - een zoon en een dochter, Eliud en Elisabeth genaamd. Van hen zal ik vertellen, wat ik erover gelezen heb. De laatste was de moeder van Johannes de Doper die Onze Lieve Heer doopte en standvastig in Hem geloofde.Ga naar eind39 Haar broer Eliud verwekte een zoon Emiu, en dát was de vader van Sint ServaasGa naar eind40 die God dierbaar was en is. Tot zover Servaas' voorgeslacht.Ga naar eind41 Let goed op mijn woorden: in mijn bronnen heb ik gelezen dat Emiu, Servaas' vader, in ArmeniëGa naar eind42 woonde. Nu zal ik mijn aandacht richten op het leven van Sint Servaas. <1,248> Sint Servaas leidde een Gode welgevallig, vroom en onberispelijk leven; hij was rechtstreeks geparenteerd aan de familie van Onze Lieve Vrouw: hij was een neef van Onze Lieve Heer en Zijn moeder Maria, zoals we uit de boeken kunnen opmaken. Servaas' vader woonde in Armenië en leefde godvruchtig; dat was voor iedereen duidelijk! Ook uit Servaas' gedrag bleek dat hij als kind al omgang had met God.Ga naar eind43 Hij was tot eer en roem der Armeniërs geboren, een door de Heilige Geest uitverkoren vat. Hij was een voorbeeld voor de Armeniërs; voor wie een deugdzaam en wijs leven wilde leiden, was hij een toonbeeld en een poolster, want zijn licht schitterde over grote afstand vanwege de vele goede werken die hij volbracht. Daarom verwierf Servaas grote lof en eer; die zond God hem toe tot heil van heel het land. <1,278> Luister nu hoe de vrome jongeman in zijn jeugd zeer deugdzaam opgroeide. Hij voelde zich aangetrokken tot God en richtte zich heel bewust op het enig juiste, dus niet op aardse roem, maar op de waarachtige wijsheid. Hij kreeg God, de allerhoogste Schepper, intens lief en verafschuwde alle aards bezit. Ter wille van de eeuwige gelukzaligheid verliet hij familie, stad en land, bezit en eigendommen. Met heel zijn ziel en zaligheid was hij het [Laatste] Oordeel indachtig waar wij allen moeten
Stamboom van Sint Servatius uit een Berlijns handschrift. In het midden boven Anna en Esmeria; vervolgens links Maria mei daaronder haar zoon Jezus Christus, in het midden Elisabeth met daaronder haar zoon Sint Jan en rechts Eliud met eronder zijn zoon Emui, de vader van Sint Servaas. Onder staat Servatius als bisschop afgebeeld.
| |
[pagina 38]
| |
Aankondiging van de geboorte van Servatius en Servatius met zijn moeder Memelia in het kraambed (Blokboek van Sint Servaas, ca. 1460, Koninklijke Bibliotheek Brussel).
Servatius als 12-jarige jongeling op weg naar Jeruzalem (Blokboek van Sint Servaas).
| |
[pagina 39]
| |
verschijnen. Daarvan was hij doordrongen, want hij was God gehoorzaam. Toen hij naar waarheid had vernomen dat hij bij uitverkiezing geboren was uit het edele geslacht van Onze Lieve Vrouw, ontstak hij in vurige liefde voor God. De liefde Gods droeg daartoe bij want God, Onze Heer, ontfermde Zich over hem. Servaas gaf zich over aan Zijn genade. God stond hem terzijde bij het volbrengen van de deugden waarop hij zich toelegde. Ter wille van Hem verliet hij zijn vaderland en ging hij op bedevaart van Armenië naar Syrië, en wel naar Jeruzalem waar Gods Zoon de marteldood stierf. <1,316> | |
Verblijf te Jeruzalem en roepingNadat God hem daarheen had gevoerd, vestigde hij zich daar, vervuld van geestelijke liefde. Van meet af aan bracht hij zijn tijd overeenkomstig Gods wil door in volledige kuisheid, met noeste arbeid en met vasten en waken; hij vervolmaakte zijn deugden, ging naar de kerk en bad trouw en vol overgave de psalmen: kortom, hij leidde een zeer ingetogen bestaan. God Die door Servaas tot Heer was verkozen, zond hem de Heilige Geest; Servaas gedroeg zich dan ook als iemand van edele geboorte. Hij diende God zo lang, dat de mensen zijn goede werken die hij in de heilige stad Jeruzalem verrichtte, opmerkten en daadwerkelijk ondervonden. De patriarch verzocht hem dringend zich ter wille van God en de heilige Maria tot priester te laten wijden. Dat deed de patriarch zo vaak dat Servaas tenslotte zwichtte en tot zijn gelukzaligheid de heilige wijdingen ontving.Ga naar eind44 <1,354> Nadat de heilige man in dienst van God was getreden en door de patriarch tot priester was gewijd, nam zijn werk toe en groeide zijn rechtschapenheid voortdurend. Een van de gebruiken die de edele Sint Servaas (in wie God behagen schiep én schept) in ere hield, was dat hij at noch dronk wanneer hij de mis met eerbied celebreerde, zoals het hoort. Op de dag dat hij het Lichaam en Bloed van Onze Heer tot zich nam, at hij gewoonlijk niets anders, uit ontzag voor Gods Lichaam en Zijn heilige Naam.Ga naar eind45 <1.376>
Servatius wordt door de patriarch van Jeruzalem tot priester gewijd (Blokboek van Sint Servaas).
| |
[pagina 40]
| |
Ontwerp van architect P.J.H. Cuypers voor het labyrint in het Bergportaal. In het midden het Hemels Jeruzalem, 1886.
Ik kan u echt niet zeggen hoeveel jaren de goede Sint Servaas in en rond Jeruzalem verbleef, vóórdat God hem de engel zond; ik weet dat echt niet! Toen hij op zekere dag de mis las en geruime tijd bezig was met de stille gebeden,Ga naar eind46 kwam de engel Gods naar hem toe en zei zacht, maar goed verstaanbaar: - ‘Servaas, vriend van God, ik ben als boodschapper gezonden door de waarachtige God. De Redder der wereld heeft mij met goede bedoelingen naar jou gezonden. Je moet Zijn bevel opvolgen en naar GalliëGa naar eind47 gaan, waar je bisschop zult worden. God wil dat je daarheen trekt om de christenen te hoeden, Zijn Woord te verbreiden en tot je dood daar te blijven.’ De vrome man antwoordde: - ‘Heer, ik zou niet weten hoe ik er moet komen, en ook het land is mij onbekend.’ - ‘De Heer zal met je zijn,’ sprak de engel. ‘Ik zal je vergezellen en je erheen brengen.Ga naar eind48 Wacht er niet te lang mee. Dat draagt Gods Zoon je op. Je kunt er blijmoedig aan beginnen: de reis zal je niet zwaar vallen. Al bijna zeven jaarGa naar eind49 is er een bisdom zonder herder. Jij bent door de Heer uitverkoren om bisschop te worden, omdat jouw werken Hem behagen.’ Sint Servaas antwoordde daarop: - ‘Graag volg ik Zijn gebod op. God, Onze Heer, zij overal geloofd, waar Hij mij ook moge zenden.’ De gehoorzame dienaar Gods wist heel goed wat de engel hem opdroeg. Enerzijds zag hij op tegen de ontberingen, anderzijds stemde het hem vreugdevol dat God hem op deze wijze dienstbaar wilde maken. <1,429> Zo snel hij kon, ging hij op weg onder de voortreffelijke begeleiding van de engel. Eerst ging de heilige Sint Servaas naar Santiago de Compostela in Galicië waar hij Sint Jacob om hulp vroeg.Ga naar eind50 Vandaar trok hij naar dat deel van Gallië, dat tegenwoordig Lotharingen heet, waar de engel die hem vergezelde, hem heen moest brengen; God om Wiens genade hij dikwijls bad, voorzag hem van al hetgeen hij nodig had. Tenslotte bereikte de goede Sint Servaas Tongeren. <1,445> | |
[pagina 41]
| |
Miniatuur van de Jacobuslegende uit het Breviarium van de hertog van Bedford, ca. 1425 (Bibl. Nat. Parijs).
| |
[pagina 42]
| |
Servatius met Eliud en Memelia. Paneel, zestiende eeuw (Germanisches National Museum Neurenberg).
| |
Bisschop van TongerenTongeren was een rijk en uitgestrekt bisdom, maar het moest het al zeven jaar zonder bisschop stellen, omdat er niemand geschikt voor was. Nu zond God de heilige Sint Servaas tot hun heil. Onze Lieve Heer wilde dat Servaas daarheen ging, omdat het bisdom zo lang zonder leiding was geweest. Wie de Latijnse vita [van Sint Servaas] heeft gelezen, zal zonder twijfel weten dat nu aan die periode van zeven jaar een eind gekomen was. Het moet de mensen zwaar zijn gevallen geen bisschop te hebben, want de oprechte gelovigen misten hem niet graag. Luister nu goed hoe dat kwam, zodat je daarover niet in onzekerheid hoeft te verkeren. <1,469> Sint Valentinus, de vorige bisschop, ging steeds meer gebukt onder de lasten van zijn hoge leeftijd: deze goede, heilige man was ziek en zwak: daarom besloot hij zijn bisschopsstaf op het altaar te leggen: daarbij zei hij in het openbaar dat wie de staf zou wegnemen, geëxcommuniceerd zou worden. Alleen degene die daartoe door Gods genade was uitverkoren, zou hem ontvangen uit handen van de engel, de boodschapper Gods. Het gerucht verspreidde zich wijd en zijd dat Sint Valentinus de banvloek over zijn staf had uitgesproken. Daarom durfde niemand de staf van het altaar te nemen; en zodoende bleef het bisdom lange tijd herderloos en verstoken van bisschoppelijke leiding, omdat niemand gekozen werd. Toen God, aan Wie niets verborgen blijft, het niet langer kon aanzien, zond Hij Sint Servaas om zorg te dragen voor de christenen aldaar; hij was er bij uitstek geschikt voor.Ga naar eind51 <1,499> Op de dag dat de goede Sint Servaas in Tongeren aankwam, had er een grote synode plaats. Immers, toen God hem erheen stuurde, waren vele mensen uit allerlei windstreken bijeengekomen. De stad heette toen nog Octavia,Ga naar eind52 naar keizer OctavianusGa naar eind53 aan wie stad en land onderworpen en gehoorzaamheid verschuldigd waren. Van heinde en verre waren bisschoppen, kanunniken, abten en monniken, markgraven,Ga naar eind54 hertogen en graven, vrijgeborenen, stedelingen, dienstmannenGa naar eind55 en het gewone volk samengestroomd in de Onze-Lieve- | |
[pagina 43]
| |
Vrouwekerk. Ze hadden uitvoerig beraadslaagd over de wijze waarop ze een bisschop konden vinden die geschikt zou zijn voor de kerk en voor God. Vanwege de banvloek die over de bisschopsstaf uitgesproken was, durfde niemand eraan te beginnen. Zij hadden zich er al vele dagen mee beziggehouden, maar er was geen beslissing genomen. Met al hun wijsheid was het hun niet gelukt tot resultaten te komen, zodal het bisdom nog steeds geen geestelijke vader had. Daarover waren velen, zowel mannen als vrouwen, bedroefd, omdat het er slecht met hen voor stond: maar huichelaars en dwazen maakten zich er niet druk om. Gods vrienden, de ware gelovigen, lieten heel duidelijk hun grote verdriet blijken. Zij baden tot de genadige God, hun dierbare en almachtige Schepper, dat Hij hun nood erkende en een bisschop zou sturen, en wel iemand die geschikt zou zijn, zodat hij het volk te hulp zou kunnen komen en de heilige kerk tot voordeel zou kunnen strekken; God zou hen zeker kunnen helpen. Precies op het moment dat zij God in htm grote nood daarom smeekten, bereikte de goede Sint Servaas de kerk als pelgrim: hij zou hun - door God gezonden - bisschop worden met wie het hele land vereerd is. <1.560> Toen Servaas de kerk binnentrad, werd hij door niemand welkom geheten: niemand kende hem immers en niemand wist waarom God hem daarheen gezonden had. Servaas handelde zoals het hoort: hij ging naar de zijkant van de kerk en bad de getijden.Ga naar eind56 Hij vroeg vergiffenis, opdat God Zich om hem zou bekommeren. Hij knielde op de stenen vloer in innig gebed. <1,571> Terwijl hij daar voor ieders ogen in gebed verzonken was, verscheen in opdracht van God - voor iedereen zichtbaar - de engel, schitterend als de zon. God bewees de edele Sint Servaas grote eer: de engel liet hem opstaan, leidde hem terstond naar het altaar, nam de bisschopsstaf en gaf die aan Servaas. Geen der aanwezigen durfde iets te zeggen; iedereen stond verbaasd over het wonder dat God ter ere van Sint Servaas liet gebeuren; iedereen zweeg totdat Sint Servaas de bisschopsstaf ontvangen had. <1,596>
De relieken van Servatius, bisschop van Tongeren, afk. van het voormalige Karthuizerklooster te Koblenz.
| |
[pagina 44]
| |
Bisschopsstaf van Sint Servatius, twaalfde eeuw (Schatkamer Sint-Servaaskerk).
Daarop verdween de engel naar een plaats die geschikt was bevonden door God, in Wiens opdracht hij naar Tongeren gestuurd was. Toen het kerkvolk gewaar werd dat de engel weg was en de goede Sint Servaas de bisschopsstaf in handen hield, werd het zich ervan bewust dat Servaas hen als bisschop uit hun benarde toestand zon halen. Priesters en leken waren zeer verheugd over het teken dat ze gezien hadden, en begonnen met luide stem Gods lof te zingen, toen ze naar Servaas toegingen. Ze knielden voor hem neer, begroetten hem hartelijk en bewezen hem als bisschop alle eer. Ze baden de waarachtige God Die hun Servaas tot steun en toeverlaat had gegeven, dat Hij hem lang zou laten leven. <1.622> Aldus verwelkomde men Servaas op waardige wijze als hun - door God gezonden - bisschop. De andere wijze en geleerde, reguliere en seculiere bisschoppen die God eerder naar Tongeren had gestuurd - zoals u hiervoor hebt gehoord -, wijdden de door God uitverkorene tot bisschop: hij moest hun geestelijk herder zijn die een ieder zou redden die volgens zijn adviezen wilde leven. Als de engel het niet had gedaan, had niemand hem de bisschopsstaf en het bisschopsambt durven geven. <1,640> Zodra de goede Sint Servaas met de bisschoppelijke waardigheid was bekleed en zich - zoals gebruikelijk - opmaakte voor de prediking van Gods woord, liet God door een wonder Zijn almacht wederom blijken. De goede Sint Servaas beklom de preekstoel vol godsvrucht. Hij sprak echter alleen maar Grieks;Ga naar eind57 andere talen kon hij spreken noch verstaan. Maar God zond hem onmiddellijk hulp, zoals u kunt opmaken uit het teken dat God ter wille van Servaas deed. Toen Servaas middenin de kerk zijn mond opende om te preken, gaf God hem kracht in geest en tong. Hij vervulde Servaas van de Heilige Geest, zodat iedereen begreep wat hij zei. Deze zeer mooie preek stichtte de aanwezigen en schonk htm veel genoegen. Waar men ook vandaan kwam, welke taal men ook sprak (om het even Diets, Frans of Latijn) of men nu jong of oud was, iedereen begreep Servaas' woorden. Het was Gods bedoeling dat iedereen Servaas' prediking hoorde in zijn eigen taal: Hebreeuws. Diets, Frans of Fries. | |
[pagina 45]
| |
Hierover verbaasden zich allen, of ze nu - zoals ik al zei - uit Bohemen of uit Hongarije kwamen. Dit wonder liet God in Tongeren geschieden ter meerdere eer en glorie van Zijn vriend. God bewees Sint Servaas op duidelijk waarneembare wijze grote eer, want een dergelijk wonder vernamen we alleen van de apostelen die Jezus Christus zelf had uitverkoren. Na Zijn kruisiging en hemelvaart hadden zij zich angstig opgesloten in het huis waar Onze Lieve Heer het Laatste Avondmaal met hen genoten had. Kort daarop ontvingen ze de Heilige Geest en verlieten ze dapper en onder Gods bescherming het huis. Iedereen die hen hoorde, verstond wat ze zeiden. Door middel van hun woorden wilde God laten blijken dat Hij hen in Zijn almacht wilde sterken.Ga naar eind58 Omdat de goede Sint Servaas Zijn waarachtige afgezant was, ontving hij dezelfde genade telkens wanneer hij als bisschop in vol ornaat Gods woord verkondigde, zodat iedereen hem kon volgen. Maar indien Servaas zich bezighield met wereldse zaken, liet God zo'n wonder niet gebeuren. Dan verstond niemand iets van wat hij zei. <1,730>
God begunstigde de heilige man voortdurend en Servaas begreep heel goed dat hem dit door Gods genade overkwam. Servaas besefte terdege dat hij dát tijdens zijn aardse leven niet volledig kon vergelden. Hij leidde een deugdzaam en kuis leven zonder zonden en liet dat blijken in zijn werken. Hij beschermde de Heilige Kerk en bekleedde zijn ambt op kuise, zuivere en ernstige wijze. Wie om hulp bij hem kwam, adviseerde hij oprecht. Op de dagen dat hij de mis opdroeg en Gods Lichaam ontving, gebruikte hij geen spijs of drank. Zo'n dag hield de heilige en vrome man in ere door niets te eten. Aan deze gewoonte hield hij zich strikt: gasten noch ziekte konden hem daarvan afbrengen. Omwille van God getroostte hij zich deze moeite. Hij leidde een zeer ingetogen leven. De Heilige Geest stond hem bij; dat bleek uit al zijn werken die hij anders niet had kunnen volbrengen. <1,764> De rijken der aarde ging hij niet uit de weg: hij had geen ontzag voor hen en trad hen hard en streng tegemoet. Voor de
Servatius preekt in de O.L. Vrouwekerk te Tongeren
(Blokboek van Sint Servaas). | |
[pagina 46]
| |
De zeven werken van barmhartigheid afgebeeld op een veertiende eeuws miniatuur (Bibl. Nat. Parijs).
| |
[pagina 47]
| |
armen daarentegen was hij zachtmoedig en hij had mededogen met hen. Hij bejegende hen vriendelijk en verzachtte hun ellende. Bedroefden troostte hij, gevangenen verloste hij, zieken genas hij en onrecht bestreed hij.Ga naar eind59 <1.776> Dit gerucht verspreidde zich alom, zodat veel volk naar de heilige Griek toestroomde. Melaatsen, zieken, stommen en blinden zochten de verzachter van hun leed in vertrouwen op. De vrome prediker, de grote heer van Maastricht, gaf hun de spraak of het licht in de ogen terug. Aan welke ziekte ze ook leden, met Gods hulp kon hij doven en lammen genezen. Velen die door de duivel bezeten waren, bezochten hem eveneens en dankzij Gods genade wist hij hen te troosten en van hun ellende te verlossen. <1,798> Toentertijd was de edele helper in nood - zoals hij tegenwoordig nog is - een wijd en zijd vermaarde spiegel voor de vrienden Gods. Wie in navolging van Servaas zielen redt en goede werken verricht, zal nooit ofte nimmer op een dwaalspoor raken. Hij was als hel ware de morgensterGa naar eind60 te midden van de geweldenaren die in die tijd kerken verwoestten, op ketterse wijze Jezus tegenspraken en de zuivere Maagd Maria verachtten, zoveel ze maar konden. Tegen hen vochten de vrienden Gods die het christelijke geloof wilden versterken. Daardoor doorstonden ze vaak allerlei ellende, maar de goede Sint Servaas was hun machtige leidsman, zoals dikwijls duidelijk werd. De heilige HieronymusGa naar eind61 die in Bethlehem woonde, dat in de buurt van Jeruzalem ligt, de heilige AugustinusGa naar eind62 uit Afrika, Sint MaartenGa naar eind63 uit Tours, de heilige Ambrosius van MilaanGa naar eind64 die God onderdanig was, de heilige Hilarius van Portiers,Ga naar eind65 de goede Sint Amasis,Ga naar eind66 de heilige Theophilus,Ga naar eind67 en de heilige [Johannes] ChrysostomosGa naar eind68 waren allen personen die niemand ten val kon brengen, van de waarheid kon afhouden of van hun geloof waar ze zich veel moeite voor gaven, kon afbrengen. <1,842>
Sint Servatius als bisschop van Tongeren. Paneel, toegeschreven aan Pieter Coecke van Helst (1502-1550) (Museum Simeonstift Trier).
| |
[pagina 48]
| |
De H. Maternus predikt voor de stadsmuren van Tongeren, 1722. Schilderij van J. Jupin en Ch. Plumier, O.L. Vrouwebasiliek Tongeren (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium Brussel).
| |
Verdrijving uit TongerenHet bisdom Tongeren was in die tijd zeer uitgestrekt, machtig, welvarend, uitermate vreedzaam en dichtbevolkt. Sommige schrijvers menen dat het land toen nog volledig omgeven was door de zee. Maar ik weet niet zeker of dat het geval was in de tijd dat de stad grote bekendheid verwierf.Ga naar eind69 Aan de ene kant liep - en loopt nog steeds - een rivier, de Jeker. Veel van wat in de oude vita staat, zullen we maar achterwege laten, want dat zou te ver voeren. <1,858> In dat uitgestrekte Tongeren bevonden zich toentertijd tweeënzeventig congregaties die Gode lof zongen, en - naar ik vernomen heb - driehonderdGa naar eind70 kerken waar men met zang en gebed God diende. Men verrichtte deugdzame werken en leidde een verstandig leven, zodat de stad in hoog aanzien stond. Maar men ging het verkeerde pad op, toen de duivel de mensen tot zonde verleidde en hen van God vervreemdde. Deze vervloekte hellevoogd was het een doorn in het oog dat de goede Sint Servaas standvastig in Gods dienst was en dat God ter wille van Servaas' gebeden en tot diens eer zeer veel mensen genadig was. Dat kon hij niet verkroppen, zoals hij niets goeds kan velen. Wie ook maar goede werken verricht, belaagt hij met alles waarmee hij de mensen kan dwarszitten. Dat liet hij ook nu niet na. Hij stookte de inwoners van Tongeren op zich tegen Sint Servaas te keren en God ongehoorzaam te zijn. De duivel verleidde hen tot zonde en misdaad, zodat zij Servaas begonnen te haten. Zij beseften niet, dat zij zich daardoor ook van God afwendden. <1,893> Men zat bijeen in aanwezigheid van de duivel die hen inblies te breken met Gods geboden. Men dacht en sprak als volgt: - ‘Wij zijn vreselijk misleid. Ons bisdom heeft zijn aanzien verspeeld aan deze vreemdeling die hier tot bisschop is gekozen. Het is een arme sloeber: hij beheerst onze taal niet, hij bestuurt ons land niet, hij bouwt geen kastelen en burchten en hij houdt er geen hofhouding op na. Wat voor macht heeft zo'n arme pelgrim eigenlijk? Het is hem om het even of hij beschimpt of geprezen wordt. Hij bezoekt het hof nooit, maar trekt zich altijd | |
[pagina 49]
| |
Plattegrond van Maastricht getekend door Jacobus Loeff in 1659. In het midden het kerkcomplex van Sint-Servaas en Sint-Jan.
| |
[pagina 50]
| |
in eenzaamheid terug om in boeken te snuffelen. Een vorstelijk leven stelt hij niet op prijs, en evenmin geeft hij iets om eerbetoon. Hoe kan iemand hem liefhebben? Alles wat hij ontvangt, geelt hij weg aan de armen. Wat voor gevolgen heeft dat, als dat nog langer voortduurt? Wij zouden heel goed buiten hem kunnen, want we hebben volstrekt niets aan hem. Laten we hem uit de stad verdrijven, vóór het te laat is.’ <1,925> De duivel zweepte hen zo op dat ze Servaas de stad uitzetten en niet luisterden naar Gods geboden. Wat de duivel hen influisterde was niet in hun voordeel; de duivel doet immers niets liever dan de mensen aanzetten tot slechte dingen. Toch slaagden zij niet in hun opzet, omdat God hun plannen dwarsboomde. Zoals u ongetwijfeld weet, was dat ook het geval met de geduldige Job; die kon door niemand beticht worden van wankelmoedigheid, wal hem ook werd aangedaan; God stond weliswaar toe dal de duivel deze godvruchtige man schade toebracht, zodat hij zijn gezondheid en al zijn bezittingen verloor, maar desondanks bleef hij standvastig en twijfelde hij geen moment aan God. Sint Servaas verging het net zo, en ook hij volhardde in zijn geloof. <1,950> Nadal de boosaardige handlangers van de duivel de handen ineengeslagen hadden, verscheen de engel aan Sim Servaas. Hij droeg de heilige op Tongeren te verlaten en naar Maastricht te gaan. <1.956>
Deze stad ligt nog steeds in een schitterend, fraai, breed en prachtig dal. Twee heldere, mooie rivieren, een grote en een kleine, namelijk de Maas en de Jeker, stromen daar samen. De omgeving is zeer geschikt als grasland en voor het verbouwen van koren, er zijn goede waterverbindingen en vis- en wildrijke gebieden, en op de prachtige velden groeit het allerbeste graan. De stad ligt bovendien op een zeer gunstige plaats, op het kruispunt van de wegen van Engeland naar Hongarije, van Keulen naar Tongeren en van Saksen naar Frankrijk.Ga naar eind71 terwijl schepen naar Denemarken en Noorwegen kunnen varen. Omdat alle wegen daar samenkomen, wordt de stad TraiectumGa naar eind72 genoemd. Dát was de plaats waar Goel Servaas heen stuurde. <1,982> De goede Sint Servaas vernam vol godsvrucht de goddelijke boodschap van de engel; hij smeekte God dikwijls om genade, toen hij Tongeren moest verlaten in het gezelschap van enkele vrienden die met hem mee wilden gaan en die hem gehoorzaamden. In Maastricht voelde de vriendelijke Sint Servaas, Gods beschermeling, zich thuis. Sint Servaas vestigde zich naast de kapel die Sint MaternusGa naar eind73 had laten bouwen, op de plek waar tegenwoordigGa naar eind74 zijn kerk nog langs de weg staat. <1,1000> Graag vertel ik u een paar dingen over de heilige vader Sint Maternus. Als eerste grondvestte hij het christendom in Gallië; hij was bisschop van Keulen en Trier, beide toegewijd aan Sint Petrus, en van Tongeren, toegewijd aan Maria; geruime tijd bestuurde hij ze alle drie tegelijk. Als hij in die tijd op en neer reisde tussen Keulen en Tongeren.Ga naar eind75 verbleef hij vaak in Maastricht, aan de voet van de berg;Ga naar eind76 daar overnachtte hij. Omdat hij die tocht veelvuldig maakte, mocht hij ter ere van de apostelen [Petrus en Paulus] een kerk bouwen als vrij kerkelijk gebied.Ga naar eind77 <1,1022> Sint Servaas bouwde naast dat godshuis een kapelletje en een kluis waar hij dag en nacht in dat verlaten oord God en Onze Lieve Vrouw eer bewees. Zijn armoede droeg hij met zeer veel geduld. Zodoende wilde hij Gods Rijk beërven wanneer zijn tijd gekomen was en hij hoopte dat Goel hem zou bijslaan. Hij bad standvastig zijn gebeden en had daar ruimschoots de gelegenheid voor. De schande van zijn verdrijving uit Tongeren deerde hem weinig. Geïnspireerd door de Heilige Geest leidde hij een ingetogen bestaan. Hij taalde geenszins naar wereldlijk aanzien. Toch wilde hij zijn bisdom niet volledig aan zijn lot overlaten en bleef het als een bisschop besturen. Dikwijls bad hij tot de waarachtige God ten behoeve van de inwoners van Tongeren, opdat Hij hun de misstap vergaf zijn raadgevingen in de wind te hebben geslagen. Zo volkomen ging de dienaar Gods op in Zijn dienst, dat hij zelfs dát niet vergat. Gods genade behaagde hem des te meer, omdat hij niet langer verkeerde te midden van rumoer en drukte. <1,1061> | |
[pagina 51]
| |
De H. Maternus, volgens de legende de eerste bisschop van Tongeren. Uit: Adrianus van Loo, De Levens der Heyligen in Nederland, dl.1
| |
[pagina 52]
| |
Servatius voor het altaar in de kapel van Sint-Maternus te Maastricht, waar hem wordt geopenbaard dat Tongeren zou worden verwoest
(Blokboek van Sint Servaas).
Servatius in Keulen waar bisschop Effrata wordt afgezet en de heilige Severinus tot bisschop en opvolger wordt benoemd
(Blokboek van Sint Servaas). | |
[pagina 53]
| |
Gods wraakZijn geestelijke inspanningen hield hij vol totdat God hem op zeker moment Zijn geheimen openbaarde. Zodra hij de boodschap had vernomen, bracht hij zijn vrienden op de hoogte: Attila, koning der Hunnen.Ga naar eind78 een dolende heiden en bestrijder van God, was met een groot leger in aantocht; hij was door God gezonden als een gesel voor de ongehoorzame christenen die in Gallië, Tongeren en elders in zonde leefden. Deze mare deed de trouwe Sint Servaas groot verdriet. Vanwege het dreigende gevaar zond hij boodschappers met brieven overal heen. De vromen, goeden en rechtvaardigen drukte hij op het hart naarstig tot God, hun Schepper, te bidden en Hem te smeken om genade, opdat Hij hen zou beschermen en Zijn dierbaren omwille van Zijn liefde ootmoedig genade zou schenken. <1,1096> Nadat de rechtvaardige en goede Sint Servaas, de trouwe dienaar Gods, tot in de verre omtrek zijn boodschappers met deze vermaning had gezonden, was iedereen daarmee ingenomen en men besloot in Troyes - dat in het Latijn Tricassium heetGa naar eind79 - samen te komen ter meerdere eer en glorie van God en van het bisdom. De goede Sint Servaas toog daarheen en alle bisschoppen uit heel Gallië, zowel de Dietse als de Franse, kwamen hem van heinde en verre in Gods naam tegemoet. Ik weet niet precies hoeveel mensen bijeenkwamen. Er waren bisschoppen, monniken en kluizenaars, vorsten en voorname en minder aanzienlijke heren, clerici en leken, seculiere en reguliere geestelijken. Vele mensen die in Christus' naam gedoopt waren, wisten evenwel niet waarom die tocht ondernomen werd, totdat hun - om het even of ze arm of rijk waren - verteld was dat ze omwille van God bijeengekomen waren. <1,1132> De harde woorden van de vrome en trouwe Sint Servaas maakten diepe indruk op hen en ze maakten zich zorgen, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Zonder uitzondering zouden allen voortdurend proberen standvastig Gods genade te verwerven, de vleselijke lusten uit hun harten te bannen, zonden te vermijden en God met een kuise levenswijze te loven, opdat God hun hun zonden en misdaden zou vergeven. Geïnspireerd door Gods genade wilden ze een afgezant sturen naar [het graf van] Sint Petrus in Rome, zodat hij door zijn voorspraak Gods toorn en gramschap zou kunnen afwenden. Daartoe werd de vrome en vermaarde Sint Servaas uitverkoren: hij moest hun bode zijn. Immers, de goede Sint Servaas was de eerste die door God op de hoogte gebracht was van de inval der Hunnen. Daarom dunkte het de heren die daar bijeengekomen waren, goed dat degene aan wie God deze boodschap had geopenbaard, hun afgezant zou zijn om Gods genade voor hen allen af te smeken. Niemand anders dan de goede Sint Servaas leidde zo'n zuiver leven dat hij voor deze missie geschikt was en door God met meer welgevallen ontvangen zou worden. Daarom vroegen ze het hem allemaal - arm en rijk - zeer ootmoedig. <1,1182> Aldus werd Sint Servaas uitverkoren om op bedevaart naar Rome te gaan, ofschoon hij het liever niet gedaan had, niet vanwege de inspanningen, maar opdat de boosheid der mensen gewroken zou worden. Hij was van mening dat geschieden moest wat voorspeld was, omdat de mensen toch niet gered konden worden en tot de afschuwelijke hellestraffen veroordeeld waren. Maar toen alle gelovigen, van hoog tot laag, beloofden hun leven te beteren, zwichtte hij. Behoedzaam sprak hij: - ‘Ik zal mijn uiterste best doen, maar er zijn hier vele vrome mannen die geschikter zouden zijn. God sta me toe dat ik het tot uw zieleheil tot een goed einde moge brengen. Maar vóórdat ik me opmaak voor deze reis, moet in het bisdom Keulen aan de Rijn orde op zaken worden gesteld.’ <1,1211> | |
De Keulse bisschop Effrata uit zijn ambt ontzetKeulen heette destijds [in het Latijn] AgrippinaGa naar eind80 en werd bestuurd door een boosaardige bisschop, Effrata genaamd,Ga naar eind81 die ketterse stellingen verkondigde. Sint Servaas zei het volgende over hem: - ‘Ik stel mijn vertrek net zo lang uit, tot we Effrata uit zijn ambt ontzet hebben: hij is buitengewoon vals. Mocht ik hem - terwijl ik weg ben - zijn slechte werken laten uitvoeren, dan zijn al mijn inspanningen voor niets geweest. Nu u mij gevraagd hebt | |
[pagina 54]
| |
Bladzijde uii een vijftiende eeuws missaal met de misteksten van hel feest van de Translatie van Sint Servatius. Hierin komt de passage voor: De gebroken steen wordt weer heel gemaakt en Effrata wordt overtuigd van afvallige ketterij; tweede kolom 10e en 11e r. van boven (Koninklijke Bibliotheek Pen Haag).
uw afgezant te zijn, zon het dwaas zijn God en Sint Petrus iets te verzoeken en tegelijkertijd dit onrecht niet te bestrijden. Ik ga eerst naar Keulen om deze bedrieger te verdrijven. Wie de mensen hardnekkig ketterse ideeën bijbrengt, kan geen bisschop blijven. Effrata beweert dat Jezus Christus, filius Dei [Gods Zoon], noch God noch onze Verlosser is.Ga naar eind82 Dat verkondigt deze bedrieger in het openbaar. God duldt dit niet meer. Niemand mag hem ontzien. De vijanden van de Heilige Kerk moet men hun kwade werken betaald zetten: zij verspreiden ketterijen waarmee ze de gelovigen paaien. We zouden ons diep tegenover God moeten schamen, indien hij zijn ideeën bij ons zou kunnen verbreiden.’ Iedereen was het erover eens Effrata te excommuniceren en uit het bisschopsambt te ontzetten. Ze lieten Sint Servaas, de heilige vriend Gods, met een aantal gezellen naar Keulen vertrekken. <1,1256> Men besloot dus dat de goede Sint Servaas vandaar [nl. Troyes] naar Keulen zou reizen in het gezelschap van veertien geestelijken die ik hier meteen kort zal opsommen:Ga naar eind83 dat waren Sint Maximinus, bisschop van Trier, Sint Valentinus van Arles, Sint Amandus, de vrome, wijdvermaarde bisschop van Straatsburg, een vrome bisschop uit SpiersGa naar eind84 - zoals men me meedeelt -, Sint Victor uit Worms die waarlijk zijn plaats heeft ingenomen in het hemelse koor, Sint DiscoliusGa naar eind85 uit het Franse Reims die een sieraad voor zijn kerk was, [Sint Donatianus van Chalon-sur-Saône, Sint Simplicius van Autun,Ga naar eind86] Sint Severinus uit Sens, Sint Valerianus uit Auxerre, Sint OptatianusGa naar eind87 uit Troyes, Sint Justinus uit BaselGa naar eind88 die God altijd onderdanig was, Sint Eulogius van Amiens, en tenslotte Sint Diapetus van Orléans. Deze veertien gingen onder leiding van Sint Servaas op weg. <1,1288> Toen de vrienden Gods de plaats van bestemming, de heilige stad Keulen, waaruit Sint Servaas Effrata wilde verdrijven, bereikten, kwam veel volk hen tegemoet, niet alleen priesters, maar ook de voornaamste edelen en andere landslieden. Sint Servaas die zich voor Effrata's afzetting inzette, had hen uitgenodigd voor een synode. Toen tijdens de beraadslagingen Effrata's | |
[pagina 55]
| |
misdaden voor een ieder duidelijk werden, vonden sommigen dat men de bedrieger een vrijgeleideGa naar eind89 moest geven om hem in de gelegenheid te stellen zich te verdedigen. Maar Sint Servaas verzette zich daartegen: - ‘Men moet dit anders aanpakken. Effrata is zo'n schurk, dat hij ons - als we hem vriendelijk aanspreken en ontzien - met behulp van valse oorkondes een rad voor de ogen draait. Daardoor zal hij deze ketterij versterken en met zijn leugenachtige woorden zal hij eenvoudige mensen op verkeerde gedachten brengen. De schade zou alleen maar groter worden. We kunnen hem echter niet dwingen het ware, christelijke geloof aan te hangen: daar ken ik hem te goed voor! Zijn hart is zo versteend, dat hij spoedig weer groot onheil zou aanrichten en daarmee onze inspanningen teniet zou doen, Goedschiks noch kwaadschiks kunnen we hem tot het ware geloof overhalen: hij is en blijft een ongelovige ketter. Ik heb vaak gehoord dat wie het ware geloof niet wil aanhangen, d.w.z. wie niet gelooft in de Heilige Drieëenheid en in de goddelijkheid van Christus en het Corpus Domini [het Lichaam des Heren] versmaadt, geen vrijgeleide waard is en zich evenmin mag verheugen in onze naastenliefde. Ik wil helpen hem te straffen, maar mijn broeders moeten me daarin volgen; ik zal me ertegen verzetten dat hij bisschop blijft.’ < 1.1346> - ‘Deze valse Effrata die Christus niet wil gehoorzamen,’ vervolgde Sint Servaas voor wie dit onrecht pijnlijk was, ‘veroordeel ik uit naam van God, want hij is een handlanger van de duivel. Op degene die - man of vrouw - behagen schept in Effrata's ideeën, richt zich mijn toorn en die zal ik blijven vervolgen. Daarom moeten we goed letten op zijn volgelingen, opdat zij samen met hem worden verdreven, en op zijn handlangers, de duivels, die God vanuit het hemelrijk in de helse afgrond stootte.’ <1,1363> Niemand sprak Sint Servaas tegen; iedereen besefte terdege dat zijn woorden terecht waren. Alleen dankzij Gods genade kreeg Sint Servaas het voor elkaar dat men overeenkomstig de kerkelijke wetten unaniem tot het besluit kwam de kwade bedrieger te veroordelen vanwege zijn opvattingen. Dat hij Jezus
Sint Servatius met onder zijn voeten een draak als symbool voor de ketterij. Tekening uit een zestiende eeuws cijns-register (Archives de l'Evêché, Luik).
| |
[pagina 56]
| |
Sint Servatius voor de gebroken altaarsteen in de kerk van Sint-Stefanus te Metz (Blokboek van Sint Servaas).
Christus verachtte, verontrustte hen allen ten zeerste. <1,1378> Hierna bracht Sint Servaas ten uitvoer waarvoor hij gekomen was: hij zette Effrata uit het bisschopsambt overeenkomstig de uitspraak van alle bisschoppen en andere heren. Sommigen stuitte het evenwel tegen de borst, maar die hadden het ware geloof niet. <1,1389> Luister naar het vervolg. Hierna smeekte men de waarachtige God Die alle harten kent, hen te inspireren en een bisschop te sturen die Hem aangenaam was en die geschikt was om als leidsman van het volk op te treden. Men vastte en daarna droeg men de mis plechtig op. God verhoorde hen spoedig uit vaderlijke liefde. Servaas stelde hen voor de goede Sint Severinus tot bisschop te wijden, want dat wilde Onze Heer. Daarop werd deze vriend Gods in plaats van Effrata benoemd. <1,1410> Vervolgens ging de synode uiteen. Sint Servaas keerde terug naar zijn kluis bij de kerk in Maastricht; ook zijn heilige metgezellen gingen ieder huns weegs en lieten Sint Severinus achter als geestelijk leidsman te Keulen; hij was daar geschikt voor. <1,1421> | |
De bedevaart naar RomeZodra Sint Servaas thuisgekomen was en zijn zaken op orde had gebracht, draalde hij niet langer en ging - hij kon gewoon niet anders - op weg naar Rome waar hem grote eer ten deel zou vallen. <1,1428> Toen hij Metz naderde, kwam de bisschop hem opgetogen tegemoet en ontving hem eervol met een vrij groot gevolg, dat kruisbeelden en allerlei relikwieën meevoerde. De bisschop, Sint Auctor, nam hem mee naar het aan Sint Stefanus gewijde altaar in de dom; hij vroeg Sint Servaas uit liefde tot God de mis op te dragen; daaraan gaf Sint Servaas gehoor. Maar bij het uitspreken van de gewijde woorden tijdens de misGa naar eind90 brak de duivel een balk af bij het raam van de kerk, hoog boven, en smeet die naar Servaas; maar die werd niet geraakt: God nam hem in bescherming, zoals al vaker was gebleken. Hoewel het stuk hout de altaarsteen in tweeën spleet, zorgde God ervoor dat de miskelk | |
[pagina 57]
| |
Landkaart van Gallié uit Gerard van Loons ‘aloude Hollandsche Histori’, 1734.
| |
[pagina 58]
| |
Rome, met in het midden boven het paleis van de paus. Kaart uit een zestiende eeuws handschrift (Bibliotheek Troyes).
niet viel.Ga naar eind91 Toen die enorme balk naar beneden suisde en met een geweldige klap op de grond terecht kwam, werd het kerkvolk bang en wilde in paniek wegvluchten. Sint Servaas riep hen terug en zei hen te blijven. Nadat hij de mis had opgedragen en Gods Lichaam genuttigd had, riep hij Sint Auctor en de kanunniken bij zich en liet hun de gebroken altaarsteen zien. Sint Servaas plukte op dat moment de vruchten van zijn standvastig geloof en ondervond Gods genade. De goede Sint Servaas, de beschermer van alle zondaren, stak zijn vinger in zijn mond, streek het speeksel over de plaats waar de steen gebroken was, en liet het over aan Gods wil. Zijn gebed werd direct verhoord: de steen werd weer één geheel, even vast en stevig als tevoren; slechts een smalle streep duidde aan waar hij met zijn vinger overheen gestreken had.Ga naar eind92 <1,1492> Sint Auctor, de bisschop, loofde God dat Hij dit wonder liet geschieden door en omwille van Sint Servaas. Daarop sprak de goede Sint Servaas: - ‘Heer, houd op! God deed dat ter wille van u: Zijn genade is voor u bestemd; mij komt die eer niet toe.’Ga naar eind93 Er ontstond een oprechte vriendschap en geestelijke broederschap tussen de twee heilige mannen. Sint Servaas vertrok en in gezelschap van vele trouwe en oprechte dienaren Gods deed Sint Auctor hem - met zeer veel genoegen - uitgeleide, tot een eind buiten Metz. Daar vroeg Servaas hun terug te keren en beval hen in Gods genade aan. <1,1515> Bij Basel stak hij de Rijn over, overnachtte er en maakte vervolgens onder Gods hoede de moeizame tocht door het gebergte. Het kostte hem veel tijd eer hij in Rome aankwam om aan zijn verplichtingen te voldoen. <1,1524>
Sint Servaas bereikte Rome op Aswoensdag, het begin van de vasten;Ga naar eind94 hij bad voor de Galliërs. IJverig en ootmoedig legde hij zich veertig dagen lang toe op allerlei goede werken: hij vastte en smeekte op zijn knieën om vergiffenis; kortom, hij getroostte zich veel moeite met waken en bidden. Al die tijd meed de trouwe dienaar Gods de Sint-Pieter,Ga naar eind95 niet uit hoogmoed, maar om | |
[pagina 59]
| |
Verdwenen schildering van Cuypers in de Westbouw (afsluiting Keizerzaal) in de Servaaskerk. Boven is Christus afgebeeld met links Petrus en rechts Servatius, daaronder fragmenten van Rome (links) en Maastricht (rechts).
| |
[pagina 60]
| |
zich geestelijk voor te bereiden. Hij bezocht daartoe eerst alle kluizen, kapellen, abdijen en kerken in Rome; hij knielde voor alle altaren en bad tot alle heiligen gezamenlijk en tot elk apart, opdat zij hem zouden bijstaan in zijn smeekbede tot de hoogste Schepper om genade en bescherming voor het land waar hij vandaan kwam. <1,1556> In dat jaar viel Maria-Boodschap [25 maart] op Goede Vrijdag, zodat - zoals ik las - het feest ter ere van het feit dat Maria Gods Zoon in haar schoot ontving, samenviel met de hoogtijdag van Christus' lijden.Ga naar eind96 Met het oog daarop had de eerbiedwaardige Sint Servaas een bezoek aan de Sint-Pieter uitgesteld. In al zijn heiligheid was Sint Servaas er stellig van overtuigd, dat God juist op die dag zijn smeekbeden zou verhoren. <1,1572> Dit alles had hij overwogen. Even vóór middernacht ging hij stilletjes naar de Sint-Pieter, gedreven door de Heilige Geest en wars van alle wereldse roem. Vóór hij naar binnen ging, bad hij vol overgave langdurig op zijn blote knieën tot Sint Petrus, opdat deze zijn gebed zou verhoren, nog vóór hij diens kerk zou betreden. <1,1586> Nadat hij veelvuldig had gebeden, werden de kerkdeuren ontsloten en kon hij zijn bedevaart in alle vertrouwen voltooien. Innig bad hij tot Onze Lieve Vrouw, de Koningin der Hemelen, om hem te steunen bij Haar Zoon ter wille van de Galliërs wier afgezant hij was. De heer van Tongeren riep alle heiligen persoonlijk aan, en smeekte Sint Petrus, de waarachtige afgezant, zijn pleitbezorger bij God te willen zijn: mocht het Zijn wil zijn de inwoners van Tongeren te redden en zijn smeekbeden te verhoren. Veelvuldig en krachtig richtte de dienaar Gods, geknield voor Sint Petrus' schrijn, zijn gebeden tot God, terwijl hete tranen over zijn gezicht stroomden. Sint Servaas volhardde daarin zólang, dat zijn lichaam door het waken en vasten uitgeput taakte en rust behoefde. De standvastige, rechtvaardige priester Gods, die dat op aarde was en in het hiernamaals is, viel in slaap terwijl hij God aanriep. <1,1622> In zijn slaap ontwaarde Gods dierbare vriend een helder licht in de hemel en schouwde in zijn visioen de gouden, kostbare, prachtige en Godwaardige zetel waarop Gods Zoon, de waarachtige Heiland, zat. Aan Zijn rechterhand bevond Zich Maria, Onze Lieve Vrouw, Zijn Moeder, de Koningin der Hemelen. Voor God, onze Verlosser, stonden ontelbaar vele heiligen die Hem eer bewezen hadden. Te midden van deze grote schare ontwaarde hij Sint Petrus en diens metgezel Sint Paulus. Het kwam de goede Sint Servaas voor, dat de twee heilige kerkvorsten niet daadwerkelijk voor hem durfden bidden, maar deden alsof. God wilde er niet naar luisteren en wendde Zich af. Het verdroot Sint Servaas dat zij wegliepen. Doordringend keek hij Petrus aan. Dat de goede heer, de vermaarde Sint Petrus, Servaas' voorspreker zou zijn, daarvoor hield God Zich doof. Alleen de zuivere martelaar Sint Stefanus verstoutte zich God te verzoeken de stad Metz, haar inwoners en haar kerk te behouden en van de ondergang te redden te zijner ere. Onze Heer, Jezus Christus, verhoorde Stefanus' gebed en zou de kerk beschermen, omdat diens kostbare en edele bloed daar bewaard werd, en zodoende behoedde hij ook de bisschopskerk van de goede en beminde Auctor. <1,1677> Zodra Sint Servaas merkte dat God zijn gebed niet wilde verhoren, overviel hem een grote droefheid en hij begon uit het diepst van zijn hart te weeklagen. God kende Servaas' rechtvaardigheid en had erbarmen vanwege diens verdriet: Servaas was Hem immers altijd toegewijd. Daarom zond Hij Sint Petrus naar Servaas. Petrus liet hem terstond opstaan en sprak hem vriendelijk toe: - ‘Broeder Servaas, staak deze smeekbeden; je maakt het me zeer lastig. Waarom blijf je op deze gesloten deur kloppen? Op last van God is die deur vergrendeld: ze mag niet geopend worden.Ga naar eind97 Dat moet je begrijpen. Jij bidt en smeekt voor dat vervloekte volk. Onze Heer, Onze Verlosser, wil dat niet. De verdoemde zondaren hebben niets te maken met de rechtvaardige en trouwe dienaren Gods; van hen onderscheiden ze zich. Je moet die door God gehate mensen niet langer helpen - zoals je tot nu toe gedaan hebt -, want ze zullen in het verderf gestort | |
[pagina 61]
| |
worden. Jij zult niet met hen ten onder gaan; dat duldt Onze Heer niet, maar Hij zal je verzadigen met het hemelse brood. Levenden en doden kunnen niet samenzijn. De mensen die jij voor je volgelingen houdt, namelijk de Tongenaren, zullen het er niet levend van af brengen, omdat ze de raad van de duivel opvolgden. Het gerucht over hun zonden is Onze Heer ter ore gekomen; Hij heeft dat tot hun nadeel vernomen: dat moet gewroken worden. Wat God heeft beschikt, kan geen mens veranderen! Onze Heer wil hun een lesje leren en hen laten boeten voor hun zonden. Daarvoor mag je hen waarschuwen.’ <1,1728> Andermaal sprak Sint Petrus de goede Sint Servaas toe: - ‘Hun voorspreker kun je niet zijn: wie uit Gods genade zijn gebannen, moeten Zijn toorn ondergaan. Je bedevaart is echter niet vergeefs geweest: je bidt immers uit rechtschapenheid voor je bisdom en je land.’ Daarop gaf Sint Petrus aan Sint Servaas een buitengewoon kostbare, zilveren sleutel: nooit zag iemand zo'n hemels vakwerk, en evenmin is iemand op aarde in staat er zo een te vervaardigen. Hij kreeg die sleutel als een tastbaar bewijs. Petrus gaf hem uit liefde voor Servaas en als beloning voor diens inspanningen. Daarmee begiftigde hij Servaas met dezelfde macht over levenden en doden als Christus hem geschonken had. De sleutel betekende voorwaar dat Servaas zondaren en rechtvaardigen, heren en knechten, mannen en vrouwen, levenden en doden kon binden en ontbinden. De vermaarde Servaas ontving daarmee van Gods Zoon de macht om degenen die hulp en genade bij hem zochten, hun zonden te vergeven. En degenen die dat niet wensten, zouden hun verdiende straf ondergaan, omdat allen, mannen zowel als vrouwen, het leven moesten verliezen, terwijl hun ziel ten gronde zou gaan, tenzij ze genade vroegen en boetten voor hun zonden.Ga naar eind98 <1,1772> Daar ontving Sint Servaas het zeer waardevolle geschenk voor de moeite die hij zich getroost had. Vervolgens sprak Petrus tot hem: - ‘Zuivere ziel, heilige afgezant, ik beveel je de waarachtige God aan, opdat Hij je ziel behoude. Keer terug naar Gallië, wat
De Servatiussleutel, volgens de overlevering een geschenk van de heilige Petrus te Rome. Hij is van zilver met sporen van vergulding, vermoedelijk vervaardigd te Trier aan het eind van de negende eeuw (Schatkamer Sint-Servaaskerk).
| |
[pagina 62]
| |
Initiaal met afbeelding van een slapende Servatius; de adelaar biedt hem schaduw en wuift hem koelte toe.
overigens niet makkelijk zal zijn. Hetgeen je hier hebt vernomen, moet je vertellen aan alle goede mensen, en met name aan Auctor en je andere volgelingen, de gelovige Tongenaren, die je raad willen opvolgen. Hen mag je vrijpleiten en op de goede weg verder leiden: ze zullen het nodig hebben. Je zult gevangen worden door de kwaadaardige Hunnen, maar God zal je bevrijden, te jouwer eer en glorie. De genade en macht die ik van Christus heb ontvangen, bezit jij, trouwe afgezant, nu ook.’ <1,1796> | |
Servaas en de HunnenNa Petrus' woorden vertrok de geëerde Sint Servaas uit Rome. Tijdens zijn reis door het Romeinse RijkGa naar eind99 ontmoette hij de koning der Hunnen en diens reusachtige leger. Daar kreeg hij veel last mee: zodra de Hunnen de trouwe vriend Gods gewaar werden, vroegen ze hem waar hij vandaan kwam en waar hij heen ging. Dat moest hij naar waarheid zeggen. Maar hij begreep niets van wat ze zeiden. Ze beweerden dat hij een spion en bedrieger was en daarom sloegen en mishandelden ze hem, noemden hem een leugenaar en knevelden hem. Hij had echter geen idee waarom. Ofschoon ze geweld tegen hem gebruikten, verzette hij zich niet. Zo hielden ze hem 's nachts in verzekerde bewaring.Ga naar eind100 Terwijl hij in het donker geboeid tussen de heidenen in gebed lag, liet God te zijner ere een wonder geschieden: een groot, helder licht scheen over Servaas vanuit de hemel. Dat licht, helderder dan de zonneschijn, werd door iedereen gezien.Ga naar eind101 <1,1832> De soldaten van de heidense koning die hem bewaakten, zagen dit tot hun verwondering, en ook degenen die wacht liepen, namen het waar en kwamen verwonderd toelopen. De waarachtige Zoon Gods vergrootte daarmee de eer van Sint Servaas, net zoals Hij eerder deed voor de herders, toen Hij geboren werd. Ze zagen 's nachts op de velden waar ze hun vee hoedden, een hemels licht; daarvoor loofden en prezen zij de goede God, Die hun deze vreugde deelachtig liet worden.Ga naar eind102 En dezelfde eer bewees God naderhand de heilige Stefanus, Zijn | |
[pagina 63]
| |
onderdanige dienaar: die zag dat de hemel zich opende, toen hij gestenigd werd; hij bleef echter standvastig in zijn geloof, zoals bleek uit zijn gebeden.Ga naar eind103 God, Die deze twee wonderen verrichtte, kon iets dergelijks uiteraard ook ter ere van Sint Servaas laten gebeuren. <1,1862> Bij het aanbreken van de dag, toen de mensen ervan gehoord hadden, gingen ze naar Sint Servaas vanwege dit bijzondere teken. Ze vroegen hem wie hij was en welk geloof hij aanhing. De goede Sint Servaas deelde hun mee dat hij christen was; dat wekte de spotlust der heidenen op, maar Servaas sprak kort en krachtig: - ‘Ik belijd openlijk dat ik geloof in God, de Schepper van hemel en aarde en van alle mensen, Die uit de Maagd geboren isGa naar eind104 en Heer van alle heren is.’ De ongelovige Hunnen handelden - ook al kenden ze God niet - verstandig: ze vroegen Sint Servaas, de ware vriend Gods, om hen te zegenen. Gaarne voldeed hij aan hun verzoek en maakte een kruisteken over hen. <1,1890> Daarop lieten ze hem vrij en hervatte hij zijn reis. Maar hij was nog niet ver gegaan of hij werd door een geweldige slaap overmand, zodat hij zich naast de weg te ruste legde. Het was die dag ontzettend warm, toen de goede Sint Servaas aan de kant van de weg in slaap gevallen was. God zond daarop een adelaar met zeer brede vleugels. Boven de zuivere afgezant bleef die in de lucht zweven. In opdracht van God beschutte hij met zijn ene vleugel Sint Servaas tegen de zon; met zijn andere wuifde hij hem koelte toe. De adelaar ging niet weg, maar bleef stil hangen, alsof hij vastgebonden was; dat was Gods wil. Op dat moment bereikten boden van de Hunnen de plaats waar de adelaar boven Sint Servaas zweefde. Ze vroegen zich af wie die man was, en ze berichtten het hun koning Attila die hen de heilige pelgrim bij zich liet brengen. Zo geschiedde Gods wil. <1,1928> De boodschappers keerden terug naar de plaats waar de adelaar nog steeds boven Sint Servaas zweefde, precies zoals God dat wilde. Het hemelse teken was waargenomen door vele mensen die het niet gewaagd hadden Servaas wakker te maken of de adelaar weg te jagen; ze lieten hem dus met rust, totdat Attila's mannen de adelaar wegjoegenGa naar eind105 die Sint Servaas zolang beschutting geboden had. Nadat Sint Servaas wakker geworden was, geboden zij hem op te staan en hen te volgen naar hun heer. Dat had hij liever niet gedaan, maar hij moest wel, of hij wilde of niet. Toen schoot hem te binnen wat Sint Petrus hem in zijn kerk voorzegd had: de dienaar Gods zou tot hogere eer geraken te midden van de Hunnen. Hij dankte God en ging mee. <1,1956> Sint Servaas bereikte de koning en werd welwillend ontvangen; ze bekeken hem met verbazing. Vanwege het wonder dat zij bij hem hadden zien gebeuren, begonnen ze hem van alles te vragen: waar hij vandaan kwam, wie hij was en in Wie hij geloofde. Hij antwoordde: - ‘Ik ben christen, en zou, indien God me dat vergunt, graag een christelijk leven leiden, mijn ziel teruggeven aan God, mijn Schepper, Die omwille van ons, zondaren, werd geboren uit de Maagd en Die de mensen verlost heeft die door de zonden van Adam in het verderf gestort waren. Als u zoudt willen luisteren, zou men u zeer veel kunnen vertellen over hetgeen de Koning der Hemelen voor ons heeft gedaan.’ Sommige Hunnen beleden daarop in het openbaar dat de God der christenen almachtig, genadig en rechtvaardig is. <1,1986> Omdat de machtige koning Attila onder vier ogen met Servaas wilde spreken, lieten de Hunnen hen alleen. Sint Servaas vertelde hem hoe en waarom hij daar gekomen was om genade en vrede te brengen, en hoe hem de krijgstocht der Hunnen van Godswege geopenbaard was. Ook vertelde Gods boodschapper over Gods almacht, genade en kracht. Hij durfde dat allemaal te zeggen uit kracht van zijn grote geestelijke overtuiging. Hij vertelde hem van Gods Zoon en van Diens genade en troost waarmee Hij allen die Hem volgen wilden, had verlost opdat zij niet gebukt zouden gaan onder het eeuwige leed. De heilige prediker sprak indringend op hem in en onderrichtte de verdoolde heiden, zodat deze zich liet bekeren en dopen. Nadat | |
[pagina 64]
| |
Sint Servatius rust langs de weg uit, met links een groepje ruiters; boven zijn hoofd zweeft een adelaar (Blokboek van Sint Servaas).
Servatius doopt koning Attila en zijn mannen (Blokboek van Sint Servaas).
| |
[pagina 65]
| |
ze uit elkaar waren gegaan, nam deze op een goddeloze wijze afstand van zijn nieuw verworven geloof en verviel weer tot het heidendom.Ga naar eind106 <1,2016> | |
Servaas' vermaningenDe beroemde Servaas, de heilige prediker en dienaar Gods, nam hierna spoedig afscheid van de koning der Hunnen, en vertrok ijlings. Zo snel mogelijk trok hij door Toscane en Lombardije, door het gebergte en de Elzas; spoedig kwam hij in het bisdom Spiers aan. Daar verhoorde God zijn gebed en liet ter ere van Sint Servaas een prachtig wonder plaatsvinden. Servaas had een geweldige dorst, want in de brandende zon had hij een lange weg afgelegd. Vermoeid ging de goede Servaas langs de kant van de weg zitten en smeekte God ootmoedig hem met Zijn genade wederom bij te staan. In de buurt was geen druppel water: er was geen heldere en verkwikkende bron of put waaruit hij zou kunnen drinken. Mocht God daarvoor zorgen! Toen zei Sint Servaas: - ‘Wees mij genadig, Heer Jezus. U bent de bron van al het goede en zeer zachtmoedig tot in de eeuwen der eeuwen. Het water en bloed dat uit Uw heilige zijde vloeide, lest de eeuwige dorst en verzacht het eeuwige leed.’ Zijn dorst gaf hem die woorden in en - terwijl hij ze sprak - tekende hij een kruis in de dorre aarde. Meteen liet God daar een heldere, zuivere bron ontspringen.Ga naar eind107 De goedertieren Servaas loofde God en dronk tot hij zijn dorst gelest had, want God had voor voldoende water gezorgd. <1,2074> Het water, door Gods kracht daarheen geleid, welde op uit de rotsbodem en was zuiver, helder en verkwikkend. Het is algemeen bekend, dat overal waar het water overheen vloeide, voortreffelijke komijn opkwam. Gode en de goede Sint Servaas zij dank! Een weduwe die ziek was en gekweld werd door koorts, kwam weldra op de bron af. ZijGa naar eind108 trof er Sint Servaas aan, voor wie God de bijzondere en heilige bron had doen ontspringen. De vrouw dronk eruit en genas van haar ziekte. Zodra God haar had genezen, schonk zij al haar bezittingen, land en
Koormantelsluiting (boven) en reliëf uit het vroegere voetstuk van het Servatiusborstbeeld met afbeelding van het bronwonder, vijftiende eeuw (Schatkamer Sint-Servaaskerk).
| |
[pagina 66]
| |
Drinkbeker van gemarmerd glas (uit de eerste eeuw) met houder, de zogenaamde ananasbeker van Petrus van Dijck, Maastrichts zilver uit 1626-1627. Rechts: de pelgrimsstaf van Servatius, gemaakt in Lotharingen, tweede helft van de negende eeuw (Schatkamer Sint-Servaaskerk).
| |
[pagina 67]
| |
wijngaarden aan de eerbiedwaardige en heilige Sint Servaas, aan wie ze tot op heden toebehoren. Ook andere gelovigen loofden en prezen hem, en vergrootten zijn rijkdom. De bron en het daaruit vloeiende water waren zeer weldadig: vele mensen hadden er baat bij en ook zieke dieren werden na het drinken ervan gezond. Zo werd Sint Servaas geëerd. <1,2112> De engel bracht hem een drinkbeker waarmee hij water uit de bron kon drinken; deze nap bevindt zich nu nog in zijn kerk. Onafgebroken bezoeken koortslijders en zieken de kerk met de vurige wens uit de beker te mogen drinken, zodat ze van hun kwalen genezen; en dat is voorwaar dikwijls gebeurd. Daarom komt er steeds zoveel volk, mannen en vrouwen, naar de kerk.Ga naar eind109 <1,2125>
Vandaar reisde Sint Servaas naar Worms, waar hij vele goede vrienden ontmoette: bisschop Sint Amandus, de heilige Sint Victor, Sint Auctor uit Metz en vele anderen, die ik niet allemaal met name kan noemen. De goede Sint Servaas werd door hen hartelijk en met groot eerbetoon verwelkomd. Jong en oud smeekten hem in Gods naam ter plekke de mis op te dragen; daaraan gaf de dierbare vriend Gods graag gehoor; daarmee bewees hij God eer. Hij predikte het woord Gods, dat het volk graag beluisterde. <1,2144> Terwijl hij de mis las, was het zeer druk in de kerk en in het koor. Bisschop Sint Auctor verzocht Servaas dringend, doch ootmoedig, ter wille van God met hem naar Metz te reizen, want de voornaamste en edelste vorsten van Frankrijk wachtten daar met smart op hem. Hij beloofde hun tenslotte dat hij beslist zou komen, maar hij voegde eraan toe, dat hij eerst naar Keulen wilde gaan, ondanks alle ongemakken. Na deze woorden toefde de beroemde Sint Servaas daar niet langer; de geestelijke afgezant beval hen in Gods genade aan. Ter wille van zijn vrome levenswandel begeleidden zij hem met veel eerbetoon tot buiten de stad, totdat hij hun verzocht terug te keren. Degenen die hem uitgeleide deden, namen diep bedroefd, maar in oprechte genegenheid afscheid. <1,2177>
Boekbandstempel met afbeelding van Servatius, begin zestiende eeuw Coll. E.Ph. Goldschmidt Londen).
| |
[pagina 68]
| |
Servaas ging zijns weegs, stroomafwaarts langs de Rijn naar Keulen, waar Sint Severinus destijds bisschop was. Daar kwam hij 's avonds laat aan, door niemand opgemerkt. Omdat het ná zonsondergang was, besloot hij buiten de stad de nacht door te brengen. Een man die hij om een slaapplaats vroeg, wees hem zijn schuur buiten de muren van de stad. Daar legde hij die absoluut geen hoogmoed kende, zich geduldig en ootmoedig te ruste, en bad vol overgave tot de hemelse God. Daarom werd die plek geheiligd. <1,2196> De geachte Servaas, de heilige prediker, ging op de grond liggen vanwege de vermoeidheid van de voorgaande dagen. Desondanks bad hij tot God, terwijl hij zijn hoofd neervlijde. En weer liet God een wonder geschieden ter ere van zijn dierbare vriend: boven Servaas liet God een schitterende gouden zuil ontstaan, die als een vurige kolom van de aarde tot de hemel reikte waar God zijn gebed aanhoorde. Later was die voor iedereen zichtbaar, maar aanvankelijk was het alleen bisschop Severinus vergund die waar te nemenGa naar eind110 <1,2215> Moet u horen wat Severinus gewoon was te doen. Uit godsvrucht ging hij 's nachts in het geheim langs alle kerken in de stad Keulen, en bad tot alle heiligen afzonderlijk of ze zijn voorsprekers wilden zijn in zijn grote nood. Weduwen en wezen troostte hij en bood hij hulp; en ook de armen konden op zijn mededogen rekenen: hij gaf hun voedsel en kleding; de zieken zocht hij eveneens uit naastenliefde op. Dat deed hij ook op het moment dat de goede Sint Servaas zich daar dichtbij te ruste had gelegd en zijn gebeden opzegde. Severinus zag de vurige zuil boven Servaas, maar niemand anders - noch zijn kapelaans, noch zijn gevolg - nam die waar, totdat God het hun openbaarde op voorspraak van Severinus die Hij Zijn genade deelachtig liet worden. <1,2244> De heilige Severinus vroeg degenen die hem vergezelden, of zij iets zagen, maar ze zeiden van niet. Daarop raadde Severinus hun aan in gebed neer te knielen, opdat God hun zou vergunnen het teken te aanschouwen dat Hij ter ere van Sint Servaas aldaar liet geschieden. Dat deden ze en ze beleden hun zonden. Toen ze zich vervolgens oprichtten, zag iedereen - niemand uitgezonderd - de gloeiende kolom, die tot dusver alleen Severinus - dankzij Gods genade - boven Sint Servaas had gezien. Zodra Severinus en zijn metgezellen het licht gewaar werden, spoedden ze zich erheen: ze wilden weten wat dat betekende. Ze meenden dat er iemand gestorven was en dat de ziel door heiligen of afgezanten van God naar de hemel meegevoerd werd.Ga naar eind111 <1,2278> Toen ze de schuur bereikten waar de heilige bisschop Sint Servaas zijn intrek had genomen en in gebed verzonken lag, waren allen zeer verheugd, dat God te diens ere dit wonder liet plaatsvinden. Ze knielden voor Servaas neer en heetten hem hartelijk welkom. Sint Severinus, de zuivere vriend Gods, vroeg Servaas, de edele dienaar Gods, waarom hij in die schuur verbleef en niet bij hem zijn intrek had genomen. De goede Sint Servaas antwoordde: - ‘Omdat ik moe was, en bovendien was het al laat. Daarom heb ik dat besloten.’ <1,2300> Opdat de plek, waar de goede Sint Servaas deze genade van Godswege ten deel was gevallen, in herinnering zou blijven, liet de heilige Sint Severinus daar voorwaar een kapel bouwen als vrij kerkelijk gebied, en hij wijdde die ter ere van God Die hij beminde en vreesde. Hij noemde de kapel Poort des HemelsGa naar eind112 vanwege het teken dat hij daar had gezien, toen Servaas er tot God bad. Op dezelfde plaats had hij eerder engelen vol blijdschap horen zingen: toen Sint Maarten overleden was en zijn edele en kostbare zielGa naar eind113 werd meegevoerd op de zalige reis ten hemel, hoorde Sint Severinus de stemmen der engelen, ofschoon Sint Maarten in Tours zijn laatste adem uitgeblazen had.Ga naar eind114 Sint Severinus was van mening dat deze plaats - vanwege deze twee tekenen - de eer van een kapel waardig was. <1,2328>
Nadat Sint Servaas te Keulen aan de Rijn deze eer te beurt gevallen was en hij Severinus, zijn trouwe vriend die hem met vreugde had ontvangen, zijn boodschap had overgebracht, zette hij koers naar Trier waar zijn dierbare vriend Sint Maximinus bisschop | |
[pagina 69]
| |
was. Sint Servaas zei - naar waarheid - dat hij uit Rome kwam; van hetgeen hij daar gehoord had, verzweeg hij helemaal niets. Het volk maande hij zachtmoedig en vriendelijk ter wille van God boete te doen voor hun zonden en misdaden. In alle oprechtheid gaf hij mannen en vrouwen deze raad. <1,2351>
Daarna toog hij naar Metz waar alle vorsten uit Frankrijk bijeenwaren. Ze kwamen hem ootmoedig tegemoet en ontvingen hem met grote eer. Daar droeg hij allereerst een plechtige mis op. Terwijl hij naar het altaar liep, kreeg zijn gelaat een andere kleur: God verlichtte hem door de Heilige Geest. Dat was voor iedereen duidelijk zichtbaar: voor hun ogen begon zijn gezicht te stralen als gloeiend ijzer.Ga naar eind115 De heilige prediker werd - het is bijna ondoenlijk dit uit te leggen - in wijsheid gesterkt door de Heilige Geest Die hem hielp goede daden te volbrengen. Zijn gedachten waren steeds op God gericht. <1,2381> Nadat hij de mis had gecelebreerd, vroegen zowel armen als rijken en de vorsten uit Frankrijk en andere landen - kortom, al degenen op wier verzoek hij naar Rome was gegaan - hem om nieuws: hoe was het gegaan? Hij moest hein vertellen of er nog hoop was en of ze gespaard zouden blijven, want hij had zich toch om hunnentwille veel moeite getroost. Hij vertelde hun naar waarheid hoe hij uit Rome was gekomen en wat hij daar had vernomen. Hij spoorde hen allen - jong en oud - aan uit liefde tot God zorg te dragen voor hun eigen ziel en zaligheid en God om genade te smeken, opdat Hij de tegenslagen die boven hun hoofd hingen, mocht verzachten. Dit raadde Sint Servaas hun aan. <1,2410> Veelvuldig sprak hij hen toe: tegenslag en tegenspoed die men uit godsvrucht geduldig onderging, zouden in vreugde verkeren. - ‘Met noeste arbeid zal men het rijk der hemelen verwerven,’ zei hij welgemeend, ‘en dat is terecht, want Gods heiligen werden beschimpt en mishandeld, maar ze gaven zich over aan Gods wil. Daarom bleven ze behouden en zijn ze de hemelse zaligheid binnengetreden.’
Afbeelding van Sint Martinus en Sint Nicolaas (boven) en Sint Servatius met adelaar (links onder) en de engel die hem de bisschopsstaf overhandigt (rechts onder). Miniatuur uit een dertiende eeuws Frans handschrift (Koninklijke Bibliotheek Den Haag).
| |
[pagina 70]
| |
Zij smeekten onophoudelijk tot God en baden Servaas ootmoedig hun voorspreker te willen zijn. Sint Servaas, dat heldere licht, vervolgde: - ‘Iedereen moet biechten en boete doen, opdat God u moge verlossen. Heb berouw over de zonden die u begaan heeft, zodat u Gods genade verwerft en uw ziel het koninkrijk der hemelen beërft, of u verliest allen - zowel mannen als vrouwen - het eeuwige leven. Moge God zorg dragen voor uw zielen en die eeuwig in genade behouden, wat er ook met uw lichaam moge gebeuren.’ <1,2442> | |
Tongerens straf voorzegdNa de woorden die Sint Servaas tot het volk had gesproken, gingen de heren bedroefd uiteen. De goede Servaas beval hen bij God aan, de Allerhoogste, opdat Hij hun hoop zou geven op het eeuwige leven. De heilige dienaar Gods was op de hoogte gebracht van de komst der Hunnen en van de heidense koning uit Hongarije. Ook uit Tongeren was een groot deel van de meest vooraanstaande mensen aanwezig, omdat zij Gods heil en zegen hadden verspeeld. Zij waren vervuld van een diep berouw, omdat zij Sint Servaas hadden verstoten; ze moesten boeten voor hun ongehoorzaamheid; daarom waren ze bedroefd. Zij smeekten de zuivere Servaas om vergeving voor al hun wandaden. Ze weenden bitter en knielden voor hem neer, opdat hij hen als boetelingen zou ontvangen. Snikkend riepen ze: - ‘Wees genadig, dierbare vriend Gods, en geef ons troost en steun. Wij hebben spijt van onze zonden. Afgezant van de heilige christenheid, laat ons er zeker van zijn dat u onze voorspreker bij God wilt zijn. Het berouwt ons ten zeerste dat wij u schade berokkend hebben. Help ons, uw geestelijke kinderen, die u in diepe ellende hebt achtergelaten toen u het land verliet. Nu God u heeft teruggezonden, moet u naar hen toegaan en de droefenis verlichten van de reine maagden, de heilige nonnen, die om u verdriet hebben en jammerlijk schreien. Kluizenaars en monniken, broeders en kanunniken, weduwen en wezen, zij allen leven in angst, sinds ze u - buiten hun schuld - moeten missen. Erbarm u over hen die dag en nacht om uwentwege in rouw gedompeld zijn: u bent immers hun herder. Herinner u, heer, dat de engel u aan ons toevertrouwde in Tongeren; door u de staf te overhandigen stelde hij u aan als hoeder over ons, tot tevredenheid van een ieder. Maar de duivel bedroog ons, waardoor wij geen acht meer sloegen op uw geboden en u onheus bejegenden. Door u weg te sturen leverden we ons over aan de duivel. Tot op heden hebben wij daar spijt van. Kwaadaardige lieden hadden dat beraamd en zetten ons ertoe aan, maar ook zij betreuren het. Graag willen wij ervoor boeten, opdat wij uw gerechtigheid mogen ervaren en u onze leidsman en trouwe bode wilt zijn bij de almachtige God, zodat Hij ons genadig is en ons redt. Alstublieft, heer, minacht de smeekbeden van de arme mensen niet: ontferm u over hen. Ga naar hen toe en zorg voor hen; u bent immers nog steeds hun bisschop en geestelijk herder, ofschoon de duivel hen verleidde om uw geboden in de wind te slaan. In Gods naam doe dat, heer, en aanvaard de boetedoening van hen die ootmoedig voor u knielen; bekommer u om hen, hoe groot hun misstappen ook mogen zijn: waar berouw is, moet ook genade zijn. Heer, u moet ons redden door uw genade, waarnaar wij zo intens verlangen. Moge God u dat vergunnen, omdat wij hier al zo lang op u wachten. Bij de liefde Gods ga met ons mee naar uw arme kinderen in de stad Tongeren en geef hun troost. Mochten zij niet gered kunnen worden, sta hen dan geestelijk bij, want zij hebben diep berouw over hun zonden. Alstublieft, doe het.’ Zij smeekten de dienaar Gods net zolang met hete tranen, tot hij hun beloofde te gaan. <1,2564> Vanuit Metz reisde Sint Servaas vervolgens naar zijn bisschopsstad Tongeren. Hoewel hij uit de stad was verdreven, was hij nog steeds hun geestelijke vader. Zodra men van zijn komst op de hoogte was, waren geestelijken en leken intens gelukkig, want ze hoopten steun van hem te krijgen. Zij zwoeren God hem gehoorzaam te zullen zijn, opdat zij verschoond zouden blijven van de verschrikkelijke catastrofe. Ieder legde die eed af. Helaas was dat te laat. Zij besloten Servaas met groot eerbetoon | |
[pagina 71]
| |
te ontvangen. Ver buiten de stad wachtten zij hem op. Zowel armen als rijken verwelkomden hem ootmoedig en vol verlangen. <1,2588> Het was een groots onthaal: een grote schare verwelkomde Servaas. Op plechtige wijze schreden ze twee aan twee voort: de heilige bruiden Gods droegen de relikwieën en zij werden gevolgd door de andere gelovigen, abten, monniken, proosten, klerken, kanunniken en tenslotte de leken. Een zeer grote menigte uit het gehele bisdom had zich daar verzameld en ontving hem op een schitterende wijze met een lange processie, de relikwieën voorop zoals het hoorde. Toen de hooggeachte Servaas hen naderde, knielden ze voor hem op de grond. Groot en klein begroette hem liefdevol en heette de heilige prediker welkom. Schreiend hieven ze het HosannaGa naar eind116 aan. Iedereen plengde tranen van vreugde én verdriet. <1,26l8> De zuivere Servaas had medelijden met hun verdriet, maar hij kon hen niet bijstaan. De heilige afgezant keerde zich naar het oostenGa naar eind117 en bad tot God. Daarna zei hij de in gebed verzonken menigte die hem liefdevol aanschouwde, op te staan, en vervolgens boog hij voor God en de heiligen. Van smart en ontroering kon hij geen woord uitbrengen. Gloeiende tranen stroomden over zijn gezicht en lange baard. Zijn onderdanen riepen hem toe: - ‘Heer, u bent niet alleen een vertrouweling Gods, maar ook onze vader en geestelijk leidsman. Waarom was u zo kwaad, dat u ons zo buitengewoon lang in rouw en angst hebt laten zitten? Wij zijn toch uw ontheemde, onbeschermde wezen; we konden u niet missen en uw gramschap deed ons verdriet.’ Sint Servaas antwoordde daarop: - ‘Dierbare kinderen, voor jullie onderging ik veel rampspoed, grote bezorgdheid, diepe droefenis en grote inspanningen vanaf het moment dat ik jullie niet meer zag; dat heeft zijn sporen nagelaten. Omwille van jullie ziel en zaligheid heb ik veel geleden: ik heb een bezoek gebracht aan het graf van Sint Petrus in Rome, barrevoets, met pelgrimstas en -staf; voor jullie en jullie stad verzocht ik, nee smeekte ik Petrus mij te helpen jullie bij
Het beeld van Servatius in de Servaaskerk, vijftiende eeuw.
| |
[pagina 72]
| |
God vrij te pleiten, opdat Hij jullie zou redden. Petrus liet mij weten, dat dát helaas niet het geval kan zijn, omdat jullie onrecht en jullie gramschap zwaarder wogen dan mijn gebed en mijn inspanningen; daarom wilde God mijn gebed ten behoeve van jullie niet verhoren.’ <1,2672> Hij vervolgde: - ‘Mijn dierbare vrienden, het is niet anders, maar Gods wil geschiede. Nu zal ik jullie de waarheid openbaren die ik tot nu toe verzwegen heb. De engel had jullie in mijn zorgen aanbevolen: ik zou jullie geestelijke verzorger zijn en jullie de weg naar het hemelse rijk wijzen. Dat had ik graag gedaan, maar jullie wilden niet luisteren en sloegen mijn raadgevingen in de wind. Jullie zonden en andere misstappen zijn God ter ore gekomen en voor Zijn rechterstoel gebracht; die zonden hebben jullie ten verderve gevoerd, terwijl jullie eerst uitzicht hadden op de eeuwige zaligheid. Jullie stad is verdoemd: zij heeft haar goede naam verspeeld en zal moeten boeten. Dit alles treft mij zwaar.’ Aldus sprak de vertrouweling Gods. <1,2694> - ‘Ik mag noch kan u op enigerlei wijze hulp bieden,’ ging de heilige man verder. ‘Doe met een rein gemoed een dringend beroep op de vaderlijke liefde van de allerhoogste God - want Hij is ook voor jullie mens geworden -, opdat Hij Zijn grote woede verzacht omwille van Zijn Moeder en hetgeen zij voor Hem deed en omwille van de gebeden van alle heiligen. Moge Hij Zich ontfermen over de ootmoedige en zuivere zielen en hun genadig wezen, hoe het ook met jullie lichamen moge gaan. De stad zal echter ten onder gaan; niemand kan dat onheil afwenden: God zal dat niet toestaan. Hij wil haar verwoesten, omdat jullie niet wilden luisteren, noch naar mij, noch naar een van Zijn andere vrienden die jullie daartoe aanspoorden. Besef daarom terdege dat de stad veroordeeld is vanwege de misdaden der mensen. Daartegen valt niets te doen, zoals zal blijken; het zal steeds slechter met haar gaan: tot de Dag des Oordeels zal ze Gods straf niet te boven komen,’Ga naar eind118 sprak de heilige priester. <1,2727> - ‘Mijn heer, Sint Petrus, heeft me echter de macht gegeven om iedereen te helpen, op de goede weg te leiden en als pleitbezorger voor Gods rechterstoel bij te staan, mits hij of zij een christelijk leven wil leiden en dankzij Gods genade mijn raad wil opvolgen. Ik ben er stellig van overtuigd dat Sint Petrus mij dezelfde macht heeft gegeven als die welke hij van God gekregen heeft, opdat ik zou kunnen binden en ontbinden.Ga naar eind119 Het bewijs zal ik jullie tonen.’ Ten aanschouwen van allen haalde hij de sleutel te voorschijn en hief die met zijn hand hoog op. - ‘Dames en heren, zie hier het tastbare bewijs.’ Om het te staven liet hij hun de sleutel van hemels vakwerk zien. Die sleutel gaf Sint Petrus hem, toen Servaas diens eerbiedwaardige graf bezocht in diens kerk te Rome. - ‘Mijn dierbare vrienden,’ sprak Sint Servaas, ‘jullie moeten mijn woorden geloven.’ <1,2758> | |
Servaas' definitieve vertrek uit TongerenDaarna sprak de trouwe afgezant: - ‘Wat Sint Petrus mij namens God heeft bevolen en opgedragen, zal ik jullie allen - mannen en vrouwen - vertellen: ik kan hier niet blijven: God staat me dat niet toe. Ik moet naar Maastricht gaan, naar de eenvoudige cel waar ik eerder verbleef. Met mijn gezellen zal ik daarheen trekken om er mijn leven te beëindigen en het eeuwige leven binnen te treden. Daar moet mijn lichaam aan moeder aarde worden teruggegevenGa naar eind120 en daar zal ik verheven worden.’ <1,2776> Andermaal sprak de vriend Gods ten aanhoren van allen: - ‘Mijn lieve vrienden, na vandaag zult u mij niet meer levend zien.’ Zodra de vriend Gods, de heilige Sint Servaas, deze verschrikkelijke boodschap had geopenbaard, begonnen allen te weeklagen, te jammeren en groot misbaar te maken: men weende, schreide, klaagde, zuchtte en wrong zich de handen; uit droefenis pijnigden ze hun lichaam. Mannen noch vrouwen wisten maat te houden. De tranen liepen als regendruppels uit hun ogen op hun kleren. Er was niets aan te doen: ze weeklaagden om de komende ellende, want een ieder was bang voor de ijselijke dood. Ze waren er allen van doordrongen dat er geen | |
[pagina 73]
| |
Altaar in de O.L. Vrouwekerk van Tongeren, met beelden van de tien bisschoppen van Tongeren.
| |
[pagina 74]
| |
redding mogelijk was: hun stad zou voor altijd te gronde gericht worden vanwege de zonden der mensen. <1,2804> Ik geloof niet dat er ooit ter wereld zoveel droefenis tentoongespreid werd. Sint Servaas schreide en alle aanwezigen - arm en rijk - maakten misbaar, opdat God en de heilige Maagd Maria erbarmen met hen zouden hebben. Hun geween was zo hevig, dat God het hoorde: welwillend luisterde Hij naar het gejammer van Zijn zuivere getrouwen. Toen men weer enigszins gekalmeerd was, hernam Sint Servaas het woord en sprak tot zijn leerlingen, de treurende Tongenaren: - ‘Mijn allerliefste vrienden, u moet niet bedroefd zijn om hetgeen ik u nu ga vragen. Ik doe dat immers voor uw eigen ziel en zaligheid en als beloning voor hetgeen ik voor u heb gedaan. Dus sta me dit verzoek toe.’ <1,2832> Vanwege hun droefenis konden ze de trouwe Sint Servaas, de dienaar Gods, nauwelijks antwoorden. Hete tranen stroomden uit hun ogen. Maar tenslotte zeiden ze hem diep bedroefd: - ‘Heer, u hoeft het ons niet te verzoeken. Vraag wat u wilt, en wij zullen u in alles ten dienste staan.’ Dat zeiden ze vol overtuiging. Daarop antwoordde de vriend Gods: - ‘Uit naam van Gods Zoon verzoek ik u omwille van het eeuwige heil het volgende, en ik ben me ervan bewust dat ik u nog nooit zoveel gevraagd heb. Hier in deze stad zijn vele kostbare relikwieën. Laat mij die in Gods naam meenemen, opdat ze behouden blijven en de Hunnen ze hier niet aantreffen en kunnen schenden. Help me: het zal u hier en in het hiernamaals ten goede komen.’ Iedereen, van hoog tot laag, jong en oud, antwoordde: - ‘Heilige bisschop, lieve heer, doe wat u goeddunkt: wij zullen u bijstaan.’ <1,2866> Nadat de heilige man aldus van de Tongenaren toestemming had gekregen en ze beloofd hadden te doen wat hij had gevraagd, nam hij de stoffelijke resten van de bisschoppen die daar eerder gezeteld hadden. Deze heilige, eerbiedwaardige en rechtzinnige leraren waren daar ter aarde besteld. Servaas liet hun gebeenten opgraven en nam ze mee. Hetzelfde deed hij met de overblijfselen die in gouden of zilveren reliekhouders waren gevat. Het betrof de stoffelijke resten van de heilige bisschoppen Sint Valentinus, Sint Navitus, Sint Severinus, Sint Metropolus, Sint Marcellus, hun metgezel Sint Florentinus, ene Sint Martinus en een zekere Sint Maximinus.Ga naar eind121 Talloze andere kostbare relikwieën en kruisen én de bisschoppelijke waardigheidstekenen die de goede Sint Servaas in de kerk aantrof, nam hij mee, met toestemming van de Tongenaren. <1,2896> Toen de edele Sint Servaas met zijn gezelschap uit Tongeren vertrok, bad hij met geheven handen tot de waarachtige God Wiens almacht hij erkende: - ‘Heiland, U hebt me naar dit land gezonden; ik heb er nooit spijt van gehad. U had me de zorg over dit bisdom opgedragen, maar ik mag het niet meer bijstaan en onderwerp me aan Uw gebod. Wat u mij had opgedragen, zowel de heerschappij als de mensen, beveel ik nu in Uw genade aan. U weet wat U moet doen; Uw wil geschiede, maar heb erbarmen met hen: neem deze zielen in Uw heerlijkheid op.’ Deze smeekbeden richtte Servaas tot God. <1,2918> Er viel niets meer te zeggen en de goede Sint Servaas vertrok onder aanhoudend luid geweeklaag van mannen en vrouwen. Wenend spraken zij: - ‘Vader en heer, ontferm u over uw kinderen die hier in grote ellende achterblijven. Wat is ons leven nog waard, nu u ons gaat verlaten? We stonden u immers allen ten dienste.’ Ze hieven hun handen ten hemel en baden God om genade, maar hun smeekbeden kwamen te laat. Wenend en schreiend dromde jong en oud aan alle kanten rond Sint Servaas samen; men nam hem beet, omklemde zijn benen, hing aan hem en kuste zijn kleren, voeten en handen. Hun grote droefenis was echter vergeefs, want de goede Sint Servaas moest zijns weegs gaan; om hun geweeklaag kon hij dat niet nalaten. De relikwieën, de kerkelijke ornamenten en de kleren waarin hij begraven wilde worden, liet hij meevoeren. <1,2956> Terstond vertrok hij. Jong en oud betreurde dat; ze waren kwaad omdat zij niet mee mochten. De zwakke medeburgers klommen | |
[pagina 75]
| |
Afbeeldingen van het Servatiusschrijn, de Noodkist, het pronkstuk in de Schatkamer van de Servaaskerk uit de tweede helft van de twaalfde eeuw. Tekening boven is uit 1912; de foto onder dateert uit ca. 1880.
| |
[pagina 76]
| |
Het overbrengen van de relieken van Tongeren naar Maastricht (Blokboek van Sint Servaas).
op de muren en de hoge torens om hem maar te kunnen zien. De heilige Sint Servaas reisde net zolang tot hij moe was. Aldus bereikte hij een mooie plek waar de almachtige God hem veel eer bewees. Toen de heilige man, de trouwe dienaar Gods, wilde rusten, kwam de grond omhoog, precies op de plaats waar de eerwaarde Sint Servaas wilde gaan zitten. Dit stemde al zijn reisgenoten tot grote vreugde. Over dat grote wonder verheugde zich niet alleen Sint Servaas zelf, maar ook al de anderen, zowel leken als geestelijken: God toonde Zijn almacht door de grond te vormen alsof er een bed was klaargemaakt.Ga naar eind122 Toen de heilige en geëerde Sint Servaas erop ging liggen en zijn hoofd te ruste wilde leggen, verhief zich een graszode om als kussen te dienen voor hem aan wie God Zijn genade deed toekomen. Ofschoon het winter was, ontsproten bloemen en gras aan de aarde die door Gods genade opgerezen was en waarop de edele Sint Servaas zich te ruste had gelegd. De vriend Gods zei daarom met luide stem tot de aanwezigen: - ‘Mijn dierbare vrienden, met vreugde kan men ondergeschikt zijn aan God, Onze Heer in de hemelen, want Hij, de almachtige en rechtvaardige Heer, is onze lof waardig; Hij verzorgt Zijn arme dienaar goed en voorziet hem van alle gemakken.’ Oprecht vervolgde hij: - ‘God is genadig en goed. Wie Hem onderdanig is, zal zeker worden beloond; Hij schenkt Zijn volgelingen vreugde na rouw; wie Hem trouw zijn, zullen Zijn goedheid ondervinden; na armoede zal rijkdom en na gedane arbeid zal rust hun deel zijn.’ <1,3022> De heilige man sprak voorts: - ‘Zalig hij, die het opmerkt. In velerlei opzicht kan men Gods heerschappij, genade en macht herkennen. U ziet hoe de ijzige winter de aarde heeft bevroren en haar vruchten heeft verwoest en vernietigd. Maar zodra de winter verdwijnt, zal de lente met open armen ontvangen worden en alle schepselen zullen zich daarover verheugen, elk op zijn eigen wijze. Een ieder die op God vertrouwt en zich in Zijn Naam moeite getroost, geeft Hij grote rijkdom, namelijk een woning in de | |
[pagina 77]
| |
hemelen en oneindige, eeuwigdurende vreugde; wie dit niet begeert, is dwaas.’ <1,3044> Na deze woorden ging Servaas liggen om te rusten. Maar niet voor lang: hij vertrok vervolgens naar Maastricht, vergezeld van een grote schare mensen die met oprechte bedoelingen waren meegegaan. Maar de huichelaars en kwaadaardigen, die -gedreven door spot - lichtzinnig vanuit Tongeren waren meegekomen, bleven slapend achter tot Sint Servaas zover van hen verwijderd was, dat zij niet meer wisten waar hij heen was gegaan. Het ongelovige volk was ongehoorzaam en de eerwaarde Sint Servaas maakte zich niet druk om hen. <1,306l> De plek waar de aarde werd opgeheven, bestaat nog steeds - zoals men zelf kan zien - en zal tot de Dag des Oordeels niet bebouwd worden. Uit eerbied zal zich niemand daar vestigen, noch ploegen, zaaien of maaien. Zouden de mensen nog meer eerbied tonen, dan zouden ze er goed aan doen op die plek een kerk te bouwen. <1,3074>
Toen de goede Sint Servaas in Maastricht aangekomen was en er de relikwieën gebracht had, liet hij - doelbewust en door God geïnspireerd - een crypte bouwen in de gewijde kerk. Daar plaatste hij de heilige voorwerpen om ze veilig te bewaren. De door God gezegende Servaas gaf aanwijzingen voor dit alles. <1,3085> | |
Servaas' dood en begrafenisKorte tijd later vernam hij van Godswege, dat zijn levenseinde naderde.Ga naar eind123 Daarin berustte hij, want God zou hem zijn arbeid ruimschoots vergoeden wanneer hij dit ellendige leven binnen afzienbare tijd zou verlaten. Dat liet hij weten aan wie hij maar wilde. <1,3094> Zodra zijn vrienden dit vernomen hadden, kwamen zij, Gods dienaren en knechten, naar hem toe, precies op de dag dat deze vriend Gods het loon zou ontvangen dat voor hem was bereid in het koninkrijk der hemelen. Over zijn lichamelijk leed wilde hij zich toen niet beklagen. Hij onderwees de mensen getrouw
Blik in de crypte (ca. 1965) door architect Cuypers in 1881 hersteld (boven); bezoek van prins Claus aan de nieuwe schatkamer onder deskundige leiding van schatbewaarder S. Tagage, 24 october 1986 (onder).
| |
[pagina 78]
| |
Sterfbed van Servatius met boven twee engelen die een kleed over hem heen leggen (Blokboek van Sint Servaas).
hoe zij voor hun zielen Gods Rijk en de hemelse gelukzaligheid zouden kunnen verwerven. Bij zijn prediking was het een drukte van belang. Nadat hij de mis opgedragen had ter ere van de almachtige God, verscheen de engel, de boodschapper Gods, rechts naast hem en liet hem weten dat zijn einde naderde, wat hij - door Gods genade geïnspireerd - ernstig opnam. Hij was zeer bezonnen: de vreugde deed zijn krachten toenemen en hij vergat zijn leed. Zijn woorden klonken welluidender en hij sprak tot drie uur 's middagsGa naar eind124 meeslepend over God. Daarvoor zij God geloofd. Op hetzelfde tijdstip dat Jezus, hangend aan het kruis, de geest gaf,Ga naar eind125 stierf de heilige dienaar Gods op de dertiende mei, zoals men in zijn vita kan lezen; dat kan ik u naar waarheid meedelen. Hart, ziel en ogen richtte hij tot de waarachtige God; rein, kuis en oprecht beëindigde de heilige man zijn leven. Hiermee ging in vervulling wat Sint Servaas steeds begeerd had. Op het moment dat zijn ziel ten hemel steeg, kwam boven Maastricht vanuit de hemel een zeer helder en schitterend licht, net als een bliksemschicht. Het hemelse licht bleef zeker drie uur lang schijnen.Ga naar eind126 Er was vreugde, maar ook geweeklaag. De zieken die dat hoorden, vonden hulp en troost, nadat ze hoopvol waren komen toelopen: zij werden waarachtig van al hun leed verlost. Dit durf ik openlijk te zeggen; want ik weet dat wat ik verteld heb, waar is. <1,3157> Toen de goede Sint Servaas aldus met helder licht verscheiden was, lieten zijn vrienden, die daar in Gods naam verzameld waren, het heilige en eerwaardige lichaam zeven dagen boven de grond staan en begroeven het op de achtste dag.Ga naar eind127 Men kon op die plaats vele mooie wonderen waarnemen; kostbare geschenken werden gegeven toen de heilige en zuivere man in zijn graf gelegd werd en met hem het gebeente dat hij uit Tongeren had meegebracht. God zorgde goed voor hem en zijn metgezellen: de engel bedekte die met een kostbaar kleed. Ik ben ervan overtuigd, dat dat gebeurde om hem te verheffen vanwege zijn rijke, geestelijke leven. <1,3180> Er vonden gedenkwaardige wonderen plaats. Zodra men het bericht hoorde, trokken er grote menigten heen, in de hoop op | |
[pagina 79]
| |
Doodskleed afkomstig uit de Noodkist van Sint Servatius; reconstructie door M. Flury-Lemberg met steun van de Abegg-Stiftung te Bern (Schatkamer Sint-Servaaskerk).
| |
[pagina 80]
| |
Bezoek van Paus Johannes Paulus II en bisschop J. Gijsen aan het graf van Sint Servaas, 14 mei 1985 (Polo Persbureau Widdershoven).
| |
[pagina 81]
| |
genade, zoals heden ten dage nog steeds gebeurt. Een ieder die naarstig genade zocht, vond die ook. In die tijd, maar ook later, liet God menig wonder geschieden: stommen, blinden, doven, zieken, lammen, bezetenen en waanzinnigen bezochten het graf van Sint Servaas, en wie vol overgave smekend en in oprecht geloof kwamen, gaf God gezondheid. Zalig was zijn leven en zijn dood. <1,3201> | |
EpiloogGa naar eind128Laten wij bidden tot God dat Hij ook ons zulke genade en kennis schenkt: Hij zond de heilige prediker Servaas vanuit Jeruzalem in het Heilige Land naar zijn volk in Lotharingen. Moge Hij toestaan dat de goede Sint Servaas, die immers Zijn neef, dienaar en boodschapper was, onze voorspreker moge zijn voor Hem, de Koning der Hemelen, opdat Hij op liefdevolle wijze aan ons wil denken en naar ons wil kijken. Mogen wij veelvuldig Sint Servaas' trouw genieten en dusdanig boeten voor onze zonden en ons leven aldus beteren, dat God ons Zijn genade, koninkrijk en eeuwige vreugde schenkt, samen met Zijn vertrouwelingen. Moge dat ons allen ten deel vallen! Amen. <1,3224> Laten we nu de onberispelijke afgezant Sint Servaas vragen vurig tot God te bidden ten behoeve van zijn dienaar Hendrik die zijn vita op rijm zette, de betekenis ervan verduidelijkte, de leken onderrichtte en God eerde. Omdat hij al lang Servaas tot patroonheilige had verkoren, deed hij niets liever dan dat. Hij schreef dit ook op uitdrukkelijk verzoek van de gravin van Loon, zijn vrouwe.Ga naar eind129 Ook heer Hessel, de koster, drong er onophoudelijk bij hem op aan: heer Hessel was een sieraad voor de ‘hoofdstad’ van Sint Servaas en eerde hem met hart en ziel, zo goed hij kon. Moge Gods Zoon en Sint Servaas zowel hen die Hendrik erom vroegen en hulp verleenden, als allen die het behaagde, verlossen en vrijmaken van al hun zonden en hun ziel rust en het eeuwige leven geven. Amen. <1,3254>
Postzegel gewijd aan Sint Servaas ter herdenking van zijn 1600e sterfdag, uitgegeven in mei 1984.
| |
[pagina 82]
| |
Hendrik van Veldeke, miniatuur uit het Heidelbergse liederenhandschrift.
|
|