meestal tussen de vier en vijf voet lang, maar evenredig van ledematen. Zij hebben een breed aangezigt, dikke, ronde wangen, kleine zwarte oogen, grooten mond, kleinen neus en omgekrulde lippen. Hun dik hoofd is met lang zwart haar bedekt. De mannen dragen bijna geenen baard, daar zij denzelven zoo veel mogelijk uittrekken. Zij hebben eenen donkergraauwen huid, met roode wangen. De kinderen worden echter blank geboren; maar door het menigvuldig gebruik van traan, olie en vet, alsmede door hunne aangeborene morsigheid, daar zij zich zelden of nooit reinigen, wordt de kleur van hun vel zoo donker.
Alexis en Iwan bezochten de woningen dezer menschen, maar dezelve geleken meer naar rookholen dan naar huizen. Ook heerschte aldaar een zoo walgelijke reuk naar vet, traan en rook, dat het er voor hen niet uit te houden was. De voorname Groenlanders wonen echter des zomers in tenten, die van vier tot tien huisgezinnen bevatten.
De Groenlanders leven in eene soort van vrijheid en onafhankelijkheid, zonder beschrevene wetten, en naar de oude, aartsvaderlijke zeden.
De voornaamste middelen van bestaan zijn de jagt en de visscherij, terwijl de vrouwen, die er smerig en onaangenaam uitzien, de hutten bouwen, het leder looijen, de rendieren verzorgen, de kleederen vervaardigen, de spijzen gereed maken enz. Hun voedsel bestaat bijna uitsluitend in zeevisch, welke met traan toebereid wordt.
Het karakter van dit volkje is eene vermenging van goedhartigheid en domme trotschheid. Zij schijnen geene neiging tot buitensporigheid te hebben, maar zijn vrolijk, somtijds luidruchtig, en tevreden met hunnen toestand. Zij zijn niet gierig, maar ligtgeloovig en spoedig wanhopend.
De kleederen van de lagere klasse bestaan in rendieren- en robbenvellen en vederen, terwijl de rijken met wollen-, linnen- en katoenenstoffen vrij goed gekleed gaan.
Alexis en Iwan hadden weinig trek om bij dit volk te gast te gaan, daar de bereiding der spijzen zoo morsig toegaat, als al hunne andere bezigheden, waarbij zij