Nº 87. – Vertrek van het eiland.
Al deze voorbereidende schikkingen gemaakt zijnde, namen zij afscheid van het eiland, aan hetwelk voor hen zoo vele treffende herinneringen verbonden waren. Met bewogene harten en oogen vol tranen herdachten zij al de ellende en de menigvuldige gevaren, die zij aldaar hadden moeten verduren; zij vielen op de kniën, en dankten de goddelijke Voorzienigheid voor de hulp hun onophoudelijk bewezen, en voor al de weldaden, die zij in hunnen hopeloozen toestand gedurig ontvangen hadden, roepende uit grond huns harten uit:
‘Groote God! uwe magt en goedheid zijn grenzeloos! Waar wij onze oogen wenden, ontmoeten wij uwe onverdiende weldaden. Zonder uwe bijzondere hulp waren wij reeds lang in kommer en ellende omgekomen. Gij hebt ons door den bitteren lijdenskelk beproefd, maar daarbij de kracht verleend om uwe kastijdingen te dragen. Ontvang voor dit alles, o God! onzen eeuwigen dank! Het lijden zelfs, dat Gij ons opgelegd hebt, is eene weldaad voor ons geworden. Gij hebt ons daardoor van onze laatdunkendheid genezen, en ons overtuigd, dat aller lot in uwe handen is, en dat al het doen en laten der menschen ijdel zijn zonder uwe