Nº 83. – Vervolg van het verhaal van den kapitein.
Intusschen woedde de storm nog met dezelfde hevigheid voort, terwijl de hemel als met een donker floers overtrokken was, de koude was echter eenigzins minder.
Toen den volgenden morgen de dag aanbrak, kon men zelfs met den verrekijker Spitsbergen niet ontdekken.
Eindelijk bedaarde de wind, en de lucht helderde op. Het schip bleef echter nog vast in het ijs zitten, waardoor wij in eenen beklagenswaardigen toestand bleven. Dan daar wij eene goede boot aan boord hadden, werd er besloten, om dezelve vol levensmiddelen te laden, en die dan over het ijs naar zee te brengen, om alzoo naar Spitsbergen te zeilen, en de drie vrienden aldaar op te zoeken.
Dien gevaarlijken togt wilde ik echter niet ondernemen, zonder al mijn volk daarover geraadpleegd te hebben, ik riep de manschappen daarom in de kajuit te zamen, en sprak hen aldus aan:
‘Mijne vrienden! onze omstandigheden worden van dag tot dag gevaarlijker; intusschen zijn wij aan ons zelven verpligt alles in het werk te stellen, wat dienen kan, om ons leven te redden. Laat ons dan den moed niet laten zinken, maar op God vertrouwen, die alleen redden kan als alle menschelijke hulp vervlogen is, en daarbij de handen moedig aan het werk slaan.’
‘Wij zijn te zamen dertig personen, en hebben eene